ECLI:NL:RBMID:2002:AD9717

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/006528-00
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet wegens ontbreken van voorzienbaarheid ongeval

In deze zaak heeft de rechtbank Middelburg op 27 februari 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een politieauto betrokken was bij een dodelijk ongeval. De verdachte reed op de Mr. F.J. Haarmanweg te Terneuzen met een snelheid van ongeveer 107 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. De verdachte was uitgerukt om assistentie te verlenen bij de achtervolging van verdachten in een gestolen voertuig. Tijdens het rijden kwam de verdachte in aanrijding met een andere auto, een Ford Sierra, waarvan de bestuurder overleed als gevolg van het ongeval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen optische of geluidssignalen voerde en dat hij niet op de hoogte was van een verharde doorgang tussen de rijbanen, die pas laat zichtbaar werd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon voorzien dat de Ford Sierra naar links zou komen, en dat hij zijn rijgedrag niet had hoeven aanpassen aan een onvoorzienbare situatie. De hoge snelheid van de verdachte alleen was niet voldoende om hem een verwijt te maken, aangezien er geen concreet, voorzienbaar gevaar was voor het verkeer.

De rechtbank concludeerde dat niet bewezen was dat de verdachte roekeloos of onvoorzichtig had gereden, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de raadsman van de verdachte, en de uitspraak werd gedaan na een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Vrijspraak van overtreding van artikel 6 WVW; roekeloos of onvoorzichtig rijgedrag niet bewezen wegens ontbreken van voorzienbaarheid ongeval.
RECHTBANK MIDDELBURG
meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 12/006528-00
Datum uitspraak: 27 februari 2002
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: n.v.t.
Datum voorlopige hechtenis: n.v.t.
Opheffing/schorsing voorlopige hechtenis/invrijheidstelling: n.v.t.
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
(naam verdachte),
geboren op 1967,
wonende te (woonplaats, adres),
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. P.J.L.J. Duijsens,
advocaat te Den Haag.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 februari 2002.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr.
R.T.C.N. Jeuken en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede dat aan verdachte zal worden opgelegd de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2000, in de gemeente Terneuzen, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een als zodanig herkenbare politieauto, voorzien van apparatuur om optische en/of geluidssignalen te voeren), daarmede rijdende over de weg, de Mr. F.J. Haarmanweg, welke weg was gelegen binnen de bebouwde van de gemeente Terneuzen, en/of welke weg bestond uit twee rijbanen met elk twee rijstroken, terwijl op een of diverse plaatsen, in het gedeelte tussen de beide rijbanen, een doorsteek/doorgang van de ene rijbaan naar de andere rijbaan was aangebracht, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of roekeloos
-met een snelheid van (tenminste) 107 kilometer per uur, althans 95 kilometer per uur, althans met een snelheid welke (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse (binnen de bebouwde kom) maximaal toegestane snelheid, en/of in elk geval, gelet op de situatie ter plaatse en/of (ook) (mede) in aanmerking genomen dat hij, verdachte, werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met een (veel) te hoge snelheid, en/of
-(terwijl verdachte bezig was met de achtervolging van een of meer aan te houden personen, althans met een dringende politietaak) zonder het voeren van optische en/of geluidssignalen (zoals bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) over de linker rijstrook van de door hem, verdachte, gevolgde rijbaan van genoemde weg heeft gereden, terwijl toen aldaar (op enige afstand) vóór verdachte over de rechter rijstrook van genoemde rijbaan (de bestuurder van) een ander motorrijtuig reed (met een snelheid van ongeveer 36 kilometer per uur, in ieder geval met een toegestane/enige snelheid), welk(e bestuurder van dat) motorrijtuig toen aldaar, bij het naderen van een doorsteek/doorgang tussen de door hem en verdachte gevolgde rijbaan naar de andere rijbaan, (vervolgens) richting aangaf naar links, en vervolgens naar links (op de linker rijstrook) is gekomen/gereden, waardoor althans mede waardoor althans waarbij hij, verdachte, is aangereden tegen (de bestuurder van) laatstgenoemd, naar links komend/gekomen, motorrijtuig, tengevolge van welk, aan de schuld van verdachte te wijten, verkeersongeval een ander dan verdachte, te weten (naam slachtoffer), zijnde de bestuurder van het laatstgenoemde voertuig, werd gedood;
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 20 juli 2000, in de gemeente Terneuzen, als bestuurder van een voertuig (een als zodanig herkenbare politieauto, voorzien van apparatuur om optische en/of geluidssignalen te voeren), daarmede heeft gereden over de voor verdachte linker rijstrook van de weg, de Mr. F.J. Haarmanweg, welke weg was gelegen binnen de bebouwde van de gemeente Terneuzen, en/of welke weg bestond uit twee rijbanen met elk twee rijstroken, terwijl op een of diverse plaatsen, in het gedeelte tussen de beide rijbanen, een doorsteek/doorgang van de ene rijbaan naar de andere rijbaan was aangebracht,
- met een snelheid van (tenminste) 107 kilometer per uur, althans 95 kilometer per uur, althans met een snelheid welke (aanzienlijk) hoger was dan de ter plaatse (binnen de bebouwde kom) maximaal toegestane snelheid, en/of in elk geval, gelet op de situatie ter plaatse en/of (ook) (mede) in aanmerking genomen dat hij, verdachte, werkzaam was in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met een (veel) te hoge snelheid, en/of
- (terwijl verdachte bezig was met de achtervolging van een of meer aan te houden personen, althans met een dringende politietaak) zonder het voeren van optische en/of geluidssignalen (zoals bedoeld in artikel 29 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)
terwijl toen aldaar (op enige afstand) vóór verdachte over de rechter rijstrook van de door verdachte gevolgde rijbaan (de bestuurder van) een ander motorrijtuig reed (met een snelheid van ongeveer 36 kilometer per uur, in ieder geval met een toegestane/enige snelheid), welk(e bestuurder van dat) motorrijtuig toen aldaar, bij het naderen van een doorsteek/doorgang tussen de door hem en verdachte gevolgde rijbaan naar de andere rijbaan, (vervolgens) richting aangaf naar links,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg (de Mr. F.J. Haarmanweg) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
Vrijspraak
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.
Verdachte reed op ongevalsdatum in een opvallende politieauto en was uitgerukt om assistentie te verlenen bij de achtervolging en aanhouding van een drietal verdachten in een gestolen Mercedes. Verdachte reed daartoe over de Mr. F.J. Haarmanweg te Terneuzen. De rijbaan bestond uit twee rijstroken; verdachte reed op de linker rijstrook. Hij voerde optische noch geluidssignalen. Voor hem reed over de rechterrijstrook de witte Ford Sierra van het latere slachtoffer. Andere auto’s waren niet in de buurt. De Ford Sierra reed met een snelheid van omstreeks 36 kilometer per uur. Verdachte reed met een snelheid van ongeveer het dubbele van de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur. Naast de rechterrijstrook bevond zich een smalle berm. Op diverse plaatsen in die berm zijn verharde doorgangen aangebracht. Via die doorgangen kunnen rechts gelegen locaties bereikt worden. Tussen beide rijbanen bevond zich een brede met gras begroeide berm. Ter hoogte van de in-/uitrit van het (rechts gelegen) perceel nummer 21 en op enige afstand voor het punt waar de rechterrijbaan zich versmalde tot één rijstrook bevond zich een verharde doorgang die beide rijbanen met elkaar verbond. Verdachte kende het bestaan van deze doorgang niet. De doorgang werd door bermgras aan het zicht onttrokken totdat deze betrekkelijk dicht genaderd was. Op het bestaan daarvan werd niet door middel van een verkeersbord geattendeerd. Ter hoogte van deze doorgang is de witte Ford Sierra vanaf de rechterrijstrook naar links gekomen. De richtingaanwijzer van de Ford Sierra was op dat moment in werking. Een aanrijding tussen die Ford en de door verdachte bestuurde politieauto volgde. Ten gevolge van die aanrijding is de bestuurder van de Ford gedood.
In het algemeen geldt dat hoge snelheid het risico op het plaats vinden van ongevallen vergroot. Verdachte heeft met een snelheid gereden die ongeveer het dubbele bedroeg van de ter plaatse toegestane snelheid. Gelet hierop rustte op hem de zorgplicht zijn rijgedrag zo aan te passen dat de kans op ongevallen daardoor niet werd vergroot. Bij die aanpassing diende verdachte rekening te houden met mogelijke verkeersfouten van de bestuurder van de Ford Sierra, reeds omdat het verdachte uit zijn ervaring als politieman bekend was dat verkeersdeelnemers bij de nadering van een herkenbaar politievoertuig niet altijd even doordacht reageren. Verdachte heeft blijkens het ongeval en zijn eigen verklaring geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat de Ford Sierra naar links zou komen en om die reden besloten de Ford Sierra met genoemde snelheid in te halen zonder daarbij bijzondere maatregelen ter voorkoming van een ongeval te nemen. Hiervan kan hem op basis van het onderling verband tussen alle omstandigheden van het geval in redelijkheid geen verwijt gemaakt worden.
De doorgang tussen beide rijbanen was verdachte niet bekend. Die doorgang was voor hem voorts pas in een zeer laat stadium zichtbaar. Het nemen van maatregelen was op het moment waarop verdachte die doorgang in zicht gekregen moet hebben niet meer mogelijk omdat verdachte deze toen al te dicht genaderd was. Vastgesteld is hiervoor reeds dat de mr. F.J. Haarmanweg diverse doorgangen naar rechts gelegen percelen kende, maar die omstandigheid is onvoldoende om de conclusie te wettigen dat verdachte er rekening mee had behoren te houden dat zich ook (voor hem gezien) links van de rijbaan een doorgang bevond. In dat verband is mede van belang dat de situatie ter plaatse zeer overzichtelijk is en om die reden geen aanleiding bestond uit de wegsituatie af te leiden dat zich nog andere doorgangen zouden aandienen dan de zichtbare. Dat het slachtoffer naar links zou komen was om deze redenen een voor verdachte zo onvoorzienbare mogelijkheid dat hem geen verwijt gemaakt kan worden van het feit dat hij zijn rijgedrag niet heeft aangepast aan die mogelijkheid.
Hieraan kan niet afdoen dat de bestuurder van de Ford Sierra zijn richtingaanwijzer naar links op enig moment in werking heeft gesteld. Uit het dossier blijkt niet dat zulks gebeurd is op een moment dat verdachte daarop nog had kunnen (en dus: moeten) reageren. Evenmin kan daaraan afdoen dat verdachte geen optische of geluidssignalen voerde. Hij handelde op dat punt conform interne voorschriften; de verkeerssituatie vergde voorts niet dat hij desondanks van (een van) die signalen gebruik maakte omdat redelijkerwijs niet te voorzien was dat de Ford Sierra naar links zou komen. Tot slot geldt dat het enkele feit van de hoge snelheid evenmin tot een ander oordeel leidt. Voorop staat dat een achtervolgingssituatie slechts overschrijding van de maximumsnelheid rechtvaardigt voor zover dit zonder verkeersrisico’s kan. Dergelijke risico’s moeten dan echter wel redelijkerwijs voorzienbaar zijn. Van een dergelijke voorzienbaarheid was in dit geval, zoals uiteengezet, geen sprake.
De slotsom is dat niet bewezen is dat verdachte zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of roekeloos heeft gereden. Hij dient daarom van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Evenmin kan van het rijgedrag van verdachte zoals hiervoor vastgesteld gezegd worden dat daardoor het verkeer op de weg in gevaar werd gebracht, althans gehinderd. Ook voor een veroordeling op grond van artikel 5 Wegenverkeerswet is nodig dat sprake is van een concreet, voorzienbaar, gevaar. Dat was er niet. Van het subsidiair tenlastegelegde dient daarom eveneens te worden vrijgesproken.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mrs. M.P. Meeuwisse en C. Laukens, rechters,
in tegenwoordigheid van J.J.J. Schols, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 februari 2002.