ECLI:NL:RBMID:2001:AB3074
Rechtbank Middelburg
- Raadkamer
- W.P.M. ter Berg
- M.P. Meeuwisse
- D. Verboom
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen dagvaarding in strafzaak wegens doodslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 1 augustus 2001 uitspraak gedaan in een bezwaarschrift tegen een dagvaarding. De bezwaarde, die in voorlopige hechtenis zat, had op 13 september 2000 een verzoek ingediend om de strafzaak tegen hem te beëindigen. De rechtbank had op 16 februari 2001 een termijn van drie maanden gesteld voor de officier van justitie om de bezwaarde te dagvaarden. Deze termijn liep af op 17 mei 2001, maar de dagvaarding vond pas plaats op 14 juni 2001. De bezwaarde stelde dat de termijn was overschreden en dat hij niet meer vervolgd kon worden op basis van artikel 255 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie voerde aan dat de rechtbank een beslissing ex artikel 245 had gegeven en dat er geen sprake was van overschrijding van een redelijke termijn.
De rechtbank oordeelde dat de bezwaarschriftprocedure correct was ingediend en dat de meervoudige raadkamer bevoegd was om het bezwaarschrift te behandelen. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie de bezwaarde niet binnen de gestelde termijn had gedagvaard, wat een verzuim opleverde. De rechtbank stelde vast dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de rechter de officier van justitie ontvankelijk zou verklaren in de vervolging, gezien de overschrijding van de termijn. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift gegrond was en verklaarde het bezwaar tegen de dagvaarding gegrond, maar besloot de bezwaarde niet buiten vervolging te stellen.
De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de bezwaarde, zijn raadsman en de officier van justitie. De rechtbank benadrukte het belang van de termijnen in het strafproces en de waarborgen die de bezwaarschriftprocedure biedt tegen onterecht vervolgen.