ECLI:NL:RBMID:2001:AD3927
Rechtbank Middelburg
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis
Op 2 oktober 2001 heeft de enkelvoudige raadkamer van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van een verzoeker die eerder was vervolgd voor vermogensdelicten. Het verzoekschrift, ingediend door de raadsman van verzoeker, mr. L.E. van Hevele, was ontvangen op 4 juli 2001 en behandeld op 18 september 2001. De verzoeker was op 17 april 2001 aangehouden en na een periode van voorlopige hechtenis op 30 mei 2001 in vrijheid gesteld. Hij was op 20 juni 2001 veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van voorarrest. Verzoeker vorderde een schadevergoeding van € 1.950,00 voor immateriële schade, als gevolg van een langere periode van voorarrest dan de opgelegde straf.
De officier van justitie, mr. F. van Es, concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank oordeelde dat het verzoekschrift tijdig was ingediend, maar dat verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor schadevergoeding volgens artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank stelde vast dat verzoeker was veroordeeld voor een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis was toegelaten, en dat de wetgever geen ruimte bood voor schadevergoeding in gevallen van te lang ondergane voorlopige hechtenis.
De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek om schadevergoeding, en dat eventuele onrechtmatige handelingen van de Staat aan de civiele rechter moesten worden voorgelegd. De beslissing werd uitgesproken door mr. W.P.M. ter Berg, in aanwezigheid van griffier P.L. Francke, en de mogelijkheid tot hoger beroep werd vermeld.