Het proces-verbaal van verhoor van Korps Landelijke Politiediensten, divisie
Mobiliteit, afdeling Delta, Recherche, proces-verbaal nummer 221199.1455.2227 dat op ambtsbelofte is opgemaakt en op 22 november 1999 is ondertekend door A.K. Adam en M.J.H.M. Elshout, respectievelijk brigadier en inspecteur van politie, behorende tot bovengenoemde dienst, en dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven- :
als de op 22 november 1999 tegenover die verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
U zegt mij dat ik al eens eerder verklaard heb dat [T.] gezegd had dat hij [slachtoffer] zou doodslaan. Dat klopt. [T.] zei zoiets wel vaker.
1e Als bijlage 5:
Het proces-verbaal van verhoor van Regiopolitie Zeeland, district Walcheren/Poltie te Water, mutatienr. PL1940/99-422091 dat op ambtsbelofte is opgemaakt en op 10 november 1999 is ondertekend door A.K. Adam, brigadier van politie, Korps Landelijke Politiediensten, afdeling Delta, en M.J.H.M. Elshout, inspecteur van politie, inspecteur van politie, Korps Landelijke Politiediensten, afdeling Delta, en dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven- :
als de op 10 november 1999 tegenover die verbalisanten afgelegde verklaring van [T.] :
Ik ben samen met mijn zwager [verdachte] verantwoordelijk voor de dood van [slachtoffer]. Ik heb U reeds eerder verteld dat ik aan [slachtoffer], die ik verder [slachtoffer] zal noemen, geld geleend heb wat hij niet terug betaalde.
Op 26 maart 1998 zat ik in de Bizimbar. Toen de Bizimbar sloot ben ik naar huis gereden. [verdachte] stond met zijn auto bij mij voor de deur. We moesten [slachtoffer] gaan zoeken. [slachtoffer] was op zijn zolder boven de Bizimbar.
Wij hebben [slachtoffer] meegenomen in mijn auto. [slachtoffer] zat naast mij en [verdachte] zat achterin achter [slachtoffer]. Ik reed op een gegeven moment op het Zuidplein en volgde de weg richting Zeeland door de Heinenoordtunnel. We moesten nog tanken. Bij een benzinestation, het eerste na de Heinenoordtunnel, zijn we gestopt. Het station was gesloten. Toen we weg reden hoorde ik een harde knal. Ik ben onmiddellijk gestopt. Het bleek dat vergeten was de slang uit de tank van de auto te halen, waardoor er schade aan de auto was ontstaan en waardoor de slang was gebroken.
Op een gegeven moment reed ik op de Zeelandbrug. Ik ben toen gestopt. [verdachte] en [slachtoffer] klommen over het hek langs de weg. Ik ben uitgestapt. Ik zei voor de zoveelste keer tegen [slachtoffer] dat ik erg boos op hem was en ik heb hem toen ook een aantal keren geslagen. Ik was hem gewoon zat en ik zei dat ook tegen hem. Ik zei onder andere: ik wil je nooit meer zien.
Ik hoorde een gil. [slachtoffer] was in het water gevallen.
2 Het dossier van Korps Landelijke Politie Diensten, divisie Mobiliteit, afdeling Delta, Algemeen Dossier m.b.t. het overlijden van ([slachtoffer]) 27031998 1015 2199/ 22 juli 1998 d.d. 21 juli 1998, bevattende processen-verbaal, op ambtsbelofte opgemaakt door G.C.I. Raus, brigadier van de regiopolitie Zeeland district Oosterscheldebekken afdeling functionele eenheid, tijdelijk tewerkgesteld bij het Korps Landelijke Politiediensten, divisie Mobiliteit, afdeling Delta te Goes, en andere daartoe bevoegde verbalisanten.
Dit dossier bevat onder meer de navolgende processen-verbaal:
2a Als nummer 3001.001
Het proces-verbaal van bevindingen betreffende lijkvinding, proces-verbaalnummer 270398 1200 2725 d.d. 27 maart 1998 op ambtseed opgemaakt door J.J. Chrispijn en F. van der Vegte, beiden hoofdagent van politie, Afdeling Delta,
behorende tot de Groep Wemeldinge van het Korps landelijke politiediensten, en dat onder meer inhoudt -zakelijk weergegeven-:
Op vrijdag 27 maart 1998 kregen wij, Jacob Johannes Chrispijn en Frank van der Vegte, een melding dat er door de ZZ 12 op de Oosterschelde een stoffelijk overschot van een man was opgevist.
Toen wij, verbalisanten, ter plaatse kwamen zagen wij dat er aan dek van de ZZ12 een stoffelijk overschot van een man lag.
Ik, Chrispijn, vroeg de schipper en de matroos van de ZZ 12 naar hun identiteitsgegevens, waarna zij opgaven te zijn genaamd [getuige 1] en [getuige2]. Zij verklaarden:
"Op vrijdag 27 maart 1998, omstreeks 10.15 uur waren wij vissende met de ZZ 12, ter hoogte van het Pikgat, dijkpaal 56 gelegen nabij het Nunnenplaatje, gemeente Schouwen-Duiveland. Wij zagen toen dat daar een stoffelijk overschot op zijn buik dreef."
Omstreeks 14.45 uur, werd in bijzijn van ons verbalisanten, de lijkschouw verricht door de gemeentelijke lijkschouwer J. Vrencken van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Zeeland verricht. Tevens was de Technische Recherche C. Bijdevate aanwezig.
Door de Technische Recherche werden vingerafdrukken genomen. De gemeentelijk lijkschouwer constateerde dat het geen natuurlijke dood was.
Omstreeks 16.55 uur werden wij door collega C. Bijdevate benaderd.
Deze deelde ons mede dat door de CRI via de vingerafdrukken bekend was
geworden wie het stoffelijk overschot was. Het betrof [slachtoffer], geboren op 1-1-1958.
2b Als nummer 3001.036:
Het rapport van het Laboratorium voor Gerechtelijke Pathologie van het Ministerie van Justitie no. 98-112/R021 op 15 juli 1998 te Rijswijk opgemaakt door R. Visser, arts en patholoog, beëdigd deskundige, betreffende de uit- en inwendige schouwing. Dit houdt als samenvatting en conclusie in -zakelijk weergegeven-:
Bij de sectie op het lijk van [slachtoffer], geboren 1 januari 1958, werden meerdere min of meer ernstige orgaanletsels geconstateerd, opgeleverd door meerdere vormen van geweld.
Het intreden van de dood kan worden verklaard door de gebleken ernstige afwijkingen van borst en longen; het is op grond van de sectiebevindingen niet met zekerheid aan te geven of verdrinking ten aanzien van het intreden van de dood van betekenis is geweest.
Gelet op de aanwezige bloeduitstortingen wordt aangenomen dat de letsels zijn ontstaan bij functionerende bloedcirculatie (vóór het intreden van de dood).
2c Als nummer 6003.001: