ECLI:NL:RBMAA:2012:BY4823

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-706254-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine in woning

Op 3 december 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine. De verdachte, die samen met een medeverdachte in een woning verbleef, had gedurende een periode van enkele maanden bijna 5 kg amfetamine in haar woning bewaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt, omdat zij beschikkingsmacht had over de amfetamine en op de hoogte was van de aanwezigheid ervan. Slechts twee van de vijf pakketten amfetamine waren getest door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), maar de rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat alle pakketten amfetamine bevatten, gezien de identieke verpakking en de verklaringen van de medeverdachte. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat er geen sprake was van medeplegen, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren, met vervangende hechtenis bij niet-naleving. De in beslag genomen verdovende middelen werden onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in overweging zijn genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/706254-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 december 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman is mr. W. de Vilder, advocaat te Beek.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2012. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander bijna 5 kg amfetamine in haar bezit heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij brengt naar voren dat het percentage amfetamine in de aangetroffen pakketten niet relevant is, nu de gehele hoeveelheid amfetamine bevat. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte de amfetamine samen met de medeverdachte aanwezig heeft gehad, omdat zij beiden in de woning verbleven en zowel verdachte als haar partner op de hoogte waren van de aanwezigheid van de amfetamine in deze woning.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte slechts een hele kleine rol heeft gehad en dat zij niet als medepleger kan worden aangemerkt. Hij heeft daarbij verwezen naar de verklaring van de medeverdachte dat hij het feit alleen heeft gepleegd en naar jurisprudentie (LJN BH1437).
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 21 augustus 2010 werd in de woning van verdachte te Schin op Geul, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, in de diepvries in totaal ongeveer 5 kg van een witte substantie aangetroffen, verdeeld over vijf identieke pakketten. Uit twee van deze pakketten zijn monsters genomen die zijn opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het NFI heeft gerapporteerd dat de monsters amfetamine bevatten.
Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat er al twee of drie maanden 5 kg speed in de vriezer lag. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij 5 kg speed in bewaring had genomen voor een kennis en in de vriezer had gelegd.
Het verweer van de raadsman dat geen sprake zou zijn van medeplegen wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte samen met de medeverdachte woonachtig was in het pand waar de verdovende middelen in de vriezer bewaard werden en dat verdachte hiervan weet had. Hierdoor had zij niet alleen de beschikkingsmacht over de verdovende middelen, maar ook een stem in het al dan niet in huis laten ervan. Gelet hierop is verdachte naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als medepleger.
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of bewezen kan worden dat ook de niet onderzochte pakketten amfetamine bevatten.
Deze pakketten zaten in dezelfde boodschappentas als de wel onderzochte pakketten en waren op identieke wijze verpakt. Daarmee is het naar het oordeel van de rechtbank onmogelijk geworden nog een onderscheid tussen de pakketten te maken. De rechtbank acht het uiterst onwaarschijnlijk dat indien de pakketten niet dezelfde inhoud zouden hebben gehad deze op een dergelijke wijze zouden zijn verpakt. Hoe zou de eigenaar dan immers hebben kunnen weten welke stof hij pakte?
Overigens heeft ook de persoon die de pakketten aan verdachte in bewaring gaf niet gesproken over een afwijkende inhoud van één of meer pakketten.
Daarom acht de rechtbank, ondanks het feit dat slechts twee van de vijf pakketten zijn bemonsterd, ook bewezen dat de andere drie pakketten amfetamine bevatten.
De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft in dit kader nog verklaard dat de pakketten weliswaar amfetamine bevatten, maar van slechte kwaliteit. De pakketten zouden in totaal slechts 600 gram daadwerkelijke amfetamine bevatte. De rechtbank merkt hieromtrent op dat de stelling dat slechts sprake zou zijn van een lage concentratie amfetamine, zo al waar, niet relevant is voor de strafbaarheid in het kader van de Opiumwet.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 augustus 2010, in de gemeente Valkenburg aan de Geul, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 996 gram en 1011 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 21 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de slechts kwaliteit van de verdovende middelen van invloed is op de strafmaat. Er is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering omdat er geen contra-expertise meer mogelijk is. Hij verwijst daarbij naar jurisprudentie (LJN BK5932). Tevens had het openbaar ministerie de pakketjes zorgvuldiger moeten onderzoeken. De raadsman is van mening dat de strafeis buitengewoon hoog is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet aan de orde. Er dient rekening gehouden te worden met het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden en het kind van verdachte.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft bijna 5 kg amfetamine in haar woning aanwezig gehad.
Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers ervan. Bovendien gaat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Het is algemeen bekend dat de inwoners van Zuid-Limburg veel overlast ondervinden van de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd door verdovende middelen in haar woning te bewaren.
Als uitgangspunt voor het bepalen van de op te leggen straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten van het LOVS ter zake van de invoer van harddrugs (artikel 2 onder A van de Opiumwet), die bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf in dit soort zaken doorgaans als uitgangspunt worden gehanteerd, en bij de in de vaste jurisprudentie van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch naar aanleiding daarvan vastgestelde rekenmodus wanneer het gaat om het bezit (artikel 2 onder C van de Opiumwet) van harddrugs. Gelet hierop en de hoeveelheid van ongeveer 5 kg neemt de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van 19 maanden (categorie standaard).
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het tijdsverloop en het feit dat de rechtbank niet gelooft dat verdachte zelf het initiatief genomen heeft voor het bewaren van de verdovende middelen ziet de rechtbank aanleiding om in het onderhavige geval van het uitgangspunt van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af te wijken en te volstaan met een aanzienlijke werkstraf en, ter voorkoming van het plegen van nieuwe strafbare feiten, een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overwegende vindt de rechtbank passend om verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren, bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6 Het beslag
Onder verdachte zijn verdovende middelen in beslag genomen (nr. 1 t/m 7).
De officier van justitie heeft gevorderd het beslag te onttrekken aan het verkeer.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen opmerkingen gemaakt.
De rechtbank overweegt dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven verdovende middelen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van twee uur per dag;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de inbeslaggenomen verdovende middelen (nr. 1 t/m 7).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij in of omstreeks van 1 mei 2010 tot en met 21 augustus 2010 gemeente Valkenburg aan de Geul, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 844 gram en/of 996 gram en/of 987 gram en/of 1011 gram en/of 1011 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/706254-10
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 3 december 2012 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. W. de Vilder, advocaat te Beek.