ECLI:NL:RBMID:2002:AE1229

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
8 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
VV-02-7
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgang van onderneming en voorlopige voorziening in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 8 april 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, werkzaam als schoonmaakster bij ISS Facility Services BV, en gedaagde partij Groencollege. Eiseres vorderde een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat zij van rechtswege in dienst was bij Groencollege na de beëindiging van de schoonmaakovereenkomst tussen ISS en Groencollege op 1 januari 2002. Eiseres stelde dat de overgang van schoonmaakwerkzaamheden van ISS naar Groencollege moest worden aangemerkt als een overgang van een onderdeel van een onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de identiteit van de onderneming bewaard is gebleven, aangezien Groencollege voornamelijk dezelfde werknemers heeft ingezet als ISS deed.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet onterecht was en dat er een spoedeisend belang was bij haar verzoek. De rechter kwam tot de conclusie dat het aannemelijk was dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat eiseres in dienst was van Groencollege. De kantonrechter heeft Groencollege veroordeeld tot betaling van een voorschot op het salaris van eiseres en de proceskosten, maar wees de vordering tot tewerkstelling en vergoeding van buitengerechtelijke kosten af. De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor de overgang van een onderneming en de rol van de identiteit van de onderneming in dergelijke gevallen.

Uitspraak

In kort geding is aannemelijk dat eiseres van rechtswege in dienst is bij een school die uitbesteed schoonmaakwerk in eigen beheer is gaan uitvoeren.
Rolnr: VV 02-7
Uitspraak: 8 april 2002 (bij vervoeging)
Rechtbank Middelburg
Sector kanton - zitting te Middelburg
V O N N I S
in de zaak van:
EISERES,
wonende te (woonplaats),
eisende partij,
verder te noemen: eiseres,
gemachtigde: mr. M.A. Faas,
t e g e n :
de stichting
STICHTING EDUDELTA ONDERWIJSGROEP,
gevestigd te Goes,
gedaagde partij,
verder te noemen: Groencollege,
gemachtigde: mr. J.W.A.M. te Boekhorst.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 26 februari 2002,
- mondelinge behandeling van 7 maart 2002.
de beoordeling van de zaak
1. Aan het slot van de mondelinge behandeling is bepaald dat partijen zouden proberen de zaak te schikken. De zaak is daarom verwezen naar de rol van 25 maart 2002 voor uitlaten door partijen. Eiseres heeft toen vonnis gevraagd.
2. Eiseres vordert als voorlopige voorziening de veroordeling van Groencollege:
a. om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis eiseres tewerk te stellen in haar functie van voorvrouw bij Groencollege, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
b. tot betaling binnen twee dagen na betekening van dit vonnis als voorschot van haar achterstallig salaris over januari 2002 ten bedrage van € 1.290,07 bruto, te vermeerderen met 1% ervaringstoeslag en 8% voorliedentoeslag;
c. tot betaling als voorschot van haar salaris van € 1.290,07 bruto, te vermeerderen met 1% ervaringstoeslag en 8% voorliedentoeslag (exclusief vakantietoeslag), vanaf 1 februari 2002 maandelijks op de laatste dag van de maand, zolang eiseres de bedongen arbeid verricht, dan wel bereid is deze te verrichten tot het rechtsgeldige einde van de arbeidsovereenkomst;
d. tot betaling van de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten.
Groencollege heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
3. De kantonrechter gaat voorshands uit van de volgende feiten.
3.1. Eiseres is op 16 maart 1999 in dienst getreden van ISS Facility Services BV, verder te noemen: ISS. Het salaris beloopt thans € 1.290,07 bruto per maand exclusief een ervaringsjaren toeslag van 1%, een voorlieden toeslag van 8% en vakantietoeslag.
3.2. Eiseres werkte in dienst van ISS als schoonmaakster bij het Groencollege. Zij was voorvrouw over een ploeg van zes andere schoonmaaksters die in dienst van ISS waren belast met schoonmaakwerkzaamheden bij Groencollege. ISS zette voor het schoonmaakwerk bij Groencollege steeds dezelfde ploeg personeelsleden in. Deze personeelsleden werkten in dienst van ISS uitsluitend voor Groencollege. Alleen bij ziekte van een lid van de ploeg zette ISS een ander personeelslid in voor het schoonmaakwerk bij Groencollege.
