ECLI:NL:RBMID:2001:AA9850

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/015512-99
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Middelburg inzake afdreiging en poging tot afdreiging

Op 7 februari 2001 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afdreiging en poging tot afdreiging. De verdachte, die op 19 juli 1999 in verzekering was gesteld, heeft zich schuldig gemaakt aan het benaderen van slachtoffers met dreigementen om hen tot betaling te bewegen. De officier van justitie, mr. F. van Es, heeft een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft echter besloten om in plaats van de gevangenisstraf de verdachte te veroordelen tot het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid ten algemene nutte. Dit besluit werd genomen met instemming van de verdachte.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Er is een psychiatrisch rapport over de verdachte gepresenteerd, waaruit bleek dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was door een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank heeft ook de eerdere rapporten van de Reclassering in overweging genomen.

De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een typemachine en geld, verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij het voorbereiden van de strafbare feiten. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd houden aan de voorwaarden die zijn gesteld door de Reclassering. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S. de Bruin, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 7 februari 2001.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 12/015512-99
Datum uitspraak : 7 februari 2001
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 19 juli 1999
Datum voorlopige hechtenis: 22 juli 1999
Invrijheidstelling: 30 juli 1999
------------------------------------------------
V O N N I S
van de arrondissementsrechtbank te Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te [woonplaats],
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. A.J. Sol, advocaat te Terneuzen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 januari 2001.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F. van Es en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, proeftijd twee jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door de Reclassering Nederland, unit Leeuwarden.
De officier van justitie heeft meegedeeld er geen bezwaar tegen te hebben indien de rechtbank in plaats van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de straf van het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid ten algemene nutte zal opleggen.
Ter terechtzitting is voorts behandeld de vordering van de officier van justitie ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht betreffende verdachte. Op deze vordering doet de rechtbank afzonderlijk uitspraak op 7 februari 2001.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit vonnis is gevoegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit vonnis deel uitmaakt.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1:
Afdreiging.
Ten aanzien van feit 2:
Poging tot afdreiging.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachtes geestvermogens ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde is een psychiatrisch rapport d.d. 3 oktober 1999 uitgebracht door dr. J. van Borssum Waalkes, psychiater en vast gerechtelijk deskundige.
Dit rapport bevat als conclusie van die deskundige onder meer -zakelijk samengevat-:
Er is bij betrokkene sprake van zowel een ziekelijke stoornis (in de vorm van een neurotische depressie), als een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens (persoonlijkheidsproblematiek). Ik acht betrokkene dan ook ten opzichte van de tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige over en maakt dit tot het hare en wel in zoverre dat haar inziens de feiten aan de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend als gevolg van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Deze verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte echter niet uit.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat deze strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sanctie(s)
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afdreiging en een poging daartoe met als onderwerp aanwezigheid in een prostitutiezone. Hij benaderde de slachtoffers schriftelijk op het adres van hun werkgever waarna hij hen telefonisch benaderde met het doel om hen tot betalen te bewegen. Gedreigd werd videomateriaal en foto's onder derden te verspreiden. Verdachte heeft aldus op sluwe en berekenende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdachte heeft bekend gedurende een aantal jaren vele personen op deze wijze te hebben benaderd. Dit zijn ernstige feiten die bij de slachtoffers overlast en gevoelens van onrust hebben veroorzaakt en waardoor materiële en immateriële schade is toegebracht.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 10 januari 2001, waaruit geen andere feiten blijken;
- het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 21 juli 1999 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 26 oktober 1999 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Leeuwarden, unit Noord (Leeuwarden);
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 20 oktober 2000 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Leeuwarden, unit Noord (Leeuwarden);
- het over de verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport d.d. 3 oktober 1999 van dr.Van Borssum Waalkes voornoemd.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke, deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede de oplegging van een bijzondere voorwaarde, passend en geboden.
De rechtbank zal de verdachte in plaats van het onvoorwaardelijk deel van de overwogen gevangenisstraf overeenkomstig zijn aanbod en met zijn instemming veroordelen tot het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemene nutte voor de duur van 240 uur.
Beslag
De inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen, te weten:
- een agenda;
- een typemachine;
- twee ordners;
- vijf boeken;
- Nederlands geld ter waarde van ƒ 2.340,80;
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is voorbereid.
Voornoemde voorwerpen zullen daarom verbeurd worden verklaard.
Bij de vaststelling van de bijkomende straf van verbeurdverklaring is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 57 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders te laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Legt de verdachte op in de plaats van het onvoorwaardelijk deel, te weten zes maanden, van de overwogen gevangenisstraf: het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van 240 uren, te weten onderhouds- of andere werkzaamheden bij één van de projecten, vermeld op de bij de Reclassering Leeuwarden, J. Catsstraat 2 te Leeuwarden, beschikbare lijst van door de rechtbank Leeuwarden en het openbaar ministerie goedgekeurde werkstrafprojecten, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht naar de maatstaf van twee uur per dag voor de eerste zestig dagen en één uur per dag voor de overige dagen.
Bepaalt dat de arbeid dient te worden aangevangen binnen twee maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis en dient te worden verricht binnen twaalf maanden na aanvang van de arbeid.
Veroordeelt verdachte tevens tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
de veroordeelde dient zich gedurende de proeftijd te gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, Ressort Leeuwarden, unit Noord te Leeuwarden, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Verstrekt aan genoemde instelling opdracht om aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een agenda, een typemachine, twee ordners, vijf boeken en Nederlands geld ter waarde van
ƒ 2.340,80.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.H. Nomes, voorzitter,
mrs. A.M.P. Gaakeer en D. Verboom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. de Bruin als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2001.