ECLI:NL:RBMID:2001:AD5481
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P.M. Hopmans
- W. Evenhuis
- Rechtspraak.nl
Uitsluiting van kinderbijslag voor kinderen die tijdelijk in het buitenland verblijven in het kader van studie
In deze zaak heeft de eiseres, echtgenote van [echtgenoot], beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) waarin haar recht op kinderbijslag voor haar dochter [dochter] werd ingetrokken. De SVB stelde dat de dochter, die sinds 18 augustus 2000 in Canada verbleef voor haar studie, op de peildatum van 1 januari 2001 langer dan drie maanden in Canada woonde, waardoor eiseres geen recht meer had op kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en de Wet beperking export uitkeringen (Wet BEU). De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2001 behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door haar echtgenoot.
De rechtbank overwoog dat de SVB terecht had vastgesteld dat eiseres met ingang van het eerste kwartaal van 2001 geen recht meer had op kinderbijslag voor haar dochter, omdat Canada niet op de lijst van landen staat waar recht op kinderbijslag kan bestaan op basis van een verdrag. De rechtbank concludeerde dat de uitzondering in artikel 7b, tweede lid van de AKW niet van toepassing was, omdat er geen exportverplichting was opgenomen in het verdrag tussen Nederland en Canada. De rechtbank oordeelde dat de SVB op goede gronden had vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor kinderbijslag en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de regels omtrent kinderbijslag en de gevolgen van verblijf in het buitenland voor de uitkering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres haar stellingen over ongelijke interpretatie van de Wet BEU door andere vestigingen van de SVB niet met voorbeelden heeft onderbouwd, waardoor deze niet konden worden beoordeeld. De rechtbank heeft de uitspraak op 28 juni 2001 gedaan, waarbij de eiseres in het ongelijk werd gesteld.