ECLI:NL:RBMAA:2012:BY9283

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
502249 CV EXPL 12-9901
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers en de onderbreking van waterlevering

In deze zaak, uitgesproken op 12 december 2012 door de Rechtbank Maastricht, betreft het een vordering van N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg tegen een kleinverbruiker. De eiseres vordert toegang tot het perceel van de gedaagde om de watermeter af te sluiten, omdat de gedaagde in gebreke blijft met de betaling van de waterlevering. De eiseres stelt dat zij een overeenkomst heeft gesloten met de gedaagde en dat deze laatste niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen, ondanks meerdere sommaties. De vordering is gebaseerd op de Algemene Voorwaarden van de eiseres, die onder bepaalde omstandigheden de bevoegdheid geven om de waterlevering te onderbreken.

De kantonrechter oordeelt dat de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers, die op 1 juni 2012 in werking is getreden, onmiddellijke werking heeft en dat de eiseres zich aan deze regeling moet houden. De rechter stelt vast dat de eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat zij de gedaagde heeft gewezen op de mogelijkheden voor schuldhulpverlening en dat zij niet heeft voldaan aan de vereisten van de Regeling. Hierdoor wordt de vordering tot het afsluiten van de waterlevering afgewezen.

De rechter benadrukt dat de beschermingsgedachte van de Regeling inhoudt dat de kleinverbruiker voldoende bescherming moet krijgen tegen onterecht afsluiten van waterlevering. De eiseres heeft niet aangetoond dat zij de nodige stappen heeft ondernomen om de gedaagde te informeren en te ondersteunen in het voorkomen van betalingsachterstanden. De kantonrechter wijst de vordering af en veroordeelt de gedaagde tot betaling van de openstaande bedragen, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
zaakno: 502249 CV EXPL 12-9901
YT
Vonnis van 12 december 2012
Inzake:
de naamloze vennootschap N.V. Waterleiding Maatschappij Limburg,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders;
tegen:
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: K.E.U. Bonfrere-Dörge, h.o.d.n. Administratiekantoor Nico Bonfrere VOF.
HET PROCESVERLOOP
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend c.q. zijn de volgende proceshandeling verricht:
- dagvaarding met producties;
- schriftelijk antwoord.
De inhoud daarvan geldt als hier herhaald.
Vervolgens is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
DE VORDERING
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van gedaagde:
A. tot betaling van € 756,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 581,21 vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening en tot betaling van de proceskosten;
B. om -verkort weergegeven- onmiddellijk na betekening van dit vonnis aan eiseres, dan wel een door haar aan-gewezen vertegenwoordiger toegang te verlenen tot het perceel [adres] teneinde, werkzaamheden uit te voeren (de watermeter af te sluiten dan wel te verwijderen) met machtiging om, indien gedaagde niet tijdig voldoet, in tegenwoordigheid van een ambtenaar van politie zich de toegang tot voormeld perceel te verschaffen om aldaar alsnog die werkzaamheden uit te voeren.
Eiseres legt aan de vorderingen onder meer ten grondslag dat zij, onder toepasselijkheid van de door haar ge-bruikte algemene voorwaarden, met gedaagde een overeenkomst heeft gesloten uit hoofde waarvan zij drinkwa-ter aan het perceel [adres] heeft geleverd die gedaagde dient te betalen. Nu gedaagde, ondanks diverse sommaties, met betaling in gebreke blijft, vordert eiseres ook de wettelijke rente en de buiten-gerechtelijke incassokosten.
Gedaagde heeft schriftelijk geantwoord.
DE BEOORDELING
Het onder A onweersproken gevorderde ligt voor toewijzing gereed. Het verzoek van gedaagde om van een veroordeling af te zien en in te stemmen met het door hem gedane betalingsvoorstel is niet op de wet gebaseerd en derhalve niet toewijsbaar.
Eiseres heeft haar vordering sub B gegrond op art. 9 van haar Algemene Voorwaarden, inhoudende, kort ge-zegd, dat zij onder bepaalde omstandigheden de bevoegdheid heeft haar levering van water te onderbreken. Sinds de inwerkingtreding van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater (hierna de Rege-ling) op 1 juni 2012 dient deze onderbrekingsbevoegdheid te worden uitgeoefend met inachtneming van de be-palingen in die Regeling omdat de Regeling onmiddellijke werking heeft. De kantonrechter is van oordeel dat de beschermingsgedachte van deze Regeling met zich brengt dat eiseres in een zaak als de onderhavige, waarin zij toestemming vordert om werkzaamheden uit te voeren waardoor de waterlevering aan gedaagde, kennelijk een kleinverbruiker in de zin van de Regeling, wordt onderbroken, voldoende concreet en op de onderhavige zaak en gedaagde gericht, het volgende stelt en onderbouwt:
A. dat zij de kleinverbruiker bij ten minste een schriftelijke herinnering:
a. heeft gewezen op de mogelijkheid voor schuldhulpverlening;
b. heeft aangeboden om met zijn schriftelijke toestemming zijn contactgegevens, klantnummer en infor-matie over de hoogte van zijn schuld aan een instantie ten behoeve van schuldhulpverlening te verstrek-ken;
c. heeft vermeld dat de kleinverbruiker niet wordt afgesloten indien hij een medische verklaring heeft overgelegd als bedoeld in art. 6, onderdeel d van de Regeling, onverlet de omstandigheden genoemd in de onderdelen a tot en met c van art. 6 van de Regeling;
B. welke inspanningen zij zich heeft getroost om in persoonlijk contact te treden met de kleinverbruiker tenein-de deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen, en om uitsluitsel te krijgen over het al of niet geven van toestemming als bedoeld in het hiervoor onder A. sub b vermelde.
Gesteld noch gebleken is dat eiseres in deze zaak het vorenstaande in acht heeft genomen, zodat, nu evenmin is gesteld en onderbouwd dat sprake is van een van de situaties opgesomd in art. 6 van de Regeling, de vordering sub B als ongegrond en/of onrechtmatig moet worden afgewezen.
Dat gedaagde dit onderdeel van de vordering niet heeft weersproken maakt, gelet op de beschermingsgedachte van opgemelde regeling, voormeld oordeel niet anders.
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, met dien verstande dat het gevorderde verschot GBA zal worden toegewezen conform het daarvoor geldende tarief van € 7,00.
DE UITSPRAAK
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te betalen de som van € 756,46, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 581,21 vanaf 25 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoe-ning.
Veroordeelt gedaagde in de aan de zijde van eiseres gerezen proceskosten, welke worden begroot op € 620,17 waarin begrepen € 437,00 vastrecht, € 83,17 exploitkosten en € 100,00 salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in te-genwoordigheid van de griffier.