ECLI:NL:RBMID:2002:AE9257

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/000097-02
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met verminderde toerekeningsvatbaarheid en bijzondere omstandigheden bij strafmaat

In deze zaak heeft de rechtbank Middelburg op 23 oktober 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van doodslag. De verdachte heeft zijn echtgenote om het leven gebracht door haar meermalen met haar hoofd op de vloer te slaan en haar keel door te snijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het subsidiair tenlastegelegde werd wel bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die sterk verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht ten tijde van het delict, als gevolg van een dissociatieve stoornis en psychotische waanvorming. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte strafbaar is, maar dat de ernst van de geestelijke toestand van de verdachte een belangrijke factor is bij de bepaling van de strafmaat.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de vader van het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 3.086,60 voor de kosten van lijkbezorging. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in acht genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn geestelijke toestand, een gevaar voor de maatschappij vormt en dat behandeling in een gesloten setting noodzakelijk is.

Uitspraak

Doodslag; verminderde toerekeningsvatbaarheid en bijzondere omstandigheden bij bepaling strafmaat.
RECHTBANK MIDDELBURG
sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/000097-02
Datum uitspraak: 23 oktober 2002
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: n.v.t.
Datum voorlopige hechtenis: 25 april 2002
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
(verdachte),
geboren op (geboortedatum + -plaats),
wonende te (adres + woonplaats),
gedetineerd in de penitentiaire inrichting "De IJssel" te Krimpen aan de IJssel,
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. J.L.M. Burlet,
advocaat te Oostburg.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 oktober 2002.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. van Es en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en dat hij ter zake van het subsidiair tenlastegelegde, en rekening houdende met het op de terechtzitting erkende ad informandum gevoegde strafbare feit, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (naam benadeelde partij) heeft de officier van justitie gevorderd dat deze zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.086,60, alsmede dat aan verdachte zal worden opgelegd de schadevergoedings-maatregel tot een bedrag van € 3.086,60 ten behoeve van de benadeelde partij (naam benadeelde partij).
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt. Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 april 2002 te (plaatsnaam), opzettelijk en met voorbedachten rade (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die (naam slachtoffer) tegen de grond en/of tegen een muur geslagen en/of die (naam slachtoffer) met een hamer, althans met een hard voorwerp, op het hoofd geslagen en/of gestompt en/of die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd geschopt en/of getrapt, in elk geval meermalen, althans eenmaal hevig botsend geweld uitgeoefend op en/of tegen het hoofd van die (naam slachtoffer) en/of (vervolgens) die (naam slachtoffer) met een mes de keel doorgesneden, althans (een) snijbeweging(en) over en/of langs en/of in de keel en/of de hals van die (naam slachtoffer) gemaakt, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden;
art. 289 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 april 2002 te (plaatsnaam), opzettelijk (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die (naam slachtoffer) tegen de grond en/of tegen een muur geslagen en/of die (naam slachtoffer) met een hamer, althans met een hard voorwerp, op het hoofd geslagen en/of gestompt en/of die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal tegen het hoofd geschopt en/of getrapt, in elk geval meermalen, althans eenmaal hevig botsend geweld uitgeoefend op en/of tegen het hoofd van die (naam slachtoffer) en/of (vervolgens) die (naam slachtoffer) met een mes de keel doorgesneden, althans (een) snijbeweging(en) over en/of langs en/of in de keel en/of de hals van die (naam slachtoffer) gemaakt, tengevolge waarvan voornoemde (aam slachtoffer) is overleden.
