parketnummer: 03/700574-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 december 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 29 februari 2012 en 11 december 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd [naam slachtoffer] te doden, dan wel heeft geprobeerd hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel openlijk geweld tegen hem heeft gepleegd, dan wel hem heeft mishandeld;
Feit 2: samen met (een) ander(en) openlijk geweld heeft gepleegd tegen een personenauto, dan wel dat hij deze auto heeft vernield.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegde en het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er een veelvoud van belastende verklaringen tegen verdachte is. De suggestie dat niet verdachte, maar zijn broer de feiten heeft gepleegd, acht hij ongeloofwaardig. De uitsmijter van discotheek [naam discotheek] heeft immers een kopie van het identiteitsbewijs van verdachte gemaakt en heeft verklaard dat de personen van wie hij het identiteitsbewijs heeft gekopieerd ook betrokken waren bij de onderliggende feiten. Daarbij komt dat verdachte en zijn broer niet als twee druppels water op elkaar lijken. Er is tegen het hoofd van het slachtoffer geschopt, waardoor er sprake is van een poging tot zware mishandeling.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de door de getuigen opgegeven signalementen van de daders aanzienlijk uiteen lopen. Ook lopen de getuigenverklaringen uiteen voor wat betreft de grootte van de groep personen die betrokken was bij de mishandeling van [naam slachtoffer]. Tevens heeft de raadsman erop gewezen dat het merendeel van de getuigen die avond een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had genuttigd.
Meer concreet vindt de raadsman de getuigenverklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar, omdat deze blijkens het proces-verbaal geheel overstuur was. Deze getuige heeft de daders omschreven als mannen met een Marokkaans uiterlijk, om vervolgens drie verdachten aan te wijzen die niet van Marokkaanse komaf zijn.
De door de officier van justitie genoemde uitsmijter heeft niet zelf waargenomen dat de personen die uit de discotheek [naam discotheek] verwijderd zijn, betrokken waren bij een vechtpartij. Hij heeft dat van horen zeggen. Zijn verklaring, zoals die is opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, kan daarom niet als bewijsmiddel dienen.
Ook de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring van [getuige 2] trekt de raadsman in twijfel. Zij heeft bij de politie verklaard dat zij verdachte heeft herkend als één van de agressors. Bij de rechter-commissaris heeft zij echter verklaard dat zij dat bij nader inzien niet met zekerheid kan zeggen als verdachte inderdaad een broer heeft die sprekend op hem lijkt. Daarbij komt dat zij verdachte voor het laatst zag in mei 2010 en dat haar verklaring niet overeenkomt met de verklaringen van de andere getuigen. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de fotoconfrontatie, zoals deze bij de rechter-commissaris heeft plaatsgevonden, niet als bewijsmiddel kan dienen, omdat de getuige verdachte na het incident nog heeft gezien. Daarbij komt dat aan de getuige een foto is getoond uit het strafdossier, waardoor de getuige wist dat het om de verdachte ging. Tenslotte heeft de rechtbank ter terechtzitting kunnen vaststellen dat de broer van verdachte als twee druppels water op verdachte lijkt, aldus de raadsman.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 29 oktober 2011 heeft [naam slachtoffer] aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij zich die nacht op de parkeerplaats van discotheek [naam discotheek], gelegen aan [naam straat] te Beek, bevond. Hij werd door meerdere personen geslagen. Tevens werd hij in het gezicht geschopt. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [naam slachtoffer] door een groep werd geslagen en geschopt. Eén van de jongens uit die groep herkent zij als verdachte. Dat was degene die met zijn armen op [naam slachtoffer] insloeg. Een andere jongen had blauw gips om zijn rechterarm. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [naam slachtoffer] op de grond lag en door verschillende personen geschopt werd. Een jongen schopte meerdere keren tegen het lichaam van [naam slachtoffer]. Deze jongen was erg klein, blank, had stekeltjeshaar en droeg een zwarte jas van een glimmende plastic stof. Een jongen met blauwkleurig gips trapte ook een aantal keren met kracht en met geschoeide voet tegen het lichaam van [naam slachtoffer]. Later liepen de kleine jongen, de jongen met het blauwe gips en een derde jongen weg in de richting van het treinstation. Een verbalisant heeft gerelateerd dat hij drie personen over de [naam straat] richting de [S.straat] te Beek zag lopen, die volgens getuigen betrokken waren geweest bij een mishandeling en die voldeden aan de door de getuigen opgegeven signalementen van de daders. Eén van deze personen was duidelijk kleiner en jonger dan de man met het gips om zijn arm, was gekleed in een zwarte dikkere jas en had opvallend stekelhaar. Na zijn aanhouding blijkt deze persoon verdachte te zijn. Er zijn na de aanhouding van verdachte foto’s gemaakt van de zwarte jas die hij droeg. Verdachte heeft verklaard dat hij die nacht op stap was in discotheek [naam discotheek] te Beek met medeverdachte [naam medeverdachte 1] en zijn neef [naam medeverdachte 2]. Verdachte ontkent echter betrokken te geweest bij de tenlastegelegde feiten.