ECLI:NL:RBMID:2000:AA6278
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot vervroegd uitspreken van onteigening van perceel door de Staat
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 24 mei 2000 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) en [gedaagde] betreffende de onteigening van een perceel grond. De rechtbank verwijst naar een eerder vonnis van 9 februari 2000 en constateert dat partijen hebben geprobeerd overeenstemming te bereiken over de aankoop van de boerderij van [gedaagde], maar dat dit niet is gelukt. De Staat heeft een vordering ingediend tot vervroegd uitspreken van de onteigening van het perceel met grondplannummer [nummer].
De rechtbank overweegt dat de Staat niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 17 van de Onteigeningswet, omdat er geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden over het specifieke perceelsgedeelte dat onteigend moest worden. [gedaagde] heeft betoogd dat de Staat nooit enige onderhandeling heeft gevoerd over het perceel, wat door de Staat gemotiveerd is weersproken. De rechtbank concludeert dat de Staat onvoldoende heeft getracht om het perceel in der minne te verkrijgen, ondanks eerdere toezeggingen om de aankoop van het totale bedrijf te coördineren.
De rechtbank wijst de vordering van de Staat tot vervroegd uitspreken van de onteigening af en veroordeelt de Staat in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde]. De kosten zijn begroot op f. 370,-- voor verschotten en f. 6.800,-- voor salaris van de procureur. Deze uitspraak benadrukt het belang van het voeren van adequate onderhandelingen in het kader van onteigening en de verplichtingen die de Staat heeft jegens de eigenaar van het onteigende perceel.