ECLI:NL:RBMID:2001:AA9802

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38/2000
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor shockschade na dodelijk verkeersongeval

Op 31 januari 2001 heeft de Rechtbank Middelburg uitspraak gedaan in een civiele zaak over de aansprakelijkheid voor shockschade na een dodelijk verkeersongeval. Eiseres, de zuster van de slachtoffers, vorderde schadevergoeding van gedaagde sub 1, die betrokken was bij het ongeval waarbij haar vader, [betrokkene 3], om het leven kwam. Het ongeval vond plaats op 10 februari 1998 op de Spanjaardsweg te Philippine, waar [gedaagde sub 1] met een landbouwvoertuig de fietsers passeerde. Bij deze passering viel [betrokkene 3] en overleed later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. Eiseres stelde dat zij shockschade had opgelopen door haar vader in verminkte toestand te zien in het ziekenhuis en eiste een schadevergoeding van f. 50.000,-.

De rechtbank overwoog dat eiseres niet direct betrokken was bij het ongeval en dat de wetgeving omtrent shockschade, zoals vastgelegd in artikel 6:106 BW, vereist dat er sprake moet zijn van directe confrontatie met het dodelijke ongeval. Eiseres had haar vader pas in het ziekenhuis gezien, wat niet voldeed aan de wettelijke vereisten voor het toekennen van shockschade. De rechtbank verwierp de vorderingen van eiseres als ongegrond en veroordeelde haar in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder shockschade kan worden toegewezen en bevestigt dat alleen diegenen die direct geconfronteerd worden met een dodelijk ongeval, aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af en legde de proceskosten op aan haar.

