ECLI:NL:RBMAA:2012:BY4275

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700651-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met vuurwapen tijdens straatconflict

Op 25 november 2011 vond er een schietpartij plaats in Heerlen, waarbij [benadeelde partij 1] door verdachte en zijn zoon, [medeverdachte 1], werd beschoten. De aanleiding voor deze gewelddadige daad was een conflict tussen [benadeelde partij 2] en de familie van verdachte, die vermoedelijk was ontstaan door schade aan de auto van [benadeelde partij 2]. Tijdens het incident werd [benadeelde partij 1] door meerdere kogels geraakt, maar overleefde het voorval. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachten rade, maar wel van medeplegen van poging tot doodslag. De verklaringen van getuigen en het slachtoffer werden als betrouwbaar beschouwd, en de rechtbank baseerde haar oordeel op de medische rapporten en forensische onderzoeken die de schotwonden bevestigden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en moest de kosten van rechtsbijstand van de benadeelde partij vergoeden. De rechtbank benadrukte de impact van het geweld op het slachtoffer en zijn omgeving, en dat dergelijk geweld in de samenleving niet getolereerd kan worden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 03/700651-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2012
In de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. W.R. Smeets, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 7 maart, 31 juli,
19 oktober en 13 november 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om, al dan niet met voorbedachten rade, [benadeelde partij 1] van het leven te beroven.
Feit 2: samen met (een) ander(en) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn zoon ([medeverdachte 1]) en zijn kleinzoon ([medeverdachte 2]) met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [benadeelde partij 1] van het leven te beroven. Zij baseert haar standpunt op de verklaringen van het slachtoffer en een aantal getuigen, alsmede op de medische verklaring van forensisch geneeskundige L.J.H. van Hooren, het Forensisch radiologisch onderzoek en het munitie- en schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut. Uit de verklaringen blijkt volgens de officier dat er sprake was van een vooropgezet plan en dat verdachte van dit plan op de hoogte was en hier een bijdrage aan heeft geleverd door zelf ook (meermalen) op [benadeelde partij 1] te schieten.
Feit 2
Ook feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [benadeelde partij 2], [getuige 1] en [getuige 2].
3.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 1 en 2
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van beide feiten dient te worden vrijgesproken, omdat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen als onbetrouwbaar moeten worden beschouwd en dus niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het dossier bevat voor het overige onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman subsidiair betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Verdachte moet in ieder geval van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 25 november 2011, omstreeks 21.15 uur, kreeg een politiepatrouille van het Regionaal Meldcentrum Politie Limburg-Zuid de opdracht om naar het adres [adres] te Heerlen te gaan. Op genoemd adres zou zich een slachtoffer bevinden van een schietpartij, welke kort daarvoor had plaatsgevonden op de [adres] te Heerlen. In de woning werd door de politie een persoon aangetroffen met vermoedelijk twee schotwonden. Deze persoon bleek te zijn: [benadeelde partij 1]. Hij werd per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis te Heerlen.
[benadeelde partij 1] werd op 26 november 2011 voor het eerst door de politie gehoord. Hij verklaarde dat zijn buurman ([benadeelde partij 2]) het vermoeden had dat de kleinzoon van verdachte (genaamd [medeverdachte 2]) de auto van [benadeelde partij 2] bekrast had en de banden had lek gestoken. Hij was op 25 november 2011 rond 19.00 uur samen met [benadeelde partij 2] naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan om hierover te praten. Daar hadden ze gesproken met diens vader ([medeverdachte 1]). Dit gesprek was normaal verlopen. Afgesproken werd dat [benadeelde partij 2] later op de avond alleen terug zou gaan om verder te praten.
Eenmaal thuis kregen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] echter dreigende telefoontjes van [medeverdachte 1]. Om die reden werd afgesproken dat [benadeelde partij 2] weliswaar alleen terug zou gaan, maar dat hij een open telefoonverbinding met [benadeelde partij 1] zou houden, zodat [benadeelde partij 1] kon horen wat er gebeurde. Nadat [benadeelde partij 2] terug was gegaan om verder te praten hoorde [benadeelde partij 1] op een gegeven moment via de telefoon iemand zeggen: “ik maak je kapot”. Hij hoorde ook pijngeluiden van [benadeelde partij 2] en hij hoorde spullen omvallen. Hij is toen naar de woning van [medeverdachte 1] gerend.
