ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer:12/015332-01
Datum uitspraak: 21 december 2001
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 9 september 2001
Datum voorlopige hechtenis: 12 september 2001
Opheffing/schorsing voorlopige hechtenis/invrijheidstelling: n.v.t.
------------------------------------------------
van de arrondissementsrechtbank te Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
naam verdachte,
geboren op geboortedatum te geboorteplaats
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “HvB Scheveningen” te Den Haag.
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. M.S. Memelink,
advocaat te Middelburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 december 2001.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.S. Flikweert en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt. Aan de verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 september 2001 in de gemeente Schouwen-Duiveland opzettelijk en met voorbedachten rade (naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal met een stiletto, in elk geval een mes, in beide benen, althans een been, in elk geval in het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden;
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 08 september 2001 in de gemeente Schouwen-Duiveland opzettelijk
(naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal met een stiletto, in elk geval een mes in beide benen, althans een been, in elk geval in het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden;
en voor zover terzake het onder 1 subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 8 september 2001 in de gemeente Schouwen-Duiveland aan een persoon (te weten naam slachtoffer), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (steekwond(en) aan be(e)n(en)), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een stiletto, in elk geval een mes in beide benen, althans een been, in elk geval in het lichaam te steken, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden;
en voor zover ook terzake het onder 1 meer subsidiair telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 8 september 2001 in de gemeente Schouwen-Duiveland, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon,
(naam slachtoffer), opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal met een stiletto, in elk geval een mes, in beide benen, althans een been, in elk geval in het lichaam heeft gestoken, tengevolge waarvan die (naam slachtoffer) is overleden.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 08 september 2001 in de gemeente Schouwen-Duiveland opzettelijk
(naam slachtoffer) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet die (naam slachtoffer) meermalen, althans eenmaal met een stiletto, in elk geval een mes in beide benen, althans een been, in elk geval in het lichaam, gestoken, tengevolge waarvan voornoemde (naam slachtoffer) is overleden.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De medeverdachte D heeft verklaard dat verdachte heeft voorgesteld het slachtoffer te straffen en dat verdachte en zijn medeverdachten met dat doel naar de boot zijn gegaan. Deze verklaring van D wordt niet door andere verklaringen gesteund. Verdachte betwist die verklaring bovendien. De enkele verklaring van D is onvoldoende om het bewijs van voorbedachte raad op te baseren.
Van het bestaan van andere feiten of omstandigheden die hetzij op zich zelve hetzij in combinatie met de verklaring van D voornoemd het tenlastegelegde kalm beraad en rustig overleg bewijzen is geen sprake. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen (namelijk: twee keer) heeft gestoken met een mes. Het verweer van verdachte dat hij op de boot is uitgegleden, ten gevolge daarvan het slachtoffer per ongeluk heeft gestoken en vervolgens in paniek is geraakt acht zij ongeloofwaardig. Zij komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
De beide medeverdachten bevonden zich in de nabijheid van verdachte en hadden zicht op zowel verdachte als het slachtoffer. Zij hebben beiden verklaard dat zij hebben gezien noch gehoord, dat verdachte op de boot is gevallen. Deze medeverdachten hebben beiden tevens verklaard dat zij het slachtoffer twee maal “auw” hebben horen zeggen. De gemeentelijk lijkschouwer en de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut hebben vastgesteld dat er twee insteekwonden zijn, elk aan één been van het slachtoffer. Zulks past bij de verklaringen van de getuigen dat zij het slachtoffer twee maal een pijnkreet hoorden slaken. Voorts is niet gebleken dat verdachte ontdaan of in paniek van de boot is gekomen nadat hij het slachtoffer met zijn mes had geraakt. Uit de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat verdachte van de boot afstapte en het bebloede mes zichtbaar in zijn handen had. Hij sprak bovendien de woorden "das ist was er braucht", hetgeen niet bepaald van schrik over
- laat staan paniek na - een ongeval getuigt.
Tussen de door verdachte aangebrachte steekwonden en de dood van het slachtoffer bestaat voorts causaal verband. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) blijkt immers dat ernstig bloedverlies is opgetreden en dat dit bloedverlies direct ten aanzien van het
intreden van de dood van betekenis geweest kan zijn. Daarnaast acht de deskundige onderkoeling oorzaak van de dood van het slachtoffer, welke onderkoeling mede is veroorzaakt door het bloedverlies. Aldus is een zodanig rechtstreeks verband gelegd tussen de uiteindelijk opgetreden dood en de door verdachte toegebrachte messteken dat het overlijden kan worden aangemerkt als het gevolg van het toebrengen van die messteken.
