ECLI:NL:RBMAA:2012:BY5153

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172603 / OT RK 12-990
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige bij pleegouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 13 november 2012 uitspraak gedaan over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige], bij pleegouders voor een periode van twee maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afgelopen periode van uithuisplaatsing had moeten worden benut voor de voorbereiding van een thuisplaatsing, zoals aangegeven in de beschikking van 16 augustus 2012 en het indicatiebesluit. Bureau Jeugdzorg heeft echter onvoldoende actie ondernomen om deze thuisplaatsing te realiseren. De kinderrechter heeft geconstateerd dat er geen afspraken zijn gemaakt voor de thuisplaatsing en dat er geen opvoedkundige hulp aan de moeder is aangeboden, ondanks dat zij zich inspanningen heeft getroost om haar situatie te verbeteren.

De moeder heeft op eigen initiatief een opvoedcursus gevolgd en is actief in therapie om haar psychische problemen aan te pakken. De kinderrechter heeft ook de zorgen van de grootmoeder van de minderjarige, hierna te noemen oma, gehoord, die zich afvraagt of de moeder in staat is om de nodige stabiliteit en regelmaat te bieden. De kinderrechter heeft de zorgen van zowel de moeder als de oma in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat er onvoldoende gronden zijn om de uithuisplaatsing te handhaven. De kinderrechter heeft benadrukt dat de communicatie tussen de ouders problematisch is en dat dit een risico vormt voor de ontwikkeling van [de minderjarige].

