ECLI:NL:RBMID:2002:AE8935
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.J.G. Lameijer
- R.C.M. Reinarz
- M.P. Meeuwisse
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake valsheid in authentieke akten door notaris met betrekking tot hypotheken en onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 16 oktober 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een notaris, die werd beschuldigd van valsheid in authentieke akten, zoals bedoeld in artikel 226 van het Wetboek van Strafrecht. De tenlastelegging omvatte het opmaken of vervalsen van notariële akten van levering en hypotheek, waarbij de verdachte zou hebben gehandeld met kwade trouw. De rechtbank overwoog dat voor bewezenverklaring van valsheid in authentieke akten, zoals in deze zaak, de Hoge Raad heeft bepaald dat er sprake moet zijn van kwade trouw bij de dader. Dit houdt in dat de verdachte opzettelijk onjuiste informatie in de akten heeft opgenomen, of op zijn minst wist dat de informatie onjuist was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als notaris, een instrumentele rol vervult en verantwoordelijk is voor de waarborging van de juistheid van de authentieke akten. De verdachte had erkend dat hij een hypotheekakte had gepasseerd terwijl hij een begin van vermoeden had dat er mogelijk onregelmatigheden waren. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met opzet had gehandeld, en dat de wetenschap van de onjuistheid van de akten niet voldoende aannemelijk was gemaakt. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor notarissen om bijzondere voorzichtigheid te betrachten bij het opstellen van akten, vooral wanneer er aanwijzingen zijn voor mogelijke onregelmatigheden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar was, er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de strafrechtelijke beschuldiging van valsheid in authentieke akten.