art. 287 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 13 april 2002 te (plaatsnaam), opzettelijk (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal (met kracht) het hoofd van die (naam slachtoffer) tegen de grond en/of tegen een muur geslagen
en/of die (naam slachtoffer) met een hamer, althans met een hard voorwerp, op het hoofd geslagen en/of gestompt en/of die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal tegen het
hoofd geschopt en/of getrapt, in elk geval meermalen, althans eenmaal hevig botsend geweld uitgeoefend op en/of tegen het hoofd van die (naam slachtoffer) en/of (vervolgens) die (naam slachtoffer) met een mes de keel doorgesneden, althans (een) snijbeweging(en) over en/of langs en/of in de keel en/of de hals van die (naam slachtoffer) gemaakt, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen-verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Het psychiatrisch rapport d.d. 13 augustus 2002 omtrent de verdachte houdt als conclusies van de psychiater dr. J. van Borssum Waalkes onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene pleegde de feiten in gedepersonaliseerde toestand (dissociatieve stoornis) en waarschijnlijk op grond van psychotische waanvorming. Betrokkene kon niet meer in voldoende mate beschikken over een adequate wilsfunctie. Er is sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Betrokkene was mijns inziens sterk verminderd toerekeningsvatbaar ten tijde van het plegen van de feiten.
Het psychologisch rapport d.d. 5 augustus 2002 omtrent de verdachte houdt als conclusies van de psycholoog drs. F.P.C. Zuidhof onder meer het volgende in - zakelijk weergegeven -:
Ten tijde van het hem ten laste gelegde was bij onderzochte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een psychotisch toestandsbeeld geluxeerd door stresserende omstandigheden alsmede dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de persoon in de zin van een gebrekkige frustratie-agressiehuishouding en een persoonlijkheidsstoornis. Onderzochte bevond zich verder in een partieel gedepersonaliseerde en partieel dissociatieve toestand. Onderzochte kan worden beschouwd als sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt het oordeel van de gedragsdeskundigen over en komt tot de conclusie dat verdachte het bewezenverklaarde feit in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Dat sluit zijn strafbaarheid echter niet uit.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- het hierna te noemen door de officier van justitie ter bepaling van de strafmaat naast de ten laste gelegde feiten op de dagvaarding vermelde en door de verdachte erkende (ad informandum gevoegde) feit;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag, een levensdelict dat tot de meest ernstige delicten in het strafrecht behoort. Hij heeft zijn echtgenote om het leven gebracht door haar meermalen met haar hoofd op de vloer te slaan en vervolgens haar keel door te snijden. Een dergelijk feit brengt veel leed met zich mee voor nabestaanden en laat zich ook op langere termijn vaak nog ernstig gevoelen bij betrokkenen. Door een dergelijk delict ontstaan gevoelens van verontrusting en onveiligheid in de samenleving. De rechtsorde is ernstig geschokt. Bij een dergelijke ernstig feit past in beginsel slechts een vrijheids-benemende straf van lange duur.
In casu staan tegenover de objectieve ernst van een dergelijk delict de bijzondere omstandigheden die mede hebben geleid tot de voor het slachtoffer fatale gebeurtenis.
Naast de in de persoon van verdachte gelegen redenen die mede bepalend zijn geweest voor zijn handelen, waarover hieronder meer, kan in deze zaak ook de rol van anderen niet
onbelicht blijven. De buurman, met wie (naam slachtoffer) een relatie onderhield, was reeds enige tijd een bron van spanningen tussen verdachte en het slachtoffer. Hoewel (naam slachtoffer) bereid was de relatie met deze buurman te beëindigen en zij ook met verdachte daarover heeft gesproken, is zij kort voor het delict met deze buurman enkele dagen weggegaan, zulks terwijl verdachte zich voor zijn psychische problematiek liet opnemen in een ziekenhuis. Hoewel de ernst van verdachtes mentale situatie (naam slachtoffer) wellicht is ontgaan, kan niet worden uitgesloten dat de samenloop van haar verblijf elders en verdachtes verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis mede van invloed is geweest op de beslissing van verdachte om aan hun beider leven een einde te maken.