De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van twee maanden, met de nadruk op het belang van een snelle opbouw van contact tussen de moeder en [de minderjarige]. Tevens zijn er voorwaarden gesteld voor de voorbereiding van de thuisplaatsing, waaronder hulp aan de moeder in de thuissituatie en het zoeken naar een school voor [de minderjarige]. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de mogelijkheid tot hoger beroep aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 13 november 2012
Zaaknummer: 172603 / OT RK 12-990
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarige:
[Naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2009],
verder te noemen [de minderjarige],
kind van:
[Naam moeder], wonende te [woonplaats], [adres], verder te noemen moeder,
advocaat: mr. M. Rietrae
en
[Naam vader], geen belanghebbende,
verder te noemen vader.
Daarnaast merkt de rechtbank als belanghebbende aan grootmoeder van moederszijde:
[Naam grootmoeder], wonende te [woonplaats], [adres],
verder te noemen oma.
Moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit.
1. Verdere verloop van de procedure
Wederom gezien de stukken waaronder thans ook een door de kinderrechter op 16 augustus 2012 uitgesproken beschikking.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 november 2012.
2. Standpunten ter zitting van 13 november 2012
2.1
Bureau jeugdzorg heeft haar verzoek gehandhaafd. Afspraken met het oog op een thuisplaatsing van [de minderjarige] zijn nog niet gemaakt en aan moeder is nog geen opvoedkundige hulp aangeboden. Het lijkt weliswaar beter te gaan met moeder en zij is volgens Mondriaan trouw aan haar therapie, maar er zijn in de afgelopen periode zorgen gerezen omtrent de ontwikkeling van [de minderjarige]. Het team integrale vroeghulp is verzocht hiernaar onderzoek te laten doen. Het kan zijn dat de achterstand is ontstaan in de thuissituatie bij moeder. Bureau jeugdzorg wil derhalve meer tijd om alles goed in kaart te brengen.
Daarnaast blijft de relatie met vader een punt van aandacht dat bureau jeugdzorg zorgen baart. Moeder vindt het lastig vader de deur te wijzen.
Talent heeft laten weten dat de omgangsmomenten met [de minderjarige] goed worden voorbereid door moeder, hoewel het begrenzen van [de minderjarige] lastig blijft voor moeder. Daarnaast heeft moeder nog problemen met plannen en ordenen, maar hierbij krijgt ze hulp van Mondriaan.
Tot slot is de moeizame communicatie tussen alle partijen een terugkerend probleem. Bureau jeugdzorg zou graag met de familie om de tafel zitten om afspraken te maken, maar dat is tot op heden niet gelukt.
2.2
Mr. Rietrae heeft aangevoerd dat moeder van mening is dat de gronden voor een uithuisplaatsing niet langer aanwezig zijn. Er is onvoldoende aangetoond dat opvoedkundige taken bij moeder ontbreken. Na de laatste zitting is er weinig tot niets ondernomen door bureau jeugdzorg. Moeder heeft zelf veranderingen aangebracht. Zo heeft ze op eigen initiatief een cursus opvoeden van kinderen onder vier jaar gevolgd en zal ze op korte termijn een cursus communicatie gaan volgen. Daarnaast gaat ze regelmatig naar een psychotherapeut om het onderliggend probleem van haar psychoses op te lossen en krijgt ze maandelijks een spuit ter voorkoming van psychoses. Verder is zij vrijwilligster in een speeltuin en volgt ze nog steeds therapie bij Mondriaan.
Moeder heeft aangevuld dat de relatie met vader definitief verbroken is. Zij laat vader niet meer binnen en hij heeft ook geen sleutel meer. De enige keer dat vader nog binnen komt is tijdens zijn maandelijkse contactmoment met [de minderjarige]. Talent is hierbij aanwezig.
2.3
Oma heeft meegedeeld dat het goed gaat met [de minderjarige]. Zij gaat graag naar de peuterspeelzaal. Oma maakt zich zorgen indien [de minderjarige] terug naar moeder zou gaan. Zij vraagt zich af of moeder [de minderjarige] de regelmaat kan bieden die oma haar biedt. De aanwezigheid van vader ziet oma ook als een groot probleem.
3. Beoordeling
De kinderrechter overweegt dat de afgelopen periode in het teken had moeten staan van de voorbereiding van de thuisplaatsing van [de minderjarige] bij moeder. De kinderrechter leidt dit met name af uit de overwegingen van de kinderrechter in de beschikking van 16 augustus 2012. Eenzelfde conclusie kan worden getrokken uit het feit dat in het indicatiebesluit is vermeld dat, zolang er sprake is van een gedwongen behandeling van moeder door middel van een rechterlijke machtiging, bureau jeugdzorg het voornemen heeft om het verblijf bij en de zorg door oma niet te veranderen: nu er geen sprake meer is van een rechterlijke machtiging, had thuisplaatsing voorbereid moeten worden, zo begrijpt de kinderrechter uit het indicatiebesluit.
Desondanks stelt de kinderrechter ter zitting vast dat door bureau jeugdzorg weinig tot niets is ondernomen om toe te werken naar een thuisplaatsing van [de minderjarige].
Als een van de redenen hiervoor heeft bureau jeugdzorg ter zitting aangegeven dat er een ontwikkelingsachterstand bij [de minderjarige] wordt vermoed, waarnaar onderzoek dient plaats te vinden. Bureau jeugdzorg heeft deze stelling niet nader onderbouwd en slechts aangegeven dat Talent dit zou hebben gesteld. Daartegenover heeft oma ter zitting verklaard dat het goed gaat met [de minderjarige] en het consultatiebureau blijkt niets gezegd te hebben dat in de richting van een ontwikkelingsachterstand wijst. Tevens heeft bureau jeugdzorg desgevraagd geantwoord dat [de minderjarige] vrij goed lijkt mee te komen in de peuterspeelzaal. Als er al sprake zou zijn van een ontwikkelingsachterstand, waarvoor geen onderbouwing is gegeven, dan acht de kinderrechter de door bureau jeugdzorg voor uithuisplaatsing gegeven reden, namelijk dat de ontwikkelingsachterstand ontstaan zou kunnen zijn bij moeder, onvoldoende.
Een andere grond voor verlenging van de uithuisplaatsing die bureau jeugdzorg naar voren heeft gebracht, is de zorg rondom de contacten tussen moeder en vader. Oma heeft hieromtrent eveneens haar zorgen geuit.
De kinderrechter deelt deze zorgen, maar acht dat geen reden om niet aan thuisplaatsing van [de minderjarige] te werken. Om problemen en contactmomenten tussen moeder en vader te voorkomen acht de kinderrechter het noodzakelijk dat voor het contact tussen [de minderjarige] en vader een andere regeling getroffen wordt. Immers, het is wel van belang dat [de minderjarige] contact houdt met haar vader, maar het is ook het belang van [de minderjarige] dat dit contact niet bij moeder thuis plaatsvindt. De slechte communicatie tussen vader en moeder is een risico voor de ontwikkeling van [de minderjarige]. Daarom dient moeder op geen enkel moment nog contact met vader te hebben.
Gezien hetgeen hiervoor is overwogen ziet de kinderrechter thans onvoldoende gronden om de uithuisplaatsing te handhaven, mede ook gelet op het feit dat moeder zelf hulp heeft ingeschakeld, een opvoedcursus heeft gevolgd en openstaat voor alle mogelijke begeleiding. Een onmiddellijke thuisplaatsing zou niet goed zijn voor [de minderjarige], nu zij al geruime tijd bij oma woont en het contact met moeder is beperkt tot 2½ uur begeleide omgang per week.
Thuisplaatsing dient onder de volgende voorwaarden te worden voorbereid:
1. Er dient een snelle opbouw in de frequentie van contact tussen moeder en [de minderjarige] te komen.
2. Verder dient ingezet te worden op hulp aan moeder in de thuissituatie om haar opvoedkundige vaardigheden verder te ontwikkelen.
3. Tevens dient er in de komende periode een school voor [de minderjarige] gezocht te worden alsmede opvang voor de momenten dat moeder aan het werk is.
4. Verder dienen er goede afspraken gemaakt te worden omtrent het contact tussen oma en [de minderjarige]. Moeder en oma zouden elkaar moeten ondersteunen en zij zouden samen met bureau jeugdzorg constructief moeten werken aan het verbeteren van de onderlinge communicatie.
Om dit alles te bewerkstellingen zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij pleegouder(s) verlengen voor de duur van twee maanden en het verzoek voor het overige afwijzen. De kinderrechter acht deze periode voldoende om tot definitieve thuisplaatsing van [de minderjarige] te komen.
5. Beslissing
De kinderrechter:
verleent de termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij pleegouder(s) met ingang van 19 november 2012 voor de duur van twee maanden, derhalve tot 19 januari 2013;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Salemans-Wijnen, kinderrechter, en in het openbaar op 13 november 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van S.L.M. Heijnens, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.