ECLI:NL:RBMID:2002:AD8392

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/015058-01
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling van een vijfjarig kind door de moeder

Op 23 januari 2002 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van haar vijfjarige kind. De verdachte is op 5 maart 2001 in verzekering gesteld en op 14 maart 2001 in voorlopige hechtenis genomen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F. van Es, die een gevangenisstraf van 350 dagen, waarvan 115 dagen voorwaardelijk, en terbeschikkingstelling met voorwaarden heeft geëist. De tenlastelegging omvat ernstige beschuldigingen, waaronder het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het kind en de poging om het leven van het kind te beroven.

Tijdens de zitting op 10 januari 2002 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte haar kind op verschillende momenten zwaar heeft mishandeld, wat leidde tot bewusteloosheid van het kind. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapporten die de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte bevestigen. De deskundigen adviseerden behandeling in een psychiatrische setting, maar de rechtbank oordeelde dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet noodzakelijk was, gezien de huidige situatie van het kind.

De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 131 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan de voorwaarden van de reclassering, waaronder opname in een forensische psychiatrische instelling. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, terwijl ook de veiligheid van het kind voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 12/015058-01
Datum uitspraak: 23 januari 2002
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 5 maart 2001
Datum voorlopige hechtenis: 14 maart 2001
Schorsing voorlopige hechtenis: 25 oktober 2001
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
(verdachte),
geboren op (geboortedatum + geboorteplaats),
wonende te (adres),
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. H. Mink, advocaat te Oost-Souburg.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 januari 2002.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F. van Es en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 350 dagen gevangenisstraf waarvan 115 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast vordert de officier het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling, met daaraan verbonden de voorwaarden als door de reclassering genoemd in het rapport d.d. 7 januari 2002.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks na te noemen data/datum, in elk geval in of omstreeks de
periode van 29 oktober 2000 tot en met 26 november 2000 in de gemeente
Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen
(telkens) ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader
voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar (vijfjarige) kind, van het leven te beroven, met dat opzet, samen met haar mededader, althans alleen
a) op of omstreeks 22 november 2000, en/of 23 november 2000 het kind met het hoofd met kracht tegen een rand van een bad, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of met kracht tegen het hoofd en/of (overig) lichaam van het kind heeft getrapt, en/of geschopt, en/of gestompt, en/of
b) op of omstreeks 25 november 2000 het kind met het hoofd met kracht tegen een rand van een metalen bed, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of het kind één of meerma(a)l(en) tegen diens hoofd heeft geslagen, en/of gestompt (waardoor het kind het bewustzijn verloor), en/of het kind (vervolgens) geruime tijd bewusteloos heeft achtergelaten, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat zij op of omstreeks na te noemen data/datum, in elk geval in of omstreeks de periode van 29 oktober 2000 tot en met 26 november 2000 in de gemeente
Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen
(telkens) aan haar (vijfjarige) kind, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een botbreuk in de schedel van het kind, door, samen met haar mededader, althans alleen
a) op of omstreeks 22 november 2000, en/of 23 november 2000 het kind opzettelijk met kracht met het hoofd tegen een rand van een bad, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) aan te gooien, en/of met kracht tegen het hoofd en/of (overig) lichaam van het kind te trappen, en/of te schoppen, en/of te stompen, en/of
b) op of omstreeks 25 november 2000 het kind opzettelijk met
kracht met het hoofd tegen een rand van een metalen bed, in elk geval tegen
één of meer hard(e) voorwerp(en) aan te gooien, en/of het kind één of
meerma(a)l(en) tegen diens hoofd te slagen, en/of te stompen (waardoor het kind het bewustzijn verloor), en/of het kind (vervolgens) geruime tijd bewusteloos achter te laten;
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet
mocht kunnen volgen, terzake dat zij op of omstreeks na te noemen data/datum, in elk geval in of omstreeks de periode van 29 oktober 2000 tot en met 26 november 2000 in de gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen (telkens) ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader voorgenomen misdrijf om aan haar (vijfjarige) kind, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, samen met haar mededader, althans alleen
a) op of omstreeks 22 november 2000, en/of 23 november 2000 het kind met het hoofd met kracht tegen een rand van een bad, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of met kracht tegen het hoofd en/of (overig) lichaam van het kind heeft getrapt, en/of geschopt, en/of gestompt, en/of