Ondanks de glorende hoop op een verbetering in de relatie tussen het slachtoffer en verdachte heeft de gecompliceerde driehoeksverhouding met deze buurman mede geleid tot de ruzie tussen beide echtelieden die (naam slachtoffer) uiteindelijk fataal werd. Deze buurman heeft een grote invloed gehad op het leven van verdachte en (naam slachtoffer). Deze invloed, hoewel deels slechts ontstaan in verdachtes beleving als gevolg van zijn ziekte, moet deze buurman kenbaar zijn geweest. Daarbij tekent de rechtbank aan dat de ernst en de gevolgen van zijn inmenging in het leven van verdachte en (naam slachtoffer) hem wellicht niet duidelijk zijn geweest. Dat deze invloed een rol heeft gespeeld bij het uiteindelijke tragische delict is echter evident. De rechtbank zal met deze bijzondere omstandigheden mede rekening houden bij de bepaling van de strafmaat.
Behalve aan het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het volgende, door de verdachte ter terechtzitting bekende strafbare feit:
op 13 april 2002 te (plaatsnaam), voorhanden hebben, vervaardigen, vervoeren van een of meer wapens.
Het openbaar ministerie heeft door een korte vermelding op de inleidende dagvaarding te kennen gegeven dat dit feit onder de aandacht van de rechter zal worden gebracht en dat de verdachte daarvoor niet apart zal worden vervolgd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 24 april 2002;
- het over de verdachte uitgebrachte rapport d.d. 6 augustus 2002 van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Dordrecht;
- het hiervoor genoemde rapport van dr. J. van Borssum Waalkes;
- het hiervoor genoemde rapport van drs. F.P.C. Zuidhof.
Naast hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte vloeit uit de rapportage van de deskundigen voort dat verdachte tot het delict is gekomen onder invloed van zijn ziekte en zijn persoonlijkheid. In de psychologische rapportage schrijft drs. Zuidhof onder meer - zakelijk weergegeven -:
Hij pot spanningen en frustraties vrij gemakkelijk op, isoleert deze en kan die dan ineens op een impulsieve wijze uiten. Onderzochte voelde zich vanaf begin april angstig en sterk paranoïde. Hij liet sterk suïcidaal gedrag zien. Met betrekking tot de delictvorming kan worden aangegeven dat de context een zeer belangrijke factor is. Onderzochte was niet opgewassen tegen de situatie. Hij heeft uiteindelijk de controle verloren en zijn agressie op (naam slachtoffer) geponeerd.
Dr. Van Borssum Waalkes schrijft in de door hem opgestelde rapportage met betrekking tot verdachte onder meer - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene heeft na een periode van relationele spanningen, op grond waarvan hij depressief (met latente suicidaliteit) en paranoïd psychotisch werd tijdens een weekend verlof tijdens een ruzie met zijn vrouw, deze, nadat zij bewusteloos was geraakt, een mes gepakt en haar keel doorgesneden. Betrokkene pleegde de feiten in gedepersonaliseerde toestand (dissociatieve stoornis) en waarschijnlijk op grond van psychotische waanvorming. Betrokkene kon niet meer in voldoende mate beschikken over een adequate wilsfunctie.
De rechtbank is op grond van het voorgaande met de deskundigen van oordeel dat verdachte zich ten tijde van het begaan van het delict in een zodanige toestand bevond dat het bewezenverklaarde hem in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Voorts is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat bij de bepaling van de strafmaat met verdachtes geestestoestand ernstig rekening moet worden gehouden. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om de duur van de op te leggen vrijheidsbenemende straf te matigen.
In de rapportage met betrekking tot verdachte hebben beide deskundigen geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat er geen dan wel onvoldoende grond is om te komen tot oplegging van deze maatregel met dwangverpleging. Hij heeft
- kortgezegd - bepleit dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd, maar dat daarbij voorwaarden zullen worden bepaald in plaats van een bevel tot dwangverpleging.
