ECLI:NL:RBMID:2001:AD8837
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van arbeidsovereenkomst in verband met verboden prestaties onder de Opiumwet
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, vorderde eiser een verklaring voor recht dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond, ondanks de inhoud van de overeenkomst die werkzaamheden betrof die in strijd waren met de Opiumwet. De partijen, eiser en gedaagde, hadden op 18 juli 1998 een overeenkomst gesloten waarbij eiser zich verbond om werkzaamheden te verrichten voor de coffeeshop van gedaagde. Deze werkzaamheden omvatten onder andere het inkopen, snijden en vervoeren van cannabis, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat een overeenkomst die verplicht tot het verrichten van strafrechtelijk verboden prestaties in beginsel nietig is wegens strijd met de openbare orde. De rechtbank overwoog dat, hoewel er maatschappelijke ontwikkelingen zijn die het gedogen van bepaalde activiteiten rondom softdrugs ondersteunen, dit niet betekent dat de strafbaarheid van de in de overeenkomst genoemde activiteiten vervalt. De rechtbank concludeerde dat de gehele overeenkomst nietig was, omdat de niet gedoogde werkzaamheden onverbrekelijk verbonden waren met de gedoogde werkzaamheden. Eiser had geen belang meer bij de subsidiaire vordering, en de rechtbank wees de vorderingen van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op een totaal van f. 1.860,-- (€ 844,03) werden begroot.