Toen hij bij de woning arriveerde en de woning binnen wilde gaan, vloog de deur open en stond [medeverdachte 1] voor zijn neus. Hij had een zwart vuurwapen in zijn handen en laadde dit door. [medeverdachte 1] liep vervolgens op hem af, richtte het vuurwapen op zijn hoofd en zei: “Ik schiet je kapot.” [benadeelde partij 1] draaide zich direct om en rende weg. Tijdens het rennen zag [benadeelde partij 1] dat er aan de rechterzijde van de [adres] twee personen liepen. Een van deze personen herkende hij als de vader van [medeverdachte 1] (zijnde verdachte). De andere persoon kende hij niet. Vervolgens hoorde [benadeelde partij 1] dat er van achteren op hem werd geschoten. Hij had niet het gevoel dat hij geraakt werd en bleef rennen. Op een gegeven moment begon ook verdachte op hem te schieten. Hij zag dat verdachte een groot wapen, vermoedelijk een revolver, in zijn handen hield. Hij schoot zeker vier of vijf keer. [benadeelde partij 1] voelde dat hij twee keer in zijn rug of zijn zij werd geraakt door het wapen van verdachte. Vervolgens voelde hij dat hij in zijn rechter onderarm werd geraakt van de andere kant. Dit schot kwam volgens [benadeelde partij 1] uit de richting van de woning van [medeverdachte 1]. [benadeelde partij 1] vluchtte vervolgens naar de woning van zijn zus, gelegen aan de [adres] te Heerlen.
Op 27 november 2011 werd [benadeelde partij 1] voor de tweede keer gehoord. Hij verklaarde tijdens dit verhoor dat hij zeker wist dat verdachte op hem had geschoten. Hij kende verdachte al lang en had hem goed gezien toen hij hem die avond passeerde. Nadat vanuit de woning van [medeverdachte 1] op hem was geschoten, hoorde [benadeelde partij 1] weer knallen. Hij keek vervolgens in de richting van verdachte en zag een lichtflits, gevolgd door een harde knal. [benadeelde partij 1] zag dat de lichtflits uit het vuurwapen kwam dat verdachte vasthield. Direct na de lichtflits en de harde knal voelde hij dat hij in de rechterzijde van zijn lichaam werd geraakt. Hij voelde pijn en tintelen. Direct daarna werd een tweede keer geschoten. [benadeelde partij 1] voelde dat hij wederom in zijn rechterzijde werd geraakt. Hij bleef rennen en even verderop werd hij nog eenmaal in zijn arm geraakt. Volgens [benadeelde partij 1] werd er met twee verschillende vuurwapens op hem geschoten, omdat er verschillende geluiden waren. Het vuurwapen van verdachte klonk veel luider dan het andere vuurwapen waarmee werd geschoten.
[benadeelde partij 1] werd op 28 november 2011 onderzocht door een forensisch geneeskundige genaamd L.J.H. van Hooren. Uit het medisch dossier bleek dat bij [benadeelde partij 1] sprake was van:
- Weke delen letsel rechter onderarm.
- Pneumothorax en hematothorax rechts (lucht en bloed in de rechter borstholte).
- Een ribfractuur aan de rechterzijde.
Door Van Hooren werd voorts uit eigen waarneming het volgende uitwendig letsel bij [benadeelde partij 1] geconstateerd:
- Twee penetrerende verwondingen aan de rechter onderarm, relatief dicht bij de elleboog.
- Aan de achterzijde van de rechterflank (onder de oksel) zat een penetrerende, iets ovale huidverwonding.
- Eveneens aan de rechterflank, maar meer aan de voorzijde zat een penetrerende huidverwonding. Ook deze was ovaalvormig.
- Aan de voorzijde van de borst, onder de rechter tepel zat een penetrerende huidverwonding.
Op radiologische opnamen die van [benadeelde partij 1] zijn gemaakt is te zien dat in zijn lichaam op dat moment nog één projectiel zat, langwerpig van vorm en met een afgeronde top (zeer waarschijnlijk een kogel). Op 17 januari 2012 werd dit projectiel, dat inmiddels operatief was verwijderd, door [benadeelde partij 1] afgeleverd op het politiebureau te Heerlen. Het projectiel werd door de politie in beslag genomen en opgestuurd naar het NFI voor nader onderzoek. Uit dit onderzoek bleek dat de afvuursporen in de kogel pasten bij revolvers van het merk Colt.