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de herkenning van verdachte door getuige [getuige 2] onbetrouwbaar is, omdat verdachte een broer heeft die erg veel op hem lijkt en de getuige bij de rechter-commissaris heeft verklaard dan niet meer helemaal zeker te zijn van de herkenning van verdachte. Deze broer van verdachte is als getuige meegenomen naar de terechtzitting en heeft een verklaring afgelegd. Hij heeft verklaard dat hij die bewuste nacht eveneens in discotheek [naam discotheek] aanwezig was, dat hij die avond een identieke jas droeg en dat hij een Breitlinghorloge heeft (door getuigen is verklaard dat één van de daders een Breitlinghorloge zou hebben verloren op de plaats delict). Ter ondersteuning hiervan is door de verdediging een ongedateerde foto overgelegd waarop de broer van verdachte staat afgebeeld met eenzelfde jas aan en heeft de getuige zijn horloge getoond. De getuige heeft zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank merkt op dat de verdediging met het bovenstaande enkel de suggestie heeft opgeworpen dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat niet verdachte, maar zijn broer de dader is die door de getuigen wordt beschreven. Die suggestie is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende aannemelijk geworden, omdat hetgeen wordt aangevoerd geen afbreuk doet aan het in het dossier aanwezige bewijsmateriaal dat verdachte aanwijst als één van de daders en het niet door objectieve feiten of omstandigheden wordt ondersteund. Dat getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij niet meer helemaal zeker weet dat het verdachte was die ze heeft gezien, indien deze een broer heeft die erg op hem lijkt, betekent nog niet dat haar eerdere herkenning dus onbetrouwbaar is. Zij heeft één van de daders herkend als de haar bekende verdachte. Dat zij aangeeft dat zij enige twijfel heeft over die herkenning als het zo is dat verdachte een broer heeft die sprekend op hem lijkt, maakt dit niet anders. De stelling dat de broer van verdachte ter plaatse was, wordt immers alleen door diezelfde broer en verdachte ingenomen. Het wordt niet ondersteund door andere objectieve feiten en omstandigheden. Het is met andere woorden helemaal niet aannemelijk geworden dat de broer daadwerkelijk ter plaatse was en dat de getuige zich dus kan hebben vergist. Daar komt nog bij dat de rechtbank het verhaal dat beide broers die avond bovendien een identieke jas aanhadden, niet erg geloofwaardig acht. De ongedateerde foto van de broer van verdachte in een dergelijke jas, maakt dit niet anders. Dit zou immers net zo goed de jas van verdachte kunnen zijn. Ook de verklaring van de broer dat hij een Breitlinghorloge heeft, wil nog niet zeggen dat verdachte er niet ook een heeft/had, dan wel destijds het horloge van zijn broer heeft geleend. Het feit dat dit hele verhaal pas ter terechtzitting naar voren is gekomen, maakt het er ook niet geloofwaardiger op.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het tenlastegelegde onder 1. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe dit feit gekwalificeerd dient te worden.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag te komen. Zij spreekt verdachte dan ook vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en met de verdediging, van oordeel dat evenmin bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Er is door meerdere personen geslagen en geschopt tegen het hoofd/gezicht van het slachtoffer. Niet iedere schop tegen het hoofd of het gezicht levert volgens de rechtbank een poging tot zware mishandeling op. Niet is bekend welke schoenen de personen droegen die tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt. Evenmin is duidelijk met hoeveel kracht tegen zijn hoofd is geschopt. De getuige [getuige 3] heeft weliswaar verklaard dat er met kracht en geschoeide voet tegen het lichaam van [naam slachtoffer] werd geschopt, maar het letsel van [naam slachtoffer] is niet van zodanige aard dat daaruit kan worden afgeleid dat er sprake was van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Nu opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden spreekt de rechtbank verdachte tevens vrij van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gebruikt tegen [naam slachtoffer] door deze meermalen te slaan en te schoppen. Uit de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] komt duidelijk naar voren dat [naam slachtoffer] door verschillende personen is geslagen en geschopt en dat verdachte daaraan een bijdrage heeft geleverd door hem te slaan en te schoppen.