In zijn rapport heeft dr. Van Borssum Waalkes geconcludeerd - zakelijk weergegeven -:
Gezien de persoonlijkheidstrekken in het karakter van betrokkene acht ik de kans op herhaling aanwezig. Betrokkene behoeft mijns inziens een gestructureerde behandeling in een klinische setting. Ik acht het daarom noodzakelijk te komen tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Drs. Zuidhof heeft in gelijke zin geconcludeerd. Hij schrijft - zakelijk weergegeven -:
Gelet op de opbouw van de persoonlijkheid, de ziekelijke stoornis en het gegeven van eerdere woede-uitbarstingen kan onderzochte zich in de toekomst opnieuw in de situatie begeven waarin recidiverisico niet is uit te sluiten. Geadviseerd wordt dan ook onderzochte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank overweegt omtrent de op te leggen maatregel als volgt. De deskundigen hebben in hun rapportages gewag gemaakt van recidivegevaar. Over de mate waarin dat gevaar zich kan voordoen hebben de deskundigen zich niet in duidelijke termen uitgelaten. De rechtbank is echter van oordeel dat voldoende vast is komen te staan dat er een zeker gevaar bestaat dat verdachte, zonder bepaalde specifieke omstandigheden, opnieuw kan komen tot delictgedrag. De vraag hoe groot de kans op herhaling is kan daarbij onbeantwoord blijven. Indien de kans op herhaling aanwezig is, maakt dat - mede gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit - dat beveiliging van de maatschappij in het geding is.
Hoewel het verleden daartoe wellicht weinig aanleiding geeft is de rechtbank van oordeel dat gegronde vrees bestaat dat verdachte bij een eventuele herhaling van een uitbarsting kan komen tot gewelddadig gedrag, waarbij moet worden gevreesd dat het geweld zich tegen personen zal keren. De behandeling, nodig om de kans op dat risicovol gedrag te doen verminderen, kan volgens de deskundigen slechts in een gesloten setting plaatsvinden. Daarbij is van belang dat naast behandeling ook de beveiliging van de maatschappij, gelet op de mogelijk zeer ernstige gevolgen bij recidive en het daarmee gepaard gaande gevaar voor anderen, een gesloten setting noodzakelijk maakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat behandeling anders dan in een gesloten setting, bijvoorbeeld in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden, onvoldoende mogelijkheden biedt om het aanwezige risico te beteugelen. Dat leidt tot de conclusie dat de terbeschikkingstelling gepaard dient te gaan van een bevel tot verpleging van overheidswege. Aan het verzoek van de raadsman en verdachte kan derhalve niet tegemoet worden gekomen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Voorts acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege, aansluitend aan de gevangenisstraf, noodzakelijk.
Beslag
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard geen prijs te stellen op teruggave van de onder hem inbeslaggenomen en aan hem toebehorende voorwerpen. De rechtbank verstaat de mededeling van verdachte aldus dat hij afstand wenst te doen van deze voorwerpen. Om die reden gaat de rechtbank ervan uit dat de officier van justitie zal gelasten dat met die voorwerpen wordt gehandeld als waren zij onttrokken aan het verkeer. Het beslag is hierdoor beëindigd, zodat de rechtbank geen verdere beslissing omtrent het beslag behoeft te nemen.
Vordering tot schadevergoeding
De heer (naam vader slachtoffer), wonende te (woonplaats + adres), heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 3.086,60 ter zake van de kosten van lijkbezorging van het slachtoffer, dochter van de benadeelde partij.
De verdachte heeft deze vordering niet betwist. Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Daarom moet de vordering worden toegewe-zen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuit-voerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal opleggen. Verdachte ter terechtzitting de vordering niet heeft betwist en heeft gesteld dat hij de kosten voor de lijkbezorging (naam slachtoffer),
dochter van de benadeelde partij, maar tevens verdachtes gewezen echtgenote, zal vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zijn toezegging gestand zal doen. Zij ziet geen redenen om te vrezen dat verdachte de toe te wijzen vordering niet zal voldoen. Zij acht derhalve geen termen aanwezig om de gevorderde maatregel aan verdachte op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel
in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering tot schadevergoeding
Zij wijst de vordering van de benadeelde partij (naam benadeelde partij), wonende te (adres + woonplaats), toe. Zij veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan deze benadeelde partij te betalen € 3.086,60 (drieduizendzesentachtig euro en zestig eurocent).
Zij veroordeelt de verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter,
mrs. M.P. Meeuwisse en D. Verboom, rechters,
in tegenwoordigheid van J.J.J. Schols, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2002.
mr. Verboom is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
-