ECLI:NL:RBMID:2001:AD4723

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
28 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 01/246
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Bijstandsverordening op verblijf in een opvanghuis en de gevolgen voor bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Middelburg op 28 augustus 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, A en B, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. De eisers, partners zonder woonruimte, maakten gebruik van een nachtopvang in Vlissingen en ontvingen bijstand naar de norm voor een gezin, met een verlaging van 10% van het netto minimumloon. De gemeente stelde dat eisers lagere kosten van bestaan hadden door het delen van woonlasten in de nachtopvang, wat volgens hen gelijkgesteld kon worden aan het bewonen van een woning.

De rechtbank oordeelde echter dat verblijf in de nachtopvang niet gelijkgesteld kan worden aan het hebben van een woning. Eisers hadden geen autonomie in hun verblijf, moesten zich houden aan huisregels en konden niet vrijelijk beschikken over de woonruimte. De rechtbank concludeerde dat de Bijstandsverordening niet voorziet in een verlaging van de bijstandsnorm voor personen zonder woning. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente en oordeelde dat de gemeente een nieuw besluit moest nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eisers.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de definitie van 'woning' in de context van bijstandsverlening en de voorwaarden waaronder bijstand kan worden verlaagd. De rechtbank heeft duidelijk gemaakt dat de omstandigheden van eisers, die geen vaste woonruimte hadden, niet in aanmerking komen voor de toepassing van de Bijstandsverordening die een verlaging van de bijstandsnorm mogelijk maakt.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
ENKELVOUDIGE KAMER BESTUURSRECHT
Reg.nr.: Awb 01/246
Uitspraak inzake:
A en B, wonende te C, eisers,
gemachtigde: mr. W.R. Aerts, advocaat te Vlissingen,
tegen
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, verweerder.
1. Procesverloop.
Bij besluit van 22 november 2000 heeft verweerder eisers met ingang van 9 november 2000 bijstand toegekend ter voorziening in de kosten van levensonderhoud, berekend naar de norm voor een gezin, onder verlaging van die norm met 10 % van het netto minimumloon.
Verweerder heeft tevens bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt.
Tegen de verlaging hebben eisers een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 21 maart 2001 heeft verweerder dat bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 15 augustus 2001 behandeld ter zitting. Eisers hebben zich laten vertegen-woordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A. Vermeer.
2. Overwegingen.
Ingevolge artikel 34 van de Algemene bijstandswet (hierna: Abw) kunnen burgemeester en wethouders voor gehuwden de bijstanduitkering verlagen voorzover de belanghebbenden lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hebben dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.
Ingevolge artikel 35 van de Abw kunnen burgemeester en wethouders de bijstandsnorm lager vaststellen voorzover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning, waaraan geen woonkosten zijn verbonden.
Ingevolge artikel 38, eerste lid, van de Abw stelt het gemeentebestuur bij verordening vast voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria die verhoging of verlaging wordt bepaald.
Ingevolge artikel 4 van de Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm voor de categorieën van belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend van de gemeente Vlissingen (hierna: Bijstandsverordening) wordt, voor zover hier van belang, de bijstandsnorm lager vastgesteld indien de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.
Eisers, partners, hadden ten tijde van belang geen woonruimte in de gemeente Vlissingen en waren aangewezen op de nachtopvang van het X, een opvangcentrum in die gemeente.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan hadden omdat zij gebruik maakten van de nachtopvang van X en daardoor hun kosten van bestaan konden delen.
Eisers betwisten dat zij lagere kosten van bestaan hadden. Voor de nachtopvang bij X moesten zij ieder f 10,- per nacht betalen. Overdag zwierven ze op straat en waren dan voor eten en drinken aangewezen op duurdere horecatarieven. Eisers zijn van mening dat hun leven duurder is dan het leven in een reguliere huishouding, ook nu zij geen huur en nutsvoorzieningen hoeven te betalen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder heeft artikel 4 van de Bijstandsverordening aan het bestreden besluit ten grond-slag gelegd. Dat artikel ziet blijkens de toelichting op de omstandigheid dat betrokkenen een woning hebben, waarbij zij die woning met anderen delen. Dat levert financiële voordelen op, omdat de gezamenlijke woonlasten dan lager zijn. Ter zitting is namens verweerder betoogd dat X moet worden gezien als een woning, waarbij de bewoners kosten delen.
De rechtbank deelt dat standpunt niet. Naar haar oordeel is slechts sprake van een (deel van een) woning indien de bewoner aldaar zijn woonstede heeft. Dat wil zeggen dat de bewoner, binnen de grenzen van het recht, vrijelijk kan beschikken over de woonruimte. Hij moet kunnen komen en gaan naar believen, bezoek kunnen uitnodigen, de woonruimte kunnen verfraaien qua inrichting, kortom een eigen woonsfeer kunnen scheppen en eigen woonregels kunnen stellen. Van dat alles is in X geen sprake. Eisers gebruikten de voorziening slechts voor de nacht, waarbij zij gescheiden moesten slapen, eiser op de mannenzaal en eiseres op de vrouwenzaal. Zij kregen voorts een ontbijt en de gelegenheid zich te douchen. Eisers moesten zich houden aan de huisregels van X. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat X kan worden gezien als de woonstede van eisers waar zij met zekere autonomie konden verblijven. Bovendien kon van een min of meer bestendig verblijf ook geen sprake zijn gelet op de opvangfunctie van X. Overigens wordt het begrip woning in de Bijstandsverordening niet gedefinieerd anders dan dat in artikel 1, eerste lid onder a van de Bijstandsverordening en de toelichting onder een woning tevens een woonwagen en een woonschip wordt verstaan.
De rechtbank heeft nog gezien op artikel 5 van de Bijstandsverordening, waarin onder meer wordt bepaald dat de bijstandsnorm of toeslag lager wordt vastgesteld indien de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft als gevolg van bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden. De toelichting op dit artikel vermeldt: "Indien betrokkene geen woning heeft, is de verordening niet van toepassing en dient afstemming middels artikel 13 Abw plaats te vinden". De rechtbank leidt uit de aangehaalde artikelen en de toelichting in hun onderlinge samenhang af dat de Bijstandsverordening niet voorziet in de mogelijkheid van een verlaging van de bijstandsnorm in die gevallen waarin betrokkenen geen woning hebben. Dat eisers geen vaste lasten zoals huur en kosten van nutsvoorzieningen hadden, maakt dat niet anders. Die omstandigheid kwam niet voort uit het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van die kosten door woonruimte te delen, maar juist uit de tegen-overgestelde situatie, te weten het ontbreken van woonruimte.
Verweerder heeft derhalve ten onrechte artikel 4 van de Bijstandsverordening toegepast, zodat het beroep gegrond is en het bestreden besluit vernietigd dient te worden.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proces-kosten van eisers tot een bedrag van f 1420,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
3. Uitspraak.
De Arrondissementsrechtbank te Middelburg,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt, met inachtneming van het in deze uitspraak gestelde;
bepaalt dat de gemeente Vlissingen aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van f 60,- (zestig gulden) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eisers begroot op f 1420,- (veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de gemeente Vlissingen aan de griffier.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2001 door mr. J.P.M. Hopmans, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol - Enklaar, griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.