Op de dag van het incident werd [getuige 1] door de politie gehoord. [getuige 1] is de schoonvader van [benadeelde partij 1] en hij was in diens woning aanwezig toen via de open telefoonverbinding duidelijk werd dat er iets mis was met [benadeelde partij 2]. [getuige 1] verklaarde dat hij samen met [getuige 2] (de vriendin van [benadeelde partij 2]) in zijn auto achter [benadeelde partij 1] aan is gereden naar de woning van [medeverdachte 1]. Toen hij aan kwam rijden zag hij dat [benadeelde partij 1] voor de deur van de woning stond en net aanbelde. Hij stopte een klein stukje voorbij de woning en schuin naar achter kijkend zag hij [medeverdachte 1] staan. [getuige 2] stapte uit. Op dat moment hoorde [getuige 1] dat [medeverdachte 1] zei: “Ik schiet jullie allemaal kapot.” Ook zag hij dat [medeverdachte 1] met twee handen een pistool vasthield. [medeverdachte 1] richtte dit pistool op iets achter de auto. [getuige 1] kon op dat moment [benadeelde partij 1] niet meer zien. Vervolgens hoorde [getuige 1] dat er drie of vier keer snel achter elkaar werd geschoten.
[getuige 2] heeft tijdens haar verhoor op 26 november 2011 verklaard dat, toen zij en [getuige 1] bij de woning van [medeverdachte 1] aankwamen, [benadeelde partij 1] al bij de woning was. Zij stapte uit de auto en ze zag vervolgens dat [medeverdachte 1] uit de woning kwam met een pistool in zijn handen. [getuige 2] is toen de woning binnen gegaan, op zoek naar haar partner [benadeelde partij 2]. Binnen hoorde ze dat er buiten werd geschoten. Kort daarna kwam [medeverdachte 1] weer de woning binnen en zei dat hij op [benadeelde partij 1] had geschoten.
Tijdens haar volgende verhoor op 27 november 2011 heeft zij nog verklaard dat ook verdachte in de woning van [medeverdachte 1] was en een pistool in zijn handen had. Hij was daar maar even geweest. Toen ze het idee hadden dat de politie kwam is hij weggestuurd.
[benadeelde partij 2] heeft op 2 december 2011 bij de politie verklaard dat hij op 25 november 2011 naar de woning van [medeverdachte 1] was gegaan. Daar waren [medeverdachte 1], diens zoon [medeverdachte 2] en een neef ([naam neef]). Over [benadeelde partij 1] heeft [benadeelde partij 2] verklaard dat deze op enig moment de woning binnen kwam. [benadeelde partij 1] begon te schelden en iemand riep: “schiet hem kapot”. [benadeelde partij 1] is daarop naar buiten gerend. Ook [medeverdachte 1] en zijn zoon [medeverdachte 2] renden naar buiten. Kort daarna hoorde [benadeelde partij 2] een aantal schoten. Even later kwam [medeverdachte 1] weer binnen en zei: “Ik heb [benadeelde partij 1] ook alvast neergeschoten.” Toen [medeverdachte 1] de woning binnen kwam had hij nog steeds een pistool in zijn handen. Ook hij heeft gezien dat de vader van [medeverdachte 1] nog in de woning is geweest.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank staat op grond van voormelde bewijsmiddelen vast dat [benadeelde partij 1] op 25 november 2011 door verdachte en diens zoon [medeverdachte 1] is beschoten en hierbij door drie kogels is geraakt; twee keer in de rechterzijde van zijn lichaam en een keer in zijn arm. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[benadeelde partij 1] heeft verklaard dat hij verdachte heeft herkend als een van de schutters. De rechtbank heeft geen enkele reden aan deze herkenning te twijfelen, omdat [benadeelde partij 1] verdachte goed kent.
De herkenning van verdachte door [benadeelde partij 1] wordt ondersteund door de verklaringen van [getuige 2] en [benadeelde partij 2], waaruit blijkt dat verdachte tijdens het incident ter plaatste was. Ook de waarneming van [benadeelde partij 1] dat verdachte een vuurwapen, had vindt steun in het dossier, immers [getuige 2] heeft verdachte na het schieten met een vuurwapen gezien.
De verklaring van [benadeelde partij 1] dat verdachte daadwerkelijk geschoten heeft en hem geraakt heeft vindt steun in het volgende. [benadeelde partij 1] heeft uitdrukkelijk verklaard over twee verschillende vuurwapens waarmee hij werd beschoten, ze klonken namelijk anders. Hij heeft bovendien verklaard dat het wapen dat verdachte in handen had vermoedelijk een revolver was. Welnu, de afvuursporen op de kogel die in het lichaam van [benadeelde partij 1] is gevonden passen bij revolvers van het merk Colt. [medeverdachte 1] heeft tijdens de reconstructie verklaard dat hij een pistool in zijn handen had. Hij kan dus niet de schutter zijn die de revolverkogel heeft afgevuurd. Zo blijft verdachte als enige dader voor het afvuren van deze kogel over, nu er in het dossier geen enkel aanknopingspunt te vinden is voor de aanwezigheid van een andere schutter met een revolver.