Feit 2
Op 29 oktober 2011 heeft [getuige 1] aangifte gedaan van vernieling van zijn personenauto te Beek. Hij heeft verklaard dat de jongens die zijn broer [naam slachtoffer] schopten tevens met kracht tegen zijn auto schopten, waardoor er schade is ontstaan aan de rechterachterzijde. Het gaat om een personenauto van het merk Alfa Romeo. De verbalisant heeft gerelateerd dat hij aan de achterzijde van het voertuig schade ziet in de zin van krassen en een lichte deuk.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat twee jongens die [naam slachtoffer] schopten ook zo hard als ze konden tegen de auto van [getuige 1] aantrapten. Eén van die jongens droeg zijn haar in langere stekels en had een opvallende zwarte glimmende jas aan, die zodanig gestikt was dat er verschillende gewatteerde lagen in zaten. Later bleek dat deze persoon zijn horloge kwijt was geraakt. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de jongens die [naam slachtoffer] schopten tevens tegen de auto schopten. Eén van deze jongens droeg een donkere jas met strepen of een soort Italiaanse vlag op de capuchon. Deze jongen kwam na het incident nog terug, omdat hij dacht dat zijn horloge gestolen was. De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte op een gegeven moment terug kwam, omdat hij zijn Breitlinghorloge kwijt was. Verdachte ontkent dat hij tegen de auto van [getuige 1] heeft geschopt.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 2], wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de personenauto van [getuige 1]. Zij overweegt daartoe dat uit de getuigenverklaringen blijkt dat de persoon die tegen de auto schopte later terug kwam omdat hij zijn horloge van het merk Breitling kwijt was. Uit de verklaring van getuige [getuige 2] blijkt vervolgens dat verdachte degene was die terug kwam omdat hij zijn horloge kwijt was geraakt.
De raadsman heeft bepleit dat de getuige [getuige 4] veel alcohol gedronken had, waardoor wellicht sprake is van een valse herkenning. De rechtbank verwerpt dat verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verklaring van de getuige [getuige 4] komt overeen met de verklaringen van de getuigen [getuige 5] en [getuige 2], die overigens beiden geen alcohol gedronken hadden die avond. De rechtbank acht de verklaring van de getuige [getuige 4], zoals hij deze heeft afgelegd bij de politie diezelfde dag, dan ook betrouwbaar.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 29 oktober 2011 in de gemeente Beek met anderen, op de openbare weg, [naam straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen slaan en schoppen van die [naam slachtoffer];
op 29 oktober 2011 in de gemeente Beek met anderen, op of aan de openbare weg, [naam straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto (merk Alfa Romeo), toebehorende aan [getuige 1], welk geweld bestond uit het meermalen schoppen tegen die auto.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1 meer subsidiair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 10 maanden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een algehele vrijspraak bepleit.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich in de nacht van 28 op 29 oktober 2011 samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van uitgaansgeweld. Het slachtoffer is, terwijl hij op de grond lag, geslagen en onder andere tegen het hoofd geschopt door een groep personen, waar ook verdachte deel van uitmaakte. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen en pijn ondervonden. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders tegen een auto getrapt, die daardoor schade heeft opgelopen. Dit soort uitgaansgeweld heeft een enorme impact op zowel het slachtoffer en de getuigen, alsook op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS. Voor een openlijke geweldpleging die enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij nooit eerder ter zake een geweldmisdrijf is veroordeeld. Gelet hierop en op de persoon van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om van voormeld uitgangspunt af te wijken en in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, een passende straf is voor verdachte. Zij zal deze straffen dan ook aan verdachte opleggen.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.594,49 ter zake van het tenlastegelegde onder 1, waarvan € 594,49 betrekking heeft op materiële schade en
€ 1.000,- op immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering geheel toe te wijzen en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu verdachte naar zijn mening dient te worden vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] door het hiervoor onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De raadsman heeft de vordering niet weersproken. De gevorderde bedragen komen de rechtbank ook niet onbillijk en ongegrond voor. De rechtbank zal de vordering dan ook volledig en hoofdelijk toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2011. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van 2 jaren de algemene voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van 2 uren per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] van € 1.594,49, waarvan € 594,49 ter zake van materiële schade en € 1.000,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2011 tot aan de dag van volledige voldoening:
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer] € 1.594,49 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2011;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. S.V. Pelsser en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 december 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Beek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen met een of meer anderen, althans alleen, die [naam slachtoffer] -terwijl deze op de grond lag- (meermalen) (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, tezamen met een of meer anderen, althans alleen, die [naam slachtoffer] -terwijl deze op de grond lag- (meermalen) (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Beek met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [naam straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer], welk geweld bestond uit het (gewelddadig) uit de auto trekken en/of (vervolgens) (meermalen) slaan en/of schoppen en/of trappen van die [naam slachtoffer];
meest subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [naam slachtoffer] (gewelddadig) uit een auto heeft getrokken en/of (vervolgens) (meermalen) heeft geslagen en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Beek met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [naam straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto (merk Alfa Romeo), toebehorende aan [getuige 1], welk geweld bestond uit het (meermalen) schoppen en/of trappen tegen die auto;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2011 in de gemeente Beek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Alfa Romeo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.