ECLI:NL:RBMID:2001:ZF5439
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.C.M. Reinarz
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vergunning voor het doden van waterhoentjes ter voorkoming van schade aan gewassen
In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Middelburg op 29 maart 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting De Faunabescherming en de Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van 8 juni 2000, waarbij de Commissaris de bezwaren van de stichting deels gegrond en deels ongegrond verklaarde en de vergunning voor het doden van waterhoentjes op onderdelen aanpaste. De vergunning was verleend ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, specifiek wintertarwe en eerstejaarsgraszaad, door waterhoentjes in het werkgebied van de wildbeheereenheid Zuid-West-Zuid-Beveland.
De rechtbank overwoog dat de vergunning op basis van de Vogelwet 1936 was verleend, maar dat verweerder onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat er daadwerkelijk sprake was van belangrijke schade. De rechtbank concludeerde dat de schade, die door verweerder was geschat op minimaal f 1.000,-, niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het verlenen van een vergunning. De rechtbank benadrukte dat de schade moet worden gerelateerd aan de normale bedrijfsresultaten en dat er geen andere bevredigende oplossingen voorhanden waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens werd bepaald dat de provincie Zeeland het door eiseres betaalde griffierecht van f 450,- diende te vergoeden. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de toepassing van de Vogelwet en de vereisten voor het verlenen van vergunningen ter voorkoming van schade aan gewassen.