ECLI:NL:RBMID:2001:AD5861
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verkrachting van minderjarigen door zwakbegaafde verdachte met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 14 november 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zwakbegaafde man die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedenmisdrijven jegens kinderen onder de 12 jaar. De verdachte, die op dat moment in een instelling verbleef, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.R. Aerts. De officier van justitie, mr. H.I. den Hartog, eiste een gevangenisstraf van vier jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 21 februari 2001 vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verkrachting, meermalen gepleegd, en heeft de kwalificatie van de feiten herzien na een kennelijke misslag in de eerdere beoordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, wat zijn strafbaarheid in verminderde mate beïnvloedt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de noodzaak van bescherming van de maatschappij tegen herhaling van dergelijke delicten. De verdachte heeft blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden en lijkt gemotiveerd om behandeling te ondergaan.
De rechtbank heeft besloten tot terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en behandeling, en heeft daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 402 dagen opgelegd. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is uitgesproken in het belang van de slachtoffers en de samenleving, waarbij de rechtbank de noodzaak van behandeling en toezicht op de verdachte benadrukt.