Uitspraak

d.d. 31 januari 2001
De arrondissementsrechtbank te Middelburg, enkelvoudige kamer, overweegt en beslist als volgt inzake:
Rolno. 38/00
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur: mr I.P. de Groot;
tegen:
1. [gedaagde 1],
wonende te Philippine, gemeente Sas van Gent,
2. de naamloze vennootschap
N.V. Interpolis Schade,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagden,
procureur: mr C.H. Brinkman.
1. Het procesverloop
De volgende processtukken zijn gewisseld:
- de met de dagvaarding overeenstemmende conclusie van eis;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
Partijen hebben de zaak doen bepleiten. De pleitnotities maken deel uit van het dossier.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
2. De feiten
2.1. Eiseres is de zuster van [betrokkene 1 en 2].
2.2. Op 10 februari 1998 heeft zich op de Spanjaardsweg te Philippine, gemeente Sas van Gent, een ernstig verkeersongeval voltrokken, waarbij [betrokkene 1 en 2] en de heer [betrokkene 3], hierna te noemen: [betrokkene 3], en gedaagde sub 1, hierna te noemen: [gedaagde sub 1], betrokken waren.
2.3. De Spanjaardsweg is een openbare weg, die buiten de bebouwde kom ligt. De weg is 3,10 meter breed en bestaat uit één rijbaan, die niet in stroken is onderverdeeld. Aan beide zijden van de rijbaan bevindt zich een onverharde berm.
2.4. Op 10 februari 1998 omstreeks 15.15 uur fietsten [betrokkene 1, 2 en 3] met z’n drieën achter elkaar op de hiervoor genoemde Spanjaardsweg. De fietsers reden in de richting van Philippine. [gedaagde sub 1] kwam hen uit tegengestelde richting met zijn landbouwvoertuig tegemoet gereden. Het betrof een driewielig landbouwvoertuig met een drijfmesttank. De breedte van het voertuig bedroeg 3.13 meter en de lengte 9.10 meter. Om met een dergelijk landbouwvoertuig over de openbare weg te rijden is een ontheffing nodig krachtens het Voertuigreglement. Deze ontheffing ontbrak.
2.5. Bij het passeren van het landbouwvoertuig van [gedaagde sub 1] is [betrokkene 3] ten val gekomen en onder een van de wielen van het landbouwvoertuig terechtgekomen. [betrokkene 3] is als gevolg hiervan zwaar gewond geraakt. ’s Avonds is hij in het Ziekenhuis te Gent aan zijn verwondingen overleden.
2.6. [gedaagde sub 1] is in verband met de aanrijding bij onherroepelijk vonnis van de kantonrechter te Terneuzen d.d. 7 december 1999 veroordeeld tot betaling van geldboetes van totaal f. 2.000,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden met een proeftijd van twee jaar.
2.7. Eiseres is bij het ongeval niet betrokken geweest. Zij heeft haar vader na het ongeval in het Ziekenhuis te Terneuzen gezien. Haar vader is vervolgens naar het ziekenhuis te Gent vervoerd. Aldaar is hij geopereerd en tijdens de operatie overleden.
3. Het geschil
3.1. Eiseres stelt dat zij shockschade heeft opgelopen als gevolg van het feit dat zij haar vader in verminkte toestand in het ziekenhuis te Terneuzen heeft gezien en, als gevolg van het overlijden van haar vader, het besef dat zij hem nooit meer zou zien. De schade kan volgens haar gekwalificeerd worden als een acute stress stoornis. Omdat [gedaagde sub 1] het dodelijke ongeval heeft veroorzaakt is hij aansprakelijk voor deze schade die door haar op f. 50.000,- wordt gesteld.
3.2. Gedaagden hebben de aansprakelijkheid voor de gestelde schade betwist. Zij hebben daarbij voor wat de toedracht betreft dezelfde argumenten gebruikt als in de parallel lopende procedure tussen haar broers enerzijds en [gedaagde sub 1] en Interpolis anderzijds (rolnr. 194/99).
Verder stellen zij dat shockschade zich volgens het wettelijk systeem beperkt tot die personen die geconfronteerd worden met het dodelijk ongeval, dan wel het waarnemen daarvan. Toewijzing van de vordering zou erop neer komen dat iedere nabestaande die later wordt geconfronteerd met de gevolgen van een ongeval aanspraak kan maken op vergoeding van shockschade.
Ook is eiseres niet zelf aanwezig geweest bij het ongeval van haar vader. Zij heeft ook niet zelf in fysiek gevaar verkeerd. Subsidiair hebben gedaagden zich beroepen op het ontbreken van relativiteit.
Tenslotte hebben gedaagden betwist dat er sprake is van shockschade en hebben zij het gevorderde bedrag bestreden als zijnde te hoog.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Voor wat de beoordeling van de toedracht van het ongeval betreft verwijst de rechtbank naar hetgeen zij daarover heeft overwogen in de zaak met rolnr. 194/99. Zij heeft in dat vonnis geoordeeld dat [gedaagde sub 1] door zijn manier van rijden daar ter plaatse jegens de twee zonen en [betrokkene 3] onrechtmatig heeft gehandeld.
Eiseres was echter niet betrokken bij dit ongeval en in zoverre heeft [gedaagde sub 1] ook niet onrechtmatig jegens haar gehandeld.
4.2. Voor de beoordeling is verder van belang dat de wetgever met art. 6:106 BW de mogelijkheid van shockschade heeft erkend voor uitzonderlijke gevallen. Daarbij moet in ieder geval sprake zijn geweest van “het waarnemen van of het rechtsreeks geconfronteerd worden met een dodelijk ongeval van een ander”. Daarvan was hier geen sprake. Eiseres werd pas rechtstreeks geconfronteerd met haar zwaar gewonde vader in het ziekenhuis, geruime tijd nadat het ongeval had plaatsgevonden, zodat aan dit vereiste niet is voldaan.
4.3. De rechtbank zal de vorderingen van eiseres dus als ongegrond afwijzen. Zij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt eiseres in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde gevallen, zijnde voor verschotten f. 950,-- en voor procureurssalaris f. 4.400,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2001 in tegenwoordigheid van de griffier