ECLI:NL:RBMID:2000:AE4966
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.J.P. Lambooij
- M.D. Bezemer-Kralt
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugvordering wachtgeld op basis van fiscale winst uit onderneming
In deze zaak gaat het om een beroep van eiser tegen een besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarbij een te hoog uitbetaald wachtgeld over 1996 werd teruggevorderd. Eiser ontving sinds 1 september 1994 een uitkering op basis van het Rijkswachtgeldbesluit 1959. De minister stelde vast dat bij de berekening van het wachtgeld rekening was gehouden met een te laag bedrag aan winst uit eigen bedrijf, wat resulteerde in een terugvordering van f. 11.117,19. Eiser diende hiertegen een bezwaarschrift in, maar dit werd ongegrond verklaard. Eiser ging vervolgens in beroep.
De rechtbank behandelde de zaak op 23 maart 2000. Eiser was aanwezig, maar de verweerder verscheen niet. Eiser voerde aan dat de minister in strijd met de Algemene wet bestuursrecht had gehandeld, omdat niet tijdig was aangegeven dat de stukken ter inzage zouden liggen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser voldoende op de hoogte was gesteld van de hoorzitting en de mogelijkheid om het dossier in te zien. Eiser had bovendien aangegeven geen gebruik te willen maken van de hoorzitting.
Daarnaast betoogde eiser dat zijn pensioenvoorziening in mindering moest worden gebracht op de winst uit onderneming, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht de fiscale winst als uitgangspunt had genomen. De rechtbank concludeerde dat er geen ruimte was voor aftrekken van de door eiser opgevoerde kosten, aangezien deze niet in lijn waren met de definitie van inkomsten volgens het Rijkswachtgeldbesluit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de herberekening van het wachtgeld door de minister.