Tezamen en in vereniging?
Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is van twee schutters. De rechtbank concludeert op grond van bovenstaande bewijsmiddelen tevens dat sprake is van medeplegen. Verdachte en zijn zoon hebben min of meer om de beurt op [benadeelde partij 1] geschoten. Eerst [medeverdachte 1], die toen kennelijk mis schoot, daarna verdachte en toen [medeverdachte 1] weer. Gelet hierop is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beiden. Van enig medeplegen van kleinzoon [medeverdachte 2] bij het schieten is de rechtbank niet gebleken.
Aanmerkelijke kans?
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte door meermalen kennelijk gericht op de wegvluchtende [benadeelde partij 1] te schieten, waarbij hij door drie afgevuurde kogels is geraakt, willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat die kogels een meer vitaal deel hadden geraakt waardoor [benadeelde partij 1] had kunnen overlijden.
Voorbedachten rade?
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat sprake was van een vooropgezet plan om [benadeelde partij 1] van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de handelingen van verdachte zelf evenmin worden afgeleid dat er sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde.
Betrouwbaarheid van de verklaringen?
Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de bovengenoemde verklaringen. De rechtbank heeft voor het bewijs alleen verklaringen gebruikt die meteen, dan wel zeer kort na het (schiet)incident op 25 november 2011 zijn afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat deze verklaringen toen al gecontamineerd, dan wel op elkaar afgestemd waren.
De overige zich in het dossier bevindende verklaringen acht de rechtbank niet redengevend voor het bewijs, zodat over de betrouwbaarheid van deze verklaringen geen oordeel gegeven hoeft te worden.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de beschuldiging dat hij [benadeelde partij 2] met een wapen heeft bedreigd, nu alleen [benadeelde partij 2] over deze bedreiging heeft verklaard en deze volgens [benadeelde partij 2] bovendien door [medeverdachte 1] zou zijn gepleegd.
Op grond de bovenstaande verklaringen acht de rechtbank wel bewezen dat [medeverdachte 1] heeft gedreigd [benadeelde partij 1] kapot te schieten, nu zowel [benadeelde partij 1] als [getuige 1] hierover verklaren. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte niet als medepleger van deze bedreiging kan worden aangemerkt, nu hiervoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
Het uiten van de overige bewoordingen die in de tenlastelegging staan vermeld acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, nu hieromtrent niet eensluidend wordt verklaard, zodat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 25 november 2011 in de gemeente Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen met een vuurwapen op die [benadeelde partij 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgend strafbare feit op:
medeplegen van poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweren gevoerd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn zoon [medeverdachte 1] meerdere kogels afgevuurd op het slachtoffer [benadeelde partij 1]. De aanleiding voor deze daad lijkt te zijn gelegen in een ruzie tussen [benadeelde partij 2] en de familie [verdachte en medeverdachten], omdat [benadeelde partij 2] dacht dat de kleinzoon van verdachte zijn auto had bekrast en de banden had lek gestoken. [benadeelde partij 2] wilde hiervoor verhaal halen en ging praten in de woning van [medeverdachte 1]. Deze ontmoeting liep uit op ruzie. Toen [benadeelde partij 1] naar de woning van [medeverdachte 1] ging om [benadeelde partij 2] te hulp te schieten werd hij door [medeverdachte 1] bedreigd. [medeverdachte 1] richtte een pistool op zijn hoofd en zei dat hij hem kapot zou schieten. [benadeelde partij 1] rende weg, maar dit mocht niet baten. Zowel [medeverdachte 1] als verdachte, die was komen aanlopen, schoten op [benadeelde partij 1], met als resultaat dat hij door drie kogels werd geraakt.
Het schieten op [benadeelde partij 1] vond plaats midden op straat en heeft – voornamelijk door de wijze waarop dit heeft plaatsgevonden – grote impact gehad. Het is slechts een kwestie van geluk geweest dat [benadeelde partij 1] daarbij niet zijn leven heeft verloren. [benadeelde partij 1] heeft door dit gebeuren grote angst, pijn en fysiek ongemak ondervonden. Maar ook op zijn gezin, familie en vrienden/buren is de impact groot geweest. Bij dit alles komt dat [benadeelde partij 1] en de familie [verdachte en medeverdachten] elkaar kenden en dat de schoonvader van [benadeelde partij 1] tevens de peetoom van de kleinzoon van verdachