RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 501673 AZ VERZ 12-237
typ: ME
beschikking van 20 december 2012
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN CORPORATE MARKET B.V., gevestigd te Amsterdam,
verzoekende partij,
verder te noemen: KPN,
gemachtigde: mr. P.W.H.M. Willems,
[naam verwerende partij],
wonend te Maastricht,
verwerende partij,
verder te noemen: [verwerende partij],
gemachtigde: mr. C.H.J. Voncken-Crijns.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Op 1 november 2011 heeft KPN per fax een verzoekschrift ex artikel 7:685 BW ingediend ter griffie. Op dezelfde dag heeft KPN dit verzoekschrift, met producties, eveneens per post toegezonden aan de griffie, alwaar het is binnengekomen op 5 november 2012.
1.2. [verwerende partij] heeft op 29 november 2011 per fax een verweerschrift met producties ingediend ter griffie en eveneens toegezonden per post. Het per post toegezonden exemplaar van het verweerschrift is op 3 december 2012 ontvangen door de griffie.
1.3. Vervolgens is een mondelinge behandeling bepaald die heeft plaats gevonden op
6 december 2012. Van het verhandelde ter zitting is schriftelijk aantekening gehouden door de griffier.
1.4. Tot slot is beschikking bepaald, waarvan de uitspraak is vastgesteld op heden.
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken, staat tussen partijen het volgende vast.
2.2. [verwerende partij], die 59 jaar oud is, is op 16 april 1976 in dienst getreden bij
(de rechtsvoorganger van) KPN. Laatstelijk is hij werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van Sales Desk Representative tegen een bruto maandloon van € 2.754,00 exclusief 8% vakantiebijslag en verdere emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst is de KPN CAO van toepassing.
2.3.1. Op 6 september 2010 is er een sociaal plan overeengekomen tussen KPN en drie vakbonden (Abvakabo FNV, Qlix en CNV Publieke Zaak) voor de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 (verder te noemen: het Sociaal Plan 2010). De inleiding van het Sociaal Plan 2010 vermeldt dat in de nabije toekomst het aantal arbeidsplaatsen bij KPN aanzienlijk zal worden verminderd met als gevolg dat veel medewerkers hun functie zullen verliezen.
2.3.2. Het Sociaal Plan 2010 is van toepassing in geval van reorganisaties als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub c, d, e, en f van de Wet op de ondernemingsraden en is van toepassing op werknemers op wie de KPN CAO wordt toegepast.
2.3.3. Het Sociaal Plan 2010 bepaalt in artikel 3.2 dat in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst vanwege boventalligheid de beëindigingvergoeding berekend wordt met behulp van de formule 60% x A (aantal gewogen dienstjaren) x B (laatst verdiende maandloon maal 1,08).
Op grond van artikel 3.5 lid 1 van het Sociaal Plan 2010 zijn de beëindigingvergoeding (artikel 3.2) en de mobiliteitvergoeding (artikel 3.4) samen nooit hoger dan het bedrag dat nodig is om vanaf het ontslag tot de maand waarin de werknemer 65 jaar wordt de wettelijke uitkeringen waarop hij aanspraak heeft, aan te vullen tot 108% van het laatste maandloon bij KPN.
Het Sociaal Plan 2010 kent een hardheidsclausule. Van het Sociaal Plan 2010 kan worden afgeweken wanneer een strikte toepassing van de maatregelen leidt tot een situatie dat de werknemer onevenredig in zijn belangen wordt getroffen.
2.4. Als gevolg van één van de reorganisaties, die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden bij KPN, is [verwerende partij] boventallig geworden. De werkzaamheden die [verwerende partij] verricht, worden verplaatst naar India. Een passende functie binnen KPN is niet voorhanden (geweest) en evenmin bestaat er uitzicht op het vrijkomen van een dergelijke functie.
2.5. KPN heeft [verwerende partij] bij brief van 17 augustus 2012 een beëindigingvoorstel gedaan met daarin opgenomen een vergoeding van € 70.054,54, uitgaande van een einddatum van
1 april 2013. KPN heeft deze vergoeding gebaseerd op artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010. Het betreft, uitgaande van de huidige regelgeving, een aanvulling op een in de toekomst te ontvangen WW- en IOAW-uitkering tot de leeftijd van 65 jaar. [verwerende partij] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
2.6. [verwerende partij] heeft bij brief van 27 september 2012 een beroep gedaan op de hardheidsclausule. KPN heeft bij brief van 17 oktober 2012 kenbaar gemaakt dat beroep niet te honoreren.
2.7. [verwerende partij] is per 1 oktober 2012 vrijgesteld van werkzaamheden wegens het vervallen van zijn arbeidsplaats.
2.8. Omdat [verwerende partij] niet heeft ingestemd met het beëindigingvoorstel heeft KPN op
1 november 2012 onderhavig verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.
2.9. Op 27 november 2012 is een principeakkoord gesloten tussen KPN en vier vakbonden (Abvakabo FNV, Qlix, CNV Publieke Zaak en VPP) over een KPN CAO voor de periode 1 april 2012 tot en met 31 mei 2013 en over een Sociaal Plan van 1 april 2012 tot en met 31 oktober 2013. De contractspartijen zijn overeengekomen dat de vakorganisaties uiterlijk 17 december 2012 de uitkomst van hun ledenraadpleging zullen terugkoppelen vanwege de wens om de cao's voor 20 december 2012 aan te kunnen melden bij het Ministerie van SZW.
2.10. In het principeakkoord is bepaald dat de inhoud van het nieuwe Sociaal Plan gelijk is aan de inhoud van het Sociaal Plan 2010, behoudens het bepaalde in artikel 9.1 tot en met 9.5. In laatste genoemde artikelen is geen afwijking opgenomen ten aanzien van het bepaalde in artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010.
3.1. KPN verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen haar en [verwerende partij] per de eerst mogelijke datum te ontbinden onder toepasselijkheid van het Sociaal Plan 2010 en de KPN CAO, kosten rechtens.
3.2. Ter onderbouwing van haar verzoekschrift voert KPN aan dat vanwege één van de reorganisaties van de afgelopen jaren [verwerende partij] boventallig is geworden. Omdat [verwerende partij] weigert in te stemmen met het beëindigingvoorstel, waarin een vergoeding conform het bepaalde in artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010 is opgenomen, verzoekt KPN thans ontbinding van de arbeidsovereenkomst. KPN biedt aan in geval van ontbinding een vergoeding te betalen die gebaseerd is op artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de einddatum van de arbeidsovereenkomst. Volgens KPN heeft [verwerende partij] geen argumenten aangedragen die een beroep op de hardheidsclausule van het Sociaal Plan 2010 rechtvaardigen.
3.3.1. [verwerende partij] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
[verwerende partij] is primair van mening dat artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010 van KPN nietig is wegens strijd met artikel 7 lid 1 sub c van de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (verder: WGBL). Immers, wanneer artikel 3.2 van het Sociaal Plan 2010 toegepast wordt, bedraagt de vergoeding € 91.014,19 bruto, terwijl aan hem op grond van artikel 3.5 van voornoemd plan slechts € 70.054,54 bruto is aangeboden. Legitimiteit, doelmatigheid en proportionaliteit van artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010 ontbreken.
3.3.2. Subsidiair stelt [verwerende partij] dat toepassing van het Sociaal Plan 2010 tot een evident onbillijke situatie leidt. Hij wijst erop dat KPN de vergoeding berekent tot de leeftijd van 65 jaar, terwijl op grond van de per 1 januari 2013 te wijzigen wetgeving [verwerende partij] pas een AOW-uitkering zal ontvangen als hij 66 jaar wordt. Bovendien komt bij de leeftijd van 62 jaar het vroegpensioen tot uitkering. Dit zal gekort worden op zijn WW-uitkering. Het gevolg van het tot uitkering komen van het vroegpensioen is dat hij vanaf de leeftijd van 66 jaar een lager pensioen zal ontvangen. Daar komt bij dat hij vanaf de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ook geen pensioen meer zal opbouwen. Gezien deze omstandigheden en gelet op zijn leeftijd en slechte arbeidsmarktperspectieven, waarbij hij ook melding maakt van gezondheidsproblemen (slaapapneu), is het door KPN aangeboden bedrag te laag, aldus [verwerende partij].
3.3.3. [verwerende partij] betoogt primair dat aan hem een vergoeding van € 132.875,18 bruto dient te worden toegekend. Dit bedrag bestaat uit het door KPN aangeboden bedrag van € 70.054,54 bruto + € 16.820,64 bruto (een jaar extra aanvulling op IOAW-uitkering berekend tot 66 jaar) + € 46.000 bruto aan pensioenschade.
Subsidiair vraagt [verwerende partij] aan hem een vergoeding toe te kennen conform artikel 3.2 van het Sociaal Plan 2010 ter grootte van € 91.014,19 bruto.
[verwerende partij] verzoekt tot slot bij het bepalen van de ontbindingsdatum rekening te houden met de fictieve opzegtermijn van zes maanden, althans bij de vaststelling van de vergoeding hiermee rekening te houden.
4.1. De kantonrechter heeft zich er van vergewist dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 7:648, 7:670 en 7:670a BW of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.2. De kantonrechter heeft zich op basis van de door partijen gegeven informatie er verder van vergewist dat het verzoek verband houdt met een collectief ontslag als bedoeld in artikel 3 van de Wet Melding Collectief Ontslag. Door KPN is ter zake overgelegd een schriftelijke melding van het bevoegd gezag dat aan de meldingsplicht is voldaan en KPN heeft schriftelijk verklaard dat de belanghebbende werknemersverenigingen en de ondernemingsraad zijn geraadpleegd.
4.3. Nu vaststaat dat de werkzaamheden van [verwerende partij] zijn komen te vervallen ten gevolge van één van de reorganisaties bij KPN, is er sprake van veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve behoort te eindigen. Het verzoek tot ontbinding zal dan ook worden toegewezen.
4.4. Partijen zijn het er over eens dat aan [verwerende partij] in verband met de beëindiging van het dienstverband een vergoeding moet worden toegekend, echter zij verschillen van mening over de hoogte van de toe te kennen vergoeding. Tussen partijen is niet in geschil dat het Sociaal Plan 2010 van toepassing is.
4.5. KPN betwist dat er sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd. De arbeidsmarktpositie van ouderen en jongeren is niet gelijk. Dat alleen al maakt dat er geen sprake is van een onderscheid. Zij wijst er verder op dat het Sociaal Plan 2010 en het recente principeakkoord tot stand zijn gekomen in samenspraak met representatieve vakorganisaties. De maximering die is opgenomen in artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010 is bovendien in lijn met Aanbeveling 3.5 van de Kring van Kantonrechters. De regeling in het Sociaal Plan 2010 zorgt ervoor dat het inkomensniveau van [verwerende partij] gelijk blijft tot de leeftijd van 65 jaar. Vanaf 65 jaar kan bij bovendien zijn recht op aanvullend pensioen geldend maken.
4.6. Geoordeeld wordt dat er in het Sociaal Plan 2010 bij de vaststelling van de hoogte van de beëindigingvergoeding sprake is van indirect onderscheid. Artikel 3.5 lid 1 van het Sociaal Plan bevat geen leeftijdscriterium, maar is in de praktijk van toepassing op de catergorie van de oudere werknemers. Zij worden op grond van dit artikel, in tegenstelling tot jongere collega's, geconfronteerd met een maximering van de vergoeding.
4.7. Krachtens artikel 7 lid 1 onder c van de WGBL geldt het verbod van onderscheid niet indien het objectief is gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. De bewijslast op dit punt rust op grond van artikel 12 lid 1 WGBL op KNP.
4.8. De enkele stelling van KPN dat het Sociaal Plan 2010 en het principeakkoord in overleg met representatieve vakorganisaties tot stand zijn gekomen, betekent niet dat aan de normen van artikel 7 lid 1 sub c WGBL is voldaan.
4.9. KPN stelt dat het doel van artikel 3.5 van het Sociaal Plan 2010 is om zoveel mogelijk het inkomensverlies op te vangen tot de leeftijd van 65 jaar en om een goede balans te verzekeren tussen de jongere werknemers met een kort dienstverband die relatief snel kunnen terugkeren in het arbeidsproces en oudere werknemers met een lang dienstverband die mogelijk minder snel kunnen terugkeren in het arbeidsproces. Een meer specifieke toelichting op gemaakte keuzes in het Sociaal Plan 2010 heeft zij niet gegeven.
De kantonrechter begrijpt dat het doel van de maximering gelegen is in het voorkomen dat werknemers als gevolg van hun ontslag in een betere financiële positie komen dan waarin zij zouden hebben verkeerd indien hun dienstverband niet was beëindigd. Dit doel is voldoende zwaarwegend en niet discriminerend en daarmee legitiem. Maximering is een middel om dat doel te bereiken. De vraag is alleen of dit middel in evenredige verhouding staat tot het doel.
4.10. Voor alle werknemers van KPN - jong en oud - geldt dat zij niet gecompenseerd worden voor pensioenschade tijdens de duur van hun werkloosheid en eventueel daarna. De kans dat oudere werknemers deze schade zelf kunnen opvangen is kleiner dan bij jongere werknemers aangezien de kansen van oudere werknemers op de arbeidsmarkt beperkter zijn. [verwerende partij] heeft verder onbetwist gesteld dat hij zijn vroegpensioen, dat in mindering gebracht zal worden op zijn WW-uitkering, zal moeten aanspreken, waardoor het pensioen dat op de leeftijd van 65 jaar tot uitkering zal komen, lager zal zijn. Hoewel [verwerende partij] bij voortdurende werkloosheid tot de leeftijd van 65 jaar dus een gelijk inkomen zal ontvangen, zal hij bij het bereiken van de leeftijd van 65 jaar nog geconfronteerd worden met een verlies aan inkomen dat hij niet gehad zou hebben als hij tot die leeftijd door had kunnen werken. Onder die omstandigheden wordt geoordeeld, dat het middel van maximering niet in evenredige verhouding staat tot het legitieme doel. Het beding wordt dan ook nietig geacht.
4.11. De kantonrechter zal [verwerende partij] niet volgen in zijn verzoek om € 132.875,18 bruto toe te kennen als vergoeding. Toewijzing van dit verzoek zou er op neer komen dat het verlies aan inkomen tot de leeftijd van 66 jaar en zijn pensioenschade volledig vergoed wordt. [verwerende partij] zou dan beter af zijn dan zijn jongere collega's waarvoor evenmin een rechtvaardiging bestaat.
4.12. KPN wordt gevolgd in haar betoog dat het in beginsel niet aan KPN is [verwerende partij] te compenseren voor de keuze van de overheid om de AOW-leeftijd te verhogen, nu onbetwist vast staat dat hij op basis van het huidige pensioenreglement op 65 jarige leeftijd pensioen zal ontvangen.
4.13. Er is geen aanleiding rekening te houden met de zogenaamde fictieve opzegtermijn, aangezien deze naar vaste rechtspraak voor rekening van de werknemer komt. Wel zal de ontbinding worden uitgesproken per 1 april 2013 omdat in het beëindigingvoorstel ook van deze datum is uitgegaan.
4.14. Gelet op de omstandigheden zoals genoemd onder 4.10 enerzijds en de hoogte van de C-factor die in artikel 3.2 van het Sociaal Plan 2010 genoemd is anderzijds, zal aan [verwerende partij] een vergoeding toegekend worden conform artikel 3.2 van het Sociaal Plan 2010, hetgeen neerkomt op 51 gewogen dienstjaren x € 2.974,32 bruto x 0,6 = € 91.014,19 bruto.
4.15. Nu de kantonrechter voornemens is aan KPN een vergoeding toe te kennen in verband met de ontbinding, zal KPN in de gelegenheid gesteld worden haar verzoek in te trekken. Daartoe zal haar een termijn worden gegeven.
4.16. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dit is slechts anders in het geval KPN haar verzoek intrekt. Voor het geval die situatie zich zal voordoen, zal zij in de proceskosten worden veroordeeld.
5.1. stelt partijen in kennis van het voornemen te beschikken als hierna onder 5.4. en 5.5. wordt vermeld;
5.2. stelt KPN in de gelegenheid haar verzoek uiterlijk 15 januari 2013 in te trekken door middel van een daartoe strekkende schriftelijke mededeling aan de griffier met gelijktijdig afschrift aan de gemachtigde van [verwerende partij], waarbij de datum en het tijdstip van de ontvangst van die mededeling door de griffier beslissend zal zijn;
Wanneer het verzoek tijdig wordt ingetrokken:
5.3. veroordeelt KPN in de kosten van deze procedure aan de zijde van [verwerende partij] tot op heden begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde;
Wanneer het verzoek niet tijdig wordt ingetrokken:
5.4. ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst per 1 april 2013;
5.5 kent aan [verwerende partij] ten laste van KPN een vergoeding toe van € 91.014,19 bruto en veroordeelt KPN - voor zover nodig - tot betaling van die vergoeding aan [verwerende partij].
5.6. compenseert de proceskosten van deze procedure in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. I.M. Etman, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.