b) op of omstreeks 25 november 2000 het kind met het hoofd met kracht tegen een rand van een metalen bed, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of het kind één of meerma(a)l(en) tegen diens hoofd heeft geslagen, en/of gestompt (waardoor het kind het bewustzijn verloor), en/of het kind (vervolgens) geruime tijd bewusteloos heeft achtergelaten, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat zij op of omstreeks na te noemen data/datum, in elk geval in of omstreeks de periode van 29 oktober 2000 tot en met 26 november 2000 in de gemeente Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen
(telkens) opzettelijk mishandelend haar (vijfjarige) kind,
a) op of omstreeks 22 november 2000, en/of 23 november 2000 met kracht met het
hoofd tegen een rand van een bad, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of met kracht tegen het hoofd en/of (overig) lichaam heeft getrapt, en/of geschopt, en/of gestompt, en/of
b) op of omstreeks 25 november 2000 met kracht met het hoofd tegen een rand
van een metalen bed, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft
aangegooid, en/of één of meerma(a)l(en) tegen diens hoofd heeft geslagen,
en/of gestompt (waardoor het kind het bewustzijn verloor),
en/of het kind (vervolgens) geruime tijd bewusteloos heeft achtergelaten.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
:
zij op of omstreeks na te noemen data/datum, in elk geval in of omstreeks de
periode van 29 oktober 2000 tot en met 26 november 2000 in de gemeente
Vlissingen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen
(telkens) ter uitvoering van het door haar, verdachte, en/of haar mededader
voorgenomen misdrijf om opzettelijk haar (vijfjarige) kind, van het leven te beroven, met dat opzet, samen met haar mededader, althans alleen
a) op of omstreeks 22 november 2000, en/of 23 november 2000 het kind met het hoofd met kracht tegen een rand van een bad, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of met kracht tegen het hoofd en/of (overig) lichaam van het kind heeft getrapt, en/of geschopt, en/of gestompt, en/of
b) op of omstreeks 25 november 2000 het kind met het hoofd met kracht tegen een rand van een metalen bed, in elk geval tegen één of meer hard(e) voorwerp(en) heeft aangegooid, en/of het kind één of meerma(a)l(en) tegen diens hoofd heeft geslagen en/of gestompt (waardoor het kind het bewustzijn verloor), en/of het kind (vervolgens) geruime tijd bewusteloos heeft achtergelaten, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaringen gebezigd kunnen worden voor de bewijsvoering. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij zich het plegen van het tenlastegelegde (thans) niet meer kan herinneren en dat zij zich niet meer kan herinneren wat zij bij de politie heeft verklaard. Op grond van de gedetailleerdheid van de bij de politie afgelegde verklaringen in verband met de bij het kind geconstateerde verwondingen en de overige bewijsmiddelen, welke de verklaringen van verdachte ondersteunen, gaat de rechtbank er echter van uit dat de genoemde verklaringen op haar -destijds wel aanwezige- herinnering aan het begane feit berusten.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot doodslag
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft blijkens het bewezenverklaarde haar destijds vijfjarige zoontje zwaar mishandeld waardoor hij het bewustzijn verloor. Vervolgens is zij, zonder zich verder om het kind te bekommeren, gaan slapen en heeft hem gedurende de hele nacht in zijn bewusteloze toestand laten liggen. Door op een dergelijke onverantwoorde wijze te handelen heeft zij de aanmerkelijke kans aanvaard dat het kind ten gevolge hiervan zou overlijden. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat zij een aan haar zorg toevertrouwd en volledig van haar afhankelijk kind op deze manier heeft behandeld.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 6 maart 2001, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest;
het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 8 maart 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 30 mei 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport d.d. 18 juli 2001 van drs. E.D. Wassenaar, vaste gerechtelijk deskundige Forensisch Psychiatrische Dienst Breda;
het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport d.d. 27 augustus 2001 van drs. J. van Borssum Waalkes, vaste gerechtelijk deskundige Forensisch Psychiatrische Dienst Breda;
de brief d.d. 29 augustus 2001 van mr. Mink waarin hij een vraag stelt aan de psychiater drs. J. van Borssum Waalkes omtrent de betrouwbaarheid van zogenaamde “teruggekomen herinneringen”;
de brief d.d. 20 september 2001 van drs. J. van Borssum Waalkes waarin hij antwoord geeft op de door mr. Mink in zijn brief d.d. 29 augustus 2001 gestelde vraag;
het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 11 oktober 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
het over de verdachte uitgebrachte adviesrapport d.d. 7 januari 2002 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg, inhoudende een voorstel voor de mogelijke voorwaarden bij een eventueel op te leggen terbeschikkingstelling.
Drs. J. van Borssum Waalkes komt in zijn rapportage tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, op grond waarvan hij verdachte ten tijde van het plegen van het feit verminderd toerekeningsvatbaar acht. Gelet op het gevaar van herhaling van soortgelijke feiten, acht drs. J. van Borssum Waalkes (langdurige) behandeling van verdachte noodzakelijk. Om er zeker van te zijn dat verdachte een dergelijke behandeling ondergaat, acht hij oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden geïndiceerd.
