ECLI:NL:RBMID:2001:AD4398
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.P.M. ter Berg
- M.P. Meeuwisse
- C. van Boven
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van voorlopige hechtenis in strafzaak met meerdere feiten van oplichting en gekwalificeerde diefstal
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 5 oktober 2001 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verzoeker, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. Het verzoekschrift, ingediend op 25 september 2001, werd behandeld in aanwezigheid van de verzoeker, zijn raadsman mr. W.H. Jebbink, en de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo. De verzoeker was eerder in voorlopige hechtenis genomen voor verschillende feiten, waaronder oplichting en het gebruik van valse identiteitsbewijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker momenteel wordt vervolgd voor een gekwalificeerde diefstal, die plaatsvond op meerdere locaties in mei 1998.
De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen. De rechtbank overwoog dat het systeem van de wet niet toestaat dat voor hetzelfde feit twee keer voorlopige hechtenis wordt bevolen. De feiten waarvoor de verzoeker nu wordt vervolgd, zijn gelijk aan de feiten waarvoor hij eerder in voorlopige hechtenis was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake is van vluchtgevaar, aangezien de verzoeker een vast adres heeft en niet van plan is om Nederland te verlaten. De officier van justitie was echter van mening dat er wel degelijk vluchtgevaar aanwezig was, gezien het feit dat de verzoeker zich eerder voor justitie had verborgen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de gekwalificeerde diefstallen die aan de verzoeker worden ten laste gelegd, niet onder het bestaande bevel voorlopige hechtenis kunnen worden gebracht, omdat deze feiten pas na de betekening van de dagvaarding zijn opgekomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er ernstige bezwaren tegen de verzoeker bestaan en dat er vluchtgevaar is, wat de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt. De beslissing is genomen in de meervoudige raadkamer voor strafzaken van de rechtbank.