RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum mondelinge uitspraak : 14 november 2012
Datum schriftelijk vonnis : 15 november 2012
Zaaknummer : 176176 / KG ZA 12-479
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende kort gedingvonnis gewezen inzake
[EISER],
wonende te Landgraaf,
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding d.d. 13 november 2012,
gedaagde in reconventie,
verder te noemen: de vader,
advocaat mr. P.G.J.M. Boonen;
[GEDAAGDE],
wonende te Kerkrade,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
verder te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J.G. Bisscheroux (toevoeging aangevraagd)
1.Het verloop van de procedure
De vader heeft de moeder, gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 14 november 2012, heeft de vader gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding.
De moeder heeft aan de hand van een conclusie van antwoord verweer gevoerd, daarbij verwijzend naar de producties en een eis in reconventie ingesteld.
Partijen hebben daarna op elkaars stellingen gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft op 14 november 2012 mondeling uitspraak gedaan en meegedeeld dat de nadere motivering zal volgen bij vonnis van 15 november 2012.
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Tijdens die relatie is op [DATUM] 2008 te Kerkrade geboren [Dochter], verder te noemen: [dochter].
2.2. [dochter] is erkend door de vader. De moeder heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over [dochter].
2.3. De moeder heeft op 15 februari 2012 bij deze rechtbank een procedure gestart, strekkende tot vaststelling van een omgangsregeling en kinderalimentatie. Die procedure is bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer 169109/ FA RK 12-191). In het kader van die procedure heeft de vader bij wijze van zelfstandig verzoek – kort weergegeven - verzocht hem samen met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag, de omgangsregeling vast te stellen op de door hem aangegeven wijze, alsmede de kinderbijdrage vast te stellen op nihil, althans op een in goede justitie te bepalen bedrag.
2.4. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht van 24 april 2012 (zaaknummer 169661 / KG ZA 12-100) is de moeder veroordeeld tot nakoming van de tussen partijen geldende omgangsafspraken, inhoudende dat een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.30 uur tot zondag 19.00 uur omgang plaatsvindt tussen de vader en [dochter], zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag of dagdeel dat de moeder de omgang niet nakomt, met een maximum van € 5.000,--.
2.5. De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis. Bij arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 4 september 2012 (zaaknummer HD 200.107.294/01) is het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht van 24 april 2012 vernietigd en als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat er tussen de vader en [dochter] eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot en met zondag 17.00 uur omgang kan plaatsvinden, waarbij de vader [dochter] telkens haalt en brengt, op straffe van een dwangsom van € 100,-- per keer dat de moeder de omgangsregeling niet nakomt, met een maximum van € 5.000,--.
2.6. Ondanks de uitspraak van het Gerechtshof hebben partijen de eerdere omgangstijden gehandhaafd, te weten van vrijdag 18.30 uur tot zondag 19.00 uur.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
3.1. De vader stelt er plotseling mee geconfronteerd te zijn dat de moeder voornemens is op zeer korte termijn met [dochter] naar Ierland te verhuizen. Volgens de vader is er geen sprake van een noodzaak voor de moeder of een zwaarwegend belang van het kind om naar Ierland te verhuizen. De moeder heeft ook geen afspraken met hem gemaakt over de uitvoering of wijziging van de omgangsregeling die al jarenlang geldt en bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht van 24 april 2012 is vastgelegd.
3.2. De vader stelt zich op het standpunt dat het in het belang van [dochter] is dat zij omgang heeft en houdt met haar vader.
3.3. De vader heeft – na aanpassing van de vordering ter zitting - op grond van het vorenstaande gevorderd de moeder bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
-te verbieden om met [dochter] naar Ierland c.q. het buitenland te verhuizen althans de moeder te bevelen om binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn met het kind te gaan wonen binnen een straal van 70 kilometer van de woonplaats van de vader, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag of dagdeel dat de moeder in gebreke blijft om aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen;
-te gebieden de tussen partijen gemaakte afspraken over het contact tussen de vader en [dochter] na te komen, althans te bepalen dat omgang tussen de vader en [dochter] zal plaatsvinden een weekend per veertien dagen van vrijdag 18.30 uur tot zondag 19.00 uur, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen (voorlopige) omgangsregeling, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag of dagdeel dat de moeder in gebreke blijft om aan het in dezen te wijzen vonnis te voldoen, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom;
het een en ander met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.
3.4. De moeder heeft verweer gevoerd conform de conclusie van antwoord en een eis in reconventie ingediend. De moeder stelt in de loop van mei 2012 het plan opgevat te hebben om met [dochter] en [dochter 2], haar dochter uit een andere relatie, uit Kerkrade weg te gaan, omdat zij voortdurend door de vader en zijn huidige echtgenote werd gevolgd en lastig gevallen. Zij hebben zelfs op facebook foto’s en berichten over de moeder gepubliceerd. Medio oktober 2012 heeft de moeder van haar vader, die in Ierland een eigen onderneming exploiteert, het aanbod gekregen om een parttime baan in zijn onderneming te aanvaarden. Er zijn ook andere goede mogelijkheden voor de moeder om in Ierland te gaan werken. De moeder kan gaan wonen in het appartement van de vader. De moeder ziet hierin een uitgelezen kans om na twee jaar uit de bijstand te komen en weer in eigen levensonderhoud te kunnen gaan voorzien. Zij heeft voordat zij de definitieve beslissing genomen heeft, advies ingewonnen bij twee psychologen. De overstap zal [dochter] gemakkelijk kunnen maken en [dochter] zal, net zoals haar moeder, eindelijk tot rust kunnen komen in Ierland.
De omgang tussen de vader en [dochter] zal in stand kunnen blijven, zij het in een andere context. Door omstandigheden die aan de vader te wijten zijn heeft nog geen overleg over de verhuizing kunnen plaatsvinden.
De moeder wijst er ten slotte op dat zij het eenhoofdig gezag uitoefent over [dochter] en gerechtigd is om te bepalen waar zij met het kind gaat wonen. Er is geen sprake van dat zij van de vader toestemming moet vragen. Op grond van artikel 1:377b BW is de moeder slechts gehouden de vader te raadplegen. De omstandigheid dat de omgangsregeling wijzigt tengevolge van de verhuizing naar Ierland kan niet tot de conclusie leiden dat de verhuizing niet in het belang van [dochter] is.
3.5. De moeder vordert in reconventie:
- de vigerende omgangsregeling te schorsen totdat de rechtbank in de bodemprocedure een omgangsregeling heeft vastgesteld, althans partijen het daarover alsnog eens zijn geworden;
- de vader te verbieden om een foto van de moeder te publiceren en aan derden onrechtmatige mededelingen over de moeder te doen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per overtreding en na betekening van het in dezen te wijzen vonnis;het een en ander met veroordeling van de vader in de proceskosten.
4.1. Nu aan de vorderingen in conventie en in reconventie hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, zullen de vorderingen tegelijkertijd worden besproken.
4.2. De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
4.3. De moeder oefent op grond van artikel 1:253b lid 1 BW van rechtswege het gezag over [dochter] alleen uit.
4.4. Artikel 1:247 lid 1 BW bepaalt dat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder omvat zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Ingevolge het derde lid van artikel 1:247 BW omvat het ouderlijk gezag mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.
4.5. Artikel 1:377a lid 1 BW bepaalt dat het kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Voornoemd artikel bepaalt ook dat de niet met het gezag belaste ouder het recht en de verplichting heeft tot omgang met zijn kind.
4.6. De ouders dienen zich in hun onderlinge verhouding ten aanzien van het contact tussen [dochter] en de vader te gedragen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
4.7. De moeder heeft in beginsel volledige vrijheid haar leven naar eigen goeddunken in te richten en haar woonplaats te kiezen. Op grond van het eenhoofdig ouderlijk gezag heeft zij ook de bevoegdheid om te beslissen over de vraag waar het kind moet verblijven. Die vrijheid vindt haar begrenzing daar waar de belangen van het minderjarig kind onaanvaardbaar in het gedrang komen. Een van die belangen is instandhouding van de band tussen [dochter] en haar vader.
4.8. Vaststaat dat [dochter] nog tot twee weken vóór de mondelinge behandeling in dit kort geding op regelmatige basis van een weekend per veertien dagen (van vrijdagavond tot zondagavond) omgang heeft gehad met haar vader. Tevens staat vast dat de moeder voorafgaand aan haar beslissing om naar Ierland te gaan verhuizen de vader niet heeft geïnformeerd, noch geraadpleegd. In antwoord op de vraag van de voorzieningenrechter hoe de moeder de omgang tussen [dochter] en de vader voor zich ziet zodra zij met het kind in Ierland verblijft, heeft de moeder aangegeven dat er via Skype en ook telefonisch contact kan zijn. De moeder is tevens bereid, zodra en voor zover zij daar financieel toe in staat zal zijn, om met [dochter] naar Nederland te komen, zodat zij gedurende de helft van de zomervakantie bij de vader kan zijn. Gedurende de feestdagen zal [dochter] afhankelijk van de financiële mogelijkheden eventueel om het jaar bij de vader kunnen verblijven. De moeder heeft er evenmin bezwaar tegen dat de vader [dochter] in Ierland komt bezoeken.
4.9. De moeder heeft ter zitting verklaard reeds op 15 dan wel 16 november 2012 naar Ierland te willen vertrekken. Zij heeft op 12 november 2012 tijdens een gesprek met de vader ten kantore van Bureau Jeugdzorg aan hem meegedeeld dat ze op zeer korte termijn naar Ierland wil verhuizen. De vader heeft daarop erkend dat hij daardoor zo radeloos en boos werd dat hij diezelfde dag een bericht en een foto van de moeder op facebook heeft geplaatst. Hij begrijpt dat hij daarmee de moeder diep heeft gekwetst en zegt toe dit in de toekomst niet meer te zullen doen. Na een gesprek met zijn advocaat heeft hij de foto en het bericht al meteen de dag erna verwijderd.
4.9. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de moeder de noodzaak van een verhuizing naar Ierland niet aannemelijk heeft gemaakt, zeker niet op een zo korte termijn als de moeder voor ogen staat. Hetgeen de moeder heeft aangevoerd over de verslechterde verstandhouding tussen haar en de vader en de daardoor bij haar ontstane grote behoefte aan rust doet daar niet aan af. In het kader van een kort geding is geen plaats voor een diepgaand feitenonderzoek. De voorzieningenrechter constateert dat de klachten van de moeder tot op heden niet hebben geleid tot stopzetting van de omgang. De voorzieningenrechter is bovendien niet gebleken dat de moeder voldoende heeft nagedacht over redelijke alternatieven ter verzachting van de ingrijpende gevolgen van de verhuizing naar Ierland voor de contacten van [dochter] met haar vader. Het ter zitting door de moeder gedane voorstel tot alternatief contact biedt onvoldoende compensatie voor het wegvallen van het tweewekelijks verblijf van [dochter] bij de vader. De voorzieningenrechter acht daarom het voornemen van de moeder om met [dochter] naar Ierland te verhuizen niet in overeenstemming met de op haar rustende ouderlijke verantwoordelijkheid om voldoende recht te doen aan de belangen van daadwerkelijk contact tussen [dochter] en haar vader.
4.10. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de voorzieningenrechter als ordemaatregel de moeder zal verbieden met [dochter] naar Ierland, of een ander buitenland te verhuizen. De dwangsom zal worden bepaald op € 100,-- per dag dat de moeder met het kind in Ierland of een ander buitenland zal verblijven, met een maximum van € 5.000,-- aan te verbeuren dwangsommen.
4.11. De moeder zal tevens worden veroordeeld tot nakoming van de geldende omgangsafspraken tussen haar en de vader, voor zover deze betrekking hebben op de omgang gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdag 18.30 uur tot zaterdag 10.00 uur, alsmede op zondag van 17.00 uur tot 19.00 uur, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat de moeder in gebreke blijft aan de afspraken na te komen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 2.500,--. Voor het overige zal de vader op dit onderdeel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard, zulks gelet op het arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 4 september 2012.
4.12. Nu de vorderingen van de vader in conventie worden toegewezen, vloeit hieruit voort dat de vordering in reconventie van de moeder tot schorsing van de omgangsregeling, zoals geformuleerd bij het eerste gedachtenstreepje van het petitum, dient te worden afgewezen. De vordering in reconventie zoals geformuleerd bij het tweede gedachtenstreepje zal eveneens worden afgewezen, nu de vader ter zitting heeft verklaard zich voortaan te zullen onthouden van onheuse opmerkingen met betrekking tot de moeder en ook geen foto’s meer te zullen publiceren op het internet. De voorzieningenrechter heeft geen reden om te twijfelen aan de oprechtheid van de vader. De vader is bovendien rechtens gehouden aan deze toezeggingen.
4.13. De proceskosten in conventie en in reconventie zullen tussen partijen worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze, nu partijen ex-partners zijn.
5.1. verbiedt de moeder om met [dochter] naar Ierland c.q. het buitenland te verhuizen, onder verbeurte van een dwangsom van € 100,-- per dag of dagdeel dat de moeder met [dochter] in Ierland, dan wel een ander buitenland verblijft, zulks met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,--;
5.2. veroordeelt de moeder tot nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken over het contact tussen de vader en [dochter], buiten de omgang zoals deze is vastgesteld in het arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 4 september 2012, inhoudende dat omgang tussen de vader en [dochter] gedurende de betreffende weekenden ook kan plaatsvinden van vrijdag 18.30 uur tot zaterdag 10.00 uur en op de zondag van 17.00 uur tot 19.00 uur, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 50,-- per dag of dagdeel dat de moeder in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 2.500,--;
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3. wijst af het meer of anders gevorderde;
5.4. wijst de vorderingen af;
In conventie en in reconventie
5.5. compenseert de kosten van deze procedure, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C.A. Schreinemakers, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MK