ECLI:NL:RBMID:2002:AE2716
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Afwijzing schadevergoeding op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht door de Rechtbank Middelburg
In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars Westerscheldeflat (hierna: VvE Westerscheldeflat) een schadevergoeding gevorderd op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht. De vordering betreft een vergoeding voor het gebruik van grond en toegang tot een zandlichaam dat aan de VvE toebehoort, gelegen aan de Boulevard de Ruyter te Vlissingen. De vordering is ingesteld voor een bedrag van ƒ 1.000,- per jaar voor het gebruik van de grond en ƒ 500,- voor de toegang, met wettelijke indexering, alsook vergoeding van buitengerechtelijke kosten van ƒ 5.950,- inclusief BTW, met wettelijke rente vanaf 30 december 1996.
De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft de vordering bestreden. De Staat heeft terecht aangevoerd dat er geen gedoogplicht is opgelegd aan de VvE Westerscheldeflat in de zin van artikel 1 van de Belemmeringenwet Privaatrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure die volgens de Belemmeringenwet gevolgd had moeten worden, niet is nageleefd. De VvE heeft een brief overgelegd van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, maar deze bevatte geen aanwijzing van een gedoogplicht.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de vordering van de VvE kan worden beoordeeld als een aanspraak op schadevergoeding wegens een rechtmatige of onrechtmatige overheidsdaad. De Staat heeft de mogelijkheid van een onrechtmatige daad genoemd, maar de VvE heeft dit bij repliek betwist. De rechtbank concludeert dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de Belemmeringenwet Privaatrecht niet van toepassing is en er geen gedoogplicht is opgelegd. De VvE heeft ook geen vordering ingesteld op basis van onrechtmatige daad.
De kantonrechter heeft de vordering van de VvE Westerscheldeflat afgewezen en de VvE veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Staat, begroot op € 650,- voor het salaris van de gemachtigde van de Staat. Dit vonnis is uitgesproken op 13 mei 2002 door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.