De rechtbank acht opzet van verdachte aanwezig in die zin dat hij door het toebrengen van de onderhavige messteken de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou overlijden. In dat verband is van belang dat de deskundige van het NFI heeft vastgesteld dat er sprake was van een zeer diepe steekverwonding. Daarbij zijn de onderbeenader en –slagader geraakt. Verdachte heeft gestoken met een stiletto, hetgeen een naar zijn aard bijzonder gevaarlijk soort mes is. Gelet op het door verdachte gehanteerde wapen en de vastgestelde diepe verwonding kan bezwaarlijk anders worden aangenomen dan dat verdachte diep heeft doorgestoken in het been van het slachtoffer. Daardoor heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer zodanig ernstig zou verwonden dat deze aan de gevolgen daarvan zou komen te overlijden. Aan het "bewust" aanvaarden van genoemde kans doet niet af dat bij verdachte ten tijde van het feit sprake was van overmatig alcoholgebruik. Verdachte had zich immers vrijwillig in de situatie van overmatigheid gebracht.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd.
De raadsman van verdachte heeft nog aangevoerd dat het rapport van de deskundige van het NFI de mogelijkheid open laat dat een ander dan verdachte een mes heeft gehanteerd en het slachtoffer zodanig letsel heeft toegebracht dat deze daaraan is overleden.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen moet worden geconcludeerd dat uit de bewijsmiddelen geen variant kan volgen die met de bewezenverklaring onverenigbaar is. Voor zover de raadsman heeft bedoeld dat verweer voor te dragen dient het op grond van het voorgaande te worden verworpen. Daarbij komt dat feiten noch omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is geworden dat (ook) een ander het slachtoffer heeft gestoken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen-verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie(s)
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan;
- de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden, waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het slachtoffer bewust en opzettelijk van het leven beroofd. Doodslag is een van de meest ernstige delicten in het Nederlandse strafrecht. Daarbij klemt in het bijzonder dat verdachte het slachtoffer zonder enige aanwijsbare aanleiding het leven heeft benomen door hem, terwijl hij zich in een weerloze positie bevond, twee maal met kracht te steken met een stiletto. Na het steken heeft verdachte het slachtoffer gewond achtergelaten en zich tot de volgende dag niet meer om hem bekommerd. Het enkele steken met een stiletto is bijzonder ernstig, maar met name het vervolgens gewond achterlaten van het slachtoffer, dat zich alleen en zonder enig uitzicht op redding in een boot in een nagenoeg verlaten haven bevond, getuigt van een ernstig gebrek aan respect bij verdachte voor de lichamelijke integriteit van anderen en hun leven.
Het feit dat verdachte onder invloed van het overmatig gebruik van alcoholhoudende drank tot het feit is gekomen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Hij heeft zichzelf in die toestand gebracht en de invloed die dat op zijn handelen en geweten heeft gehad kan verdachte geenszins disculperen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van de door hem, verdachte, toegebrachte messteken zou overlijden. Zij acht niet bewezen dat hij op de dood van het slachtoffer uit was. Met dat gegeven zal de rechtbank enigermate in het voordeel van verdachte rekening houden.
Op een ernstig feit als hier aan de orde kan niet anders worden gereageerd dan met een vrijheidsbenemende straf van lange duur.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 25 september 2001;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 1 november 2001 van de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Middelburg.
- het over verdachte uitgebrachte rapport d.d. 29 november 2001 van drs. F.C.P. Zuidhof, forensisch psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte rapport d.d. 14 november 2001 van drs. J. van Borssum Waalkes, forensisch psychiater.
Blijkens het uittreksel uit het algemeen documentatieregister heeft verdachte zich eerder (in Oostenrijk) schuldig gemaakt aan een geweldsdelict. Uit het ter terechtzitting besprokene volgt dat verdachte ter zake van dat geweldsdelict is veroordeeld tot een gevangenisstraf. De rechtbank zal daarmee in het nadeel van verdachte rekening houden bij het bepalen van de strafmaat.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De volgende inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen:
- een stiletto;
- een mes;
- drie blikken bier,
zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze voorwerpen, die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, waarbij voor het bier de bederfelijkheid van de waar bepalend is voor deze strijd met het algemeen belang. Voornoemde voorwerpen zullen daarom onttrokken worden aan het verkeer.
Met betrekking tot de overige in beslaggenomen voorwerpen, te weten
- kleding
acht de rechtbank verdachte degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen aan genoemde verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36c, 36d en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen volgende voorwerpen:
- een stiletto;
- een mes
- drie blikken bier.
Zij gelast de teruggave van de inbeslaggenomen kleding aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.P.M. ter Berg, voorzitter,
mrs. A.M.P. Gaakeer en M.P. Meeuwisse, rechters,
in tegenwoordigheid van J.J.J. Schols, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2001.
Mr. Meeuwisse is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.