ECLI:NL:RBMID:2000:AA5896

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
315/99
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.C.P. Rammeloo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een rompbevrachtingsovereenkomst en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de kapitein

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 17 mei 2000, staat de rechtsgeldigheid van een rompbevrachtingsovereenkomst tussen Oreo Navigation Company LTD. en Scheldepoort B.V. centraal. De rechtbank heeft de zaak in eerste aanleg enkelvoudig behandeld onder rolnummer 315/99. De procedure volgde op een tussenvonnis van 10 november 1999, waarin beide partijen werden uitgenodigd om producties in te dienen. De kern van het geschil betreft de vraag of de kapitein van het m.s. Gepard, dat door Oreo werd bevracht, bevoegd was om de VNSI-condities te accepteren, gezien de timing van de overeenkomst en de rol van de kapitein.

Scheldepoort B.V. stelde dat de kapitein, hoewel de rompbevrachtingsovereenkomst pas op 1 juli 1998 inging, al eerder handelingen verrichtte die Oreo bindend konden maken. Dit werd onderbouwd met een faxbrief van Oreo van 26 juni 1998, waarin de mondelinge overeenkomst werd bevestigd. Oreo betwistte echter de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de kapitein, stellende dat deze enkel bevoegd was voor handelingen die direct verband hielden met het in bedrijf houden van het schip, en dat de conversiewerkzaamheden daar niet onder vielen.

De rechtbank oordeelde dat de kapitein niet bevoegd was om de VNSI-condities te accepteren, omdat deze handeling niet onder de wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid viel. De rechtbank verwierp de exceptie van Scheldepoort en verwees de zaak naar de civiele rolzitting voor voortprocederen. Tevens werd Scheldepoort veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van Oreo werden begroot op ƒ 9.150,-- voor het salaris van de procureur.

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken en de rol van vertegenwoordigingsbevoegdheid in commerciële overeenkomsten, vooral in de scheepvaartsector.

Uitspraak

d.d. 17 mei 2000
De arrondissementsrechtbank te Middelburg, enkelvoudige kamer, overweegt en beslist als volgt inzake:
rolnr. 315/99
De rechtspersoon naar het recht van de plaats van haar vestiging
Oreo Navigation Company LTD.,
gevestigd te Nicosia, Cyprus,
eiseres, gedaagde in het incident,
procureur: mr. J. Wind,
tegen:
de besloten vennootschap Scheldepoort B.V.,
gevestigd te Ritthem, gemeente Vlissingen,
gedaagde, eiseres in het incident,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos.
1. Het verdere procesverloop
Ter uitvoering van het tussenvonnis van 10 november 1999 hebben beide partijen een akte genomen, waarbij wederom producties in het geding zijn gebracht.
2. De verdere beoordeling van het geschil in het incident
2.1 Scheldepoort heeft aangevoerd dat, ook al zou de rompbevrachtingsovereenkomst tussen Satco en Oreo op 1 juli 1998 zijn ingegaan, de kapitein van het m.s. Gepard Oreo kon binden voor wat betreft de toepasselijkheid van de VNSI-condities. Scheldepoort heeft daarbij een beroep gedaan op de opgewekte schijn en de redelijkheid en de billijkheid.
Scheldepoort heeft daartoe gesteld, dat er al op 17 juni 1998 ten behoeve van Oreo aan Scheldepoort opdracht is gegeven om met het engineeringwerk voor de installatie van de pompen te beginnen. Bij faxbrief van 26 juni 1998 heeft Oreo de mondelinge overeenkomst ten aanzien van de conversiewerkzaamheden bevestigd en heeft Oreo daarin ook aangegeven, dat "Vessel will be moved to your premises, ready for work on Monday morning, 29 June". Kortom, voor 1 juli 1998 trad Oreo al op als rompbevrachter van het m.s. Gepard en op 29 juni 1998 is de kapitein van het m.s. Gepard dan ook voor Oreo opgetreden. De kapitein was ook wettelijk vertegenwoordigingsbevoegd.
2.2 Oreo heeft daartegen het volgende ingebracht.
De kapitein had geen vertegenwoordigingsbevoegdheid, want de rompbevrachtingsovereenkomst ging pas per 1 juli 1998 in. Bovendien kon de kapitein Oreo in deze kwestie niet vertegenwoordigen, omdat de kapitein ingevolge de wettelijke bepalingen alleen bevoegd is die rechtshandelingen te verrichten welke rechtstreeks strekken om het schip in bedrijf te brengen of te houden. De conversie van een sleepboot tot een blusboot valt daar niet onder. Voorts mocht Scheldepoort er niet op vertrouwen, dat de kapitein bevoegd zou zijn voor de toepasselijkheid van de VNSI-condities te tekenen, omdat de conversieovereenkomst reeds eerder zonder die voorwaarden tot stand is gekomen; het alsnog accepteren van die voorwaarden zou dus een wijziging van die overeenkomst betekenen. Ook heeft Oreo een beroep gedaan op dwaling aan de zijde van de kapitein. Tot slot heeft Oreo ook nog aangevoerd, dat het bewuste document -waarin de VNSI-condities toepasselijk worden verklaard- niet ziet op de conversiewerkzaamheden, maar op een reparatie.
2.3 Niet is door Oreo gesteld dat Scheldepoort op de hoogte was van de ingangsdatum, te weten 1 juli 1998, van de rompbevrachtingsovereenkomst. Gelet op de faxbrief van 26 juni 1998, met de daarin in 2.1 aangehaalde tekst, mocht Scheldepoort erop vertrouwen, dat de overeenkomst in elk geval al was ingegaan op de 29e juni 1998, zijnde de dag waarop de kapitein de bewuste VNSI-condities heeft geaccepteerd.
Ingevolge artikel 8:260 BW is de kapitein bevoegd die rechtshandelingen te verrichten, welke rechtstreeks strekken om het schip in bedrijf te brengen of te houden. Naar het oordeel van de rechtbank valt daar niet onder het accepteren van de VNSI-condities voor wat betreft de uitzonderlijke conversiewerkzaamheden. Bovendien waren er aangaande de conversiewerkzaamheden rechtstreekse of andere contacten tussen Oreo en Scheldepoort.
De in het tussenvonnis gerubriceerde stelling c faalt dus eveneens. De andere door Oreo aangevoerde argumenten tegen die stelling kunnen dus onbesproken blijven.
2.4 Als de in het incident in het ongelijk gestelde partij, wordt Scheldepoort veroordeeld in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak wordt de zaak naar de civiele rolzitting verwezen voor voortprocederen.
3. De beslissing
De rechtbank:
in het incident:
verwerpt de exceptie;
veroordeelt Scheldepoort in de kosten van het incident, aan de zijde van Oreo begroot op
ƒ 9.150,-- voor salaris van haar procureur en op nihil voor verschotten;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van woensdag 31 mei 2000 voor voortprocederen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.C.P. Rammeloo en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 mei 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.