3.3. Op 1 januari 2002 is een einde gekomen aan de overeenkomst tussen ISS en Groencollege. Groencollege is de schoonmaakwerkzaamheden in eigen beheer gaan uitvoeren. Bij brief van 1 november 2001 heeft ISS aan Groencollege geschreven dat de rechten en verplichtingen van ISS uit arbeidsovereenkomst met haar medewerkers die werkzaam zijn bij Groencollege, van rechtswege overgaan op Groencollege ingevolge de artikelen 7:662 tot en met 666 BW. Van de ploeg van zeven personeelsleden van ISS, werkzaam bij Groencollege, hebben er zes gesolliciteerd naar een functie bij Groencollege, onder wie eiseres. Uit een veel groter aantal sollicitanten heeft Groencollege vijf van die zes personeelsleden in dienst genomen als schoonmaakster. Bij brief van 8 november 2001 heeft Groencollege aan eiseres laten weten dat een ander is benoemd in de functie van meewerkend voorvrouw/-man. Nadat eiseres aan Groencollege had geschreven met ingang van 1 januari 2002 in dienst te zijn van Groencollege, kreeg zij het antwoord dat dit niet het geval was. ISS stelt zich op het standpunt dat aan de arbeidsovereenkomst met eiseres een einde is gekomen per 1 januari 2002.
4. Het standpunt van eiseres komt op het volgende neer. Het overnemen van het geheel van schoonmaakwerkzaamheden van ISS door Groencollege dient te worden aangemerkt als overgang van een onderdeel van een onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. Voor die overgang is niet een overeenkomst vereist die gericht is op de overgang van het onderdeel van de onderneming. Voldoende is dat de overgang plaats heeft in het kader van enige contractuele betrekking. eiseres is derhalve met ingang van 1 januari 2002 van rechtswege in dienst van Groencollege. Eiseres heeft een spoedeisend belang bij haar vordering.
5. Het verweer van Groencollege laat zich als volgt samenvatten. Het in eigen beheer nemen door Groencollege van schoonmaakwerkzaamheden die voorheen door ISS werden uitgevoerd, levert niet op de overgang van een onderdeel van een onderneming in de zin van artikel 7:662 BW. ISS is een groot schoonmaakbedrijf met 37.000 werknemers in Nederland. Zowel de werknemers als de ploegen waarin zij werken, zijn uitwisselbaar. Het schoonmaakwerk van ISS bij Groencollege kan dan ook niet worden aangemerkt als een organisatorische en/of productieve eenheid. Verder is er geen sprake van dat Groencollege een duurzame economische activiteit uitoefent. Groencollege biedt namelijk geen schoonmaakdiensten aan derden aan, maar maakt slechts het eigen schoolgebouw schoon. Voorts is er geen overeenkomst die strekt tot overgang van (een onderdeel van) een onderneming. Gelet op de wijze waarop ISS aan Groencollege aanleiding heeft gegeven tot beëindiging van de schoonmaakovereenkomst met ISS, heeft ISS kennelijk de vooropgezette bedoeling gehad om van eiseres af te komen ten nadele van Groencollege. Hetgeen eiseres nu vordert, is geen voorlopige voorziening. Toewijzing daarvan zou leiden tot een onomkeerbare situatie.
6. De kantonrechter komt tot het volgende oordeel over de geschilpunten van partijen.
6.1. De vordering van eiseres is niet zodanig ruim geformuleerd, dat die niet in aanmerking kan komen voor toewijzing als voorlopige voorziening.
6.2. Voor toewijzing van de vordering van eiseres is nodig dat nu waarschijnlijk wordt geacht dat de rechter in een bodemprocedure zal beslissen dat met ingang van 1 januari 2002 zij in dienst is van Groencollege en een vergelijkbare vordering van eiseres zal toewijzen en dat een belangenafweging uitvalt in haar voordeel. Het spoedeisend belang van eiseres is namelijk niet in geschil.
6.3. Voor de vraag of er sprake is van de overdracht van een onderneming of een onderdeel daarvan, is beslissend of de identiteit van het bedrijf bewaard blijft. Het behoud van die identiteit blijkt met name uit het daadwerkelijk voortzetten of hervatten van dezelfde of soortgelijke activiteiten door de nieuwe ondernemer. Het moet gaan om een duurzaam georganiseerde economische entiteit, een georganiseerd geheel van personen en elementen, waarmee een economische activiteit met een eigen doelstelling kan worden uitgeoefend. Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden voor een overgang van een entiteit, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden.
6.4. Vast staat dat Groencollege met het schoonmaakwerk in eigen beheer voornamelijk dezelfde personen heeft belast als degenen die ISS voorheen hetzelfde schoonmaakwerk bij Groencollege liet uitvoeren. Namens Groencollege is ter zitting verklaard dat het vijf vroegere personeelsleden van ISS in dienst heeft genomen, omdat Groencollege hen al kende en wist wat Groencollege aan hen had. Andere sollicitanten beschikten niet over betere kwaliteiten dan die vijf personeelsleden.
6.5. In zijn arrest van 11 maart 1997 (JAR 1997, 91, arrest Süzen) heeft het Hof van Justitie van de EG overwogen dat in sectoren waarin arbeidskrachten de voornaamste factor zijn bij de activiteit, een groep personeelsleden die duurzaam een gemeenschappelijke activiteit verricht, een economische entiteit kan vormen en dat een dergelijke entiteit haar identiteit ook na de overdracht kan behouden wanneer de nieuwe ondernemer niet alleen de betrokken activiteit voortzet, maar ook een wezenlijk deel - qua aantal en deskundigheid - van het personeel overneemt dat zijn voorganger speciaal voor die taak had ingezet. In dat geval verwerft de nieuwe ondernemer namelijk volgens het Hof het georganiseerde geheel van elementen waarmee de activiteiten van de overdragende onderneming duurzaak kunnen worden voortgezet. Schoonmaakwerk is naar voorlopig oordeel van de kantonrechter een activiteit waarin arbeidskrachten de voornaamste factor zijn. Groencollege heeft het tegendeel ook niet aangevoerd. Gelet op het feit dat Groencollege thans voor hetzelfde schoonmaakwerk voornamelijk dezelfde personeelsleden inzet als ISS deed, acht de kantonrechter aannemelijk dat in zoverre sprake is van behoud van de identiteit van de economische entiteit. Het aangehaalde arrest had ook betrekking op schoonmaakwerk.
6.6. De kantonrechter verwerpt de stelling van Groencollege dat er geen sprake is een overeenkomst, gericht op overgang van een (onderdeel van een) onderneming. In de jurisprudentie wordt de eis dat sprake is van overgang ten gevolge van een overeenkomst, ruim uitgelegd. Volgens het arrest Süzen is het gegeven dat er geen contractuele band bestaat tussen de vervreemder en de verkrijger niet van doorslaggevend belang. De richtlijn, waarvan de artikelen 7:662 tot en met 666 BW een uitwerking zijn, is van toepassing in alle gevallen waarin in het kader van de contractuele betrekkingen een wijziging plaatsvindt in de natuurlijke of rechtspersoon die de onderneming exploiteert en die uit dien hoofde verplichtingen heeft tegenover de werknemers die in die onderneming werkzaam zijn (Hof van Justitie EG, 14 april 1994, JAR 1994, 107, arrest Schmidt). Naar voorlopig oordeel van de kantonrechter doet zich een dergelijke wijziging voor nu de schoonmaakovereenkomst tussen Groencollege en ISS is geëindigd en Groencollege het schoonmaakwerk in eigen beheer uitvoert. Het arrest Schmidt had betrekking op een situatie waarin een bank schoonmaakwerk dat zij voorheen in eigen beheer liet uitvoeren, opdroeg aan een extern schoonmaakbedrijf. Die situatie is het spiegelbeeld van het nu aan de orde zijnde geval.
6.7. Niet beslissend is dat schoonmaakwerk voor Groencollege slechts een nevenwerkzaamheid is zonder noodzakelijk verband met haar statutair doel. Dit volgt ook uit het arrest Schmidt.
6.8. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de rechter in een bodemprocedure waarschijnlijk zal oordelen dat eiseres sinds 1 januari 2002 in dienst is van Groencollege. De vordering tot betaling van voorschotten op het salaris is toewijsbaar. Of ISS een voor Groencollege kwalijke rol heeft gespeeld, kan in het midden blijven, omdat dat niet aan eiseres valt toe te rekenen. Bovendien is het de eigen beslissing van Groencollege geweest vijf sollicitanten die in dienst waren van ISS in dienst te nemen en te belasten met schoonmaakwerk.
6.9. Niet toewijsbaar is de vordering tot tewerkstelling. Inmiddels heeft Groencollege een ander aangesteld als meewerkend voorman of -vrouw. Niet aannemelijk is dat Groencollege eiseres tewerk kan stellen naast of in plaats van die ander. Uit het arrest Schmidt volgt ook dat de artikelen 7:662 tot en met 666 BW op zichzelf voor Groencollege geen reden voor ontslag van eiseres zijn, maar die bepalingen ook geen beletsel vormen voor een ontslag wegens economische, technische of organisatorische redenen.
6.10. Evenmin is toewijsbaar de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten. eiseres procedeert met een toevoeging, zodat niet aannemelijk is dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt.
6.11. Groencollege dient als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
rechtdoende bij wijze van voorlopige voorziening:
veroordeelt Groencollege om tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.290,07 bruto te vermeerderen met 1% ervaringstoeslag en 8% voorliedentoeslag als voorschot op haar achterstallig salaris over januari 2002;
veroordeelt Groencollege om tegen bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 1.290,07 bruto te vermeerderen met 1% ervaringstoeslag en 8% voorliedentoeslag als voorschot op het salaris, vanaf 1 februari 2002 telkens uiterlijk op de laatste dag van iedere maand te voldoen zolang eiseres de bedongen arbeid verricht dan wel bereid is deze te verrichten tot het einde van de arbeidsovereenkomst;
veroordeelt Groencollege in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van eiseres en tot op heden begroot op € 643,56, waaronder begrepen een bedrag van € 450,-- wegens salaris van de gemachtigde van eiseres;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kool, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 april 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ:ls