Conclusie tot voeging niet gelijk te stellen met het instellen van de eis in de hoofdzaak ex. artikel 700 lid 3 Rv. Vordering niet tijdig ingesteld met als gevolg dat beslag vervallen is.
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 1 oktober 2002 in de zaak van:
1. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wandel Beheer B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wandel Bouwstoffen B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nieuwerkerk, gemeente Schouwen-Duiveland,
3. (eiser 3),
wonende te (woonplaats),
eisers,
procureur: mr. H. van Pijkeren,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Wandel Recycling B.V.,
gevestigd te Nieuwerkerk, kantoorhoudende te Zierikzee,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verstraeten Verbrugge Recycling B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Terneuzen,
gedaagden,
procureur: mr. C.H. Brinkman,
advocaat: mr. E.F. Verstraaten te Amsterdam.
1. Het verloop van het geding
Ter terechtzitting van 24 september 2002 hebben eisers - kort gezegd - gevorderd:
primair de gelegde conservatoire beslagen op te heffen, althans gedaagden te veroordelen de gelegde conservatoire beslagen op te heffen, subsidiair de conservatoire beslagen op te heffen tegen zekerheidstelling in de vorm van een bankgarantie tot een bedrag van € 100.000,--. Meer subsidiair hebben eisers gevorderd de conservatoire beslagen met uitzondering van het beslag op de loods, kantoor, opslagterrein, erf gelegen aan de (adres + vestigingsplaats) op te heffen en meer meer subsidiair hebben eisers gevorderd de gelegde beslagen op de aandelen en onroerende zaken in eigendom toebehorend aan eiser 3 op te heffen.
Tenslotte hebben eisers gevorderd gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding.
Gedaagden hebben verweer gevoerd.
Na verder debat is vonnis gevraagd.
De inhoud van de overgelegde processtukken, waaronder pleitnota's en producties zijdens beide partijen, geldt als hier ingelast.
2.1. Van Gansewinkel West B.V. heeft op 2 juni 1998 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Wandel Recycling B.V.
2.2. In deze overeenkomst is onder meer opgenomen dat de overeenkomst door ieder der partijen kan worden ontbonden indien de zeggenschap over de wederpartij aan wie wordt opgezegd in belangrijke mate komt te berusten bij anderen dan degenen die deze had bij het aangaan van deze overeenkomst, zonder dat de ontbindende partij gehouden is tot enige schadevergoeding.
2.3. Indien de overeenkomst om voornoemde reden wordt ontbonden door Van Gansewinkel heeft zij het recht om de overslaghal en het omliggende terrein (exclusief de puininrichting) in eigendom over te nemen tegen de waarde van de onroerende zaak op dat moment.
2.4. Op 1 december 1999 zijn de statuten van Wandel Recycling B.V. gewijzigd en is de naam veranderd in Wandel Bouwstoffen B.V. De aandeelhouder van Wandel Recycling B.V. was A.W. Wandel Holding B.V.
2.5. Op 1 december 1999 zijn ook de statuten van A.W. Wandel Holding B.V. gewijzigd. Onder meer is de naam gewijzigd in Wandel Recycling B.V.
2.6. Bij overeenkomst d.d. 9 november 2000 heeft Wandel Beheer B.V. haar aandelen in Wandel Bouwstoffen B.V. verkocht aan Verstraeten en Verbrugge.
2.7. Bij brief d.d. 10 mei 2001 heeft Van Gansewinkel West de onder 2.1. genoemde overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden omdat volgens haar zeggen de zeggenschap over de oorspronkelijke Wandel Recycling B.V. - thans Wandel Bouwstoffen B.V. - in belangrijke mate is komen te liggen bij anderen.
2.8. Van Gansewinkel heeft vervolgens een bodemprocedure aanhangig gemaakt strekkende tot levering van het onder 2.3. genoemde terrein. Zij heeft daartoe Wandel Bouwstoffen B.V., Wandel Recycling B.V. en eiser 3 gedagvaard.
2.9. Wandel Recycling B.V. heeft vervolgens - na daartoe te zijn toegelaten door de rechtbank - in vrijwaring opgeroepen Wandel Beheer B.V, Wandel Bouwstoffen B.V. en eiser 3.
2.10. Bij conclusie d.d. 21 augustus 2002 heeft Verstraeten Verbrugge de rechtbank verzocht zich te mogen voegen in de vrijwaringsprocedure. De rechtbank zal daarover uitspraak doen op 18 oktober 2002.
2.11. Gedaagden hebben na daartoe verkregen verlof op 8 augustus 2002 conservatoir beslag doen leggen op:
- de aandelen die eiser 3 houdt in het kapitaal van Wandel Beheer B.V.;
- de aandelen die Wandel Beheer B.V. houdt in het kapitaal van Wandel Bouwstoffen B.V.;
- loods, kantoor, opslagterrein, erf, gelegen aan (adres + vestigingsplaats), in eigendom toebehorend aan Wandel Beheer;
Daarnaast hebben gedaagden conservatoir beslag doen leggen op de navolgende aan eiser 3 in eigendom toebehorende onroerende zaken:
- erf, opslagplaats gelegen aan de (adres + vestigingsplaats);
- bedrijfsloods aan de (adres + vestigingsplaats);
- bouwland aan de (adres + vestigingsplaats);
- huis, garage, tuin gelegen aan de (adres + woonplaats);
- geluidswal aan de (adres + vestigingsplaats);
- tuin gelegen aan de (adres + vestigingsplaats);
- schuur, erf gelegen aan de (adres + vestigingsplaats);
- het onverdeelde halve aandeel van de loods, erf gelegen aan de (adres + vestigingsplaats).
2.12. Aan het verzoek tot beslaglegging leggen gedaagden ten grondslag dat Wandel Beheer B.V. de garanties als opgenomen in de overeenkomst d.d. 9 november 2000 heeft geschonden, alsmede dat Wandel Beheer, Wandel Bouwstoffen B.V. en eiser 3 onrechtmatig hebben gehandeld jegens gedaagden. Eiser 3 omdat hij als directeur leiding heeft gegeven aan de handelingen die hebben geleid tot de procedure met Van Gansewinkel en Wandel Bouwstoffen en Wandel Beheer door hun medewerking aan de handelingen van eiser 3 te verlenen.
3.1. Eisers stellen een spoedeisend belang te hebben bij hun vorderingen.
Het door Verstraeten Verbrugge gelegde conservatoir beslag is volgens eisers vervallen omdat zij niet tijdig een eis in de hoofdzaak ex artikel 700 lid 3 Rv heeft ingesteld. De conclusie tot voeging kan niet als een dergelijke eis worden gezien. Eisers vorderen de doorhaling van het beslag toe te wijzen.
Daarnaast zijn eisers van mening dat de door gedaagde(n) gelegde conservatoire beslagen dienen te worden opgeheven omdat zowel de door Van Gansewinkel ingestelde procedure tegen Wandel Recycling B.V. als de door Wandel Recycling B.V. ingestelde vrijwaringsprocedure geen kans van slagen heeft. Eiser 3 heeft als bestuurder van de verschillende B.V.'s wellicht onhandig gehandeld, maar zeker niet onrechtmatig. Eiser 3 kan dan ook niet in privé aansprakelijk worden gesteld voor eventuele door gedaagde(n) geleden schade.
3.2. Gedaagden stellen dat de vorderingen voorzover ingesteld door Bouwstoffen B.V. dienen te worden afgewezen, omdat op vermogensbestanddelen van deze B.V. geen beslag is gelegd. Daarnaast betwisten gedaagden het spoedeisend belang van eisers bij hun vorderingen. Verstraeten Verbrugge betwist dat de conclusie tot voeging niet als een eis in hoofdzaak kan worden gezien.
Ten aanzien van de aanhangige bodemprocedure en vrijwaringsprocedure zijn gedaagden van mening dat het niet zeker is dat de daarin geformuleerde vorderingen zullen worden afgewezen door de rechtbank. Eisers hebben derhalve niet summierlijk de ondeugdelijkheid van de vordering van gedaagden aangetoond.
Ten aanzien van eiser 3 zijn gedaagden van mening dat eiser 3 door de handelingen die hij als bestuurder heeft verricht onrechtmatig heeft gehandeld jegens gedaagden en uit dien hoofde in privé aansprakelijk kan worden gesteld voor de door gedaagden geleden schade.
4.1. Uit hetgeen ter terechtzitting door eisers - Wandel Beheer b.v. en eiser 3 - is gesteld is voldoende aannemelijk geworden dat zij belang hebben bij hun vorderingen. Tengevolge van de gelegde conservatoire beslagen worden eisers belemmerd in hun bedrijfsvoering. Eisers zijn ontvankelijk in hun vorderingen.
4.2. De vorderingen voorzover ingesteld namens Wandel Bouwstoffen B.V. zullen worden afgewezen aangezien gedaagden geen beslag hebben gelegd op vermogensbestanddelen van deze B.V. en Wandel Bouwstoffen B.V. derhalve geen belang heeft bij de onderhavige vorderingen.
4.3. Ten aanzien van de stelling van eisers dat Verstraeten Verbrugge middels de conclusie tot voeging geen eis in hoofdzaak ex artikel 700 lid 3 Rv heeft ingesteld wordt het volgende overwogen.
Verstraeten Verbrugge heeft op 21 augustus 2002 een conclusie tot voeging in de vrijwaringsprocedure ingediend. Met voeging wordt bereikt dat de derde - in casu Verstraeten Verbrugge - zich schaart aan de zijde van één van beide partijen - in casu Wandel Recycling B.V. - en niet meer beoogt dan toewijzing van de vordering van de partij aan wiens zijde hij zich heeft gevoegd, in casu Wandel Recycling B.V. Een gevoegde partij heeft geen zelfstandig recht om nadat de voeging is toegelaten, de rechtsstrijd tussen de oorspronkelijke partijen uit te breiden door middel van het zelfstandig instellen van een eis.
Nu Verstraeten Verbrugge door zich te voegen aan de zijde van Wandel Recycling B.V. geen zelfstandig vorderingsrecht krijgt, betekent dit dat de conclusie tot voeging van Verstraeten Verbrugge niet gelijk te stellen is met het instellen van een eis in hoofdzaak ex artikel 700 lid 3 Rv. Op die manier wordt immers niet een vordering ingesteld, die ertoe strekt dat een voor tenuitvoerlegging vatbare veroordeling van Verstraeten Verbrugge wordt verkregen. Het voorgaande heeft tot gevolg dat Verstraeten Verbrugge niet binnen de in het verlof tot beslaglegging aangegeven termijn van 14 dagen na eerste beslaglegging een eis in hoofdzaak heeft ingediend. De ten name van Verstraeten Verbrugge gelegde beslagen zijn derhalve van rechtswege vervallen. De voorzieningenrechter zal de vordering dat Verstraeten Verbrugge de door haar gelegde beslagen zal doen doorhalen toewijzen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum worden gebonden.
4.4. Voor de beoordeling van het verdere geschil tussen eisers en Wandel Recycling B.V. zijn van belang de in het beslagrekest genoemde gronden voor het doen leggen van conservatoir beslag.
De grondslag voor beslaglegging ten laste van Wandel Beheer B.V. is onder meer gebaseerd op contractuele aansprakelijkheid. Wandel Beheer B.V. zou de in de overeenkomst d.d. 9 november 2000 opgenomen garanties niet correct zijn nagekomen tengevolge waarvan zij wanprestatie heeft gepleegd jegens Wandel Recycling B.V. Wandel Beheer B.V. heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door Wandel Recycling B.V. niet summierlijk de ondeugdelijkheid van de vordering van Wandel Recycling B.V. aangetoond. Gelet op de door Van Gansewinkel aanhangig gemaakte bodemprocedure tegen onder meer Wandel Recycling B.V. valt niet uit te sluiten dat Wandel Recycling B.V. schade heeft geleden waarvoor Wandel Beheer B.V. gelet op de overeenkomst d.d. 9 november 2000, aansprakelijk zou kunnen worden gehouden.
Om die reden kan het conservatoir beslag voor zover dat is gelegd ten laste van Wandel Beheer B.V. niet worden opgeheven, ook niet door het stellen van zekerheid van
€ 100.000,-- zoals door eisers subsidiair is gevorderd. Weliswaar kan worden getwijfeld of Wandel Recycling B.V. bij een vonnis waarin de vordering van Van Gansewinkel wordt toegewezen, de schade zal lijden die zij stelt te lijden, namelijk een bedrag van
€ 3.000.000,--, maar thans kan niet worden vastgesteld tot welk bedrag Wandel Recycling B.V. dan wel schade zou lijden. De vordering tot opheffing van het ten laste van Wandel Beheer B.V. gelegde conservatoire beslag dient te worden afgewezen.
4.5. Blijkens het beslagrekest is de grondslag voor het doen leggen van beslag op de aandelen en onroerende zaken van eiser 3 gebaseerd op de stelling, dat eiser 3 door als directeur leiding te geven aan handelingen die hebben geleid tot de procedure met Van Gansewinkel, onrechtmatig heeft gehandeld jegens Wandel Recycling B.V. en daarvoor in privé aansprakelijk kan worden gesteld.
Uit hetgeen ter terechtzitting is gesteld en aan stukken is overgelegd is onvoldoende summierlijk aannemelijk geworden dat naast een eventuele contractuele aansprakelijkheid van de vennootschap ook nog een vordering uit onrechtmatige daad op eiser 3 in privé bestaat. Het enkele feit dat eiser 3 in zijn hoedanigheid van directeur c.q. bestuurder van Wandel Beheer B.V. leiding heeft gegeven is onvoldoende om hem in privé aansprakelijk te kunnen stellen voor eventuele door Wandel Recycling B.V. geleden schade. Zoals eiser 3 ter terechtzitting heeft gesteld, heeft hij wellicht onhandig gehandeld met onder meer de naamswijzigingen van de besloten vennootschappen. Daaruit valt echter geen gedraging af te leiden die zou kunnen leiden tot een onrechtmatige daad jegens Wandel Recycling B.V.
De ten laste van eiser 3 gelegde beslagen zullen derhalve worden opgeheven.
4.6. Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
- wijst de vorderingen van Wandel Bouwstoffen B.V. af;
- gelast Verstraeten Verbrugge de ten gunste van haar en ten laste van Wandel Beheer B.V. en eiser 3 gelegde conservatoire beslagen door te halen, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,-- voor iedere dag dat Verstraeten Verbrugge in gebreke blijft om aan de veroordeling te voldoen, maar tot een maximum van € 100.000,--;
- heft op de door Wandel Recycling B.V. ten laste van eiser 3 gelegde conservatoire beslagen;
- veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van eisers begroot op € 323,36 wegens verschotten en € 900,-- wegens procureurssa-laris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.