Drs. E.D. Wassenaar concludeert dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Gelet op deze problematiek acht hij haar licht verminderd toerekeningsvatbaar. Met drs. J. van Borssum Waalkes oordeelt drs. E.D. Wassenaar de kans op recidive groot. Hij adviseert behandeling van verdachte in een psychiatrische setting. Om deelname aan de behandeling door verdachte te garanderen acht hij oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden geïndiceerd.
De rechtbank neemt genoemde conclusies van de deskundigen over. Zij acht het met de deskundigen noodzakelijk dat verdachte een behandeling ondergaat om het gevaar voor herhaling van soortgelijke delicten te beteugelen. Anders dan de officier van justitie en de beide deskundigen acht de rechtbank oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet geïndiceerd. Vast staat immers dat verdachtes zoontje niet meer bij verdachte verblijft en evenmin in de nabije toekomst zal verblijven; zijn veiligheid vereist derhalve thans een dergelijke maatregel niet. Verdachte heeft voorts ter zitting duidelijk gemaakt ook zelf het belang van een behandeling in te zien. Zij heeft de voorwaarden zoals geformuleerd in het adviesrapport van de reclassering inmiddels ondertekend. De rechtbank zal gelasten dat verdachte de door de reclassering voorgestelde voorwaarden -waaronder opname en behandeling in De Mare te Halsteren- in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf dient na te leven.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de rechtbank rekening houdt met een ander, niet in de oorspronkelijke dagvaarding vermeld feit, te weten het doen van valse aangifte op 28 november 2000. De verdachte heeft ter terechtzitting dit feit ontkend. De rechtbank zal hiermee bij haar strafoplegging derhalve geen rekening houden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.
Zij bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 131 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Zij stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen die haar zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, unit Middelburg, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, welke aanwijzingen mede zullen omvatten het zich houden aan de door de reclassering in overleg met de veroordeelde opgestelde voorwaarden, zoals verwoord in het adviesrapport d.d. 7 januari 2002, voornoemd, te weten:
veroordeelde zal zodra de afdeling dit toelaat opgenomen worden op de afdeling de Mare, FPA onderdeel van GGZWNB te Halsteren.
Veroordeelde is verplicht mee te werken aan een toetsbare goede werkrelatie, waarmee bedoeld wordt dat mevrouw volgens de geldende afdelingsregels aanwezig is en meewerkt aan de contacten met de behandelaar. Tevens is zij verplicht mee te werken aan de door de behandelaar opgestelde voorwaarden van behandeling c.q. behandelplan.
Veroordeelde zal akkoord gaan met het individuele behandelplan dat na de observatieperiode wordt gemaakt door de behandelaar. Hierin vindt afstemming plaats tussen behandeldoelen en behandelaanbod.
Veroordeelde mag alleen in overleg met en na goedkeuring van de behandelaar de kliniek verlaten.
Vrijheidsvermeerdering kan veroordeelde verkrijgen na aantoonbare verbeteringen binnen de behandeling en nadat deze besproken zijn met en beaamd door de behandelaar.
Eenmaal per drie maanden vindt er een behandelplanbespreking plaats tussen de behandelaar, veroordeelde en de sociaal psychiatrisch reclasseringswerker. De reclassering houdt toezicht op het behandelplan en daarin gestelde doelen. De behandeldoelen worden geëvalueerd en de inzet van de cliënt wordt beoordeeld.
De reclassering wordt door de behandelaar betrokken bij het opstellen van een eventueel resocialisatieplan.
Moeder-kind relatie moet de focus zijn van de behandeling. Veroordeelde mag alleen contact opnemen met haar zoon als zij hier toestemming voor heeft van de gezinsvoogd (Jeugdzorg). Zowel de behandelaar als de reclassering wordt van deze afspraken op de hoogte gesteld.
Veroordeelde verklaart bereid te zijn mee te werken aan gesprekken en onderzoek uitgevoerd door de consulent psychiater welke verbonden is aan de reclassering.
Indien de behandeling van veroordeelde dat vergt kan de reclassering de thans specifiek in dit vonnis opgenomen aanwijzingen aanvullen, wijzigen of doen vervallen.
Bij het niet naleven van de bovengenoemde voorwaarden wordt door de behandelaar zo spoedig mogelijk de reclassering geïnformeerd.
Indien veroordeelde de gestelde voorwaarden overtreedt, rapporteert de reclassering aan het openbaar ministerie.
De rechtbank verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mrs. A.M.P. Gaakeer en C. Laukens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. Koole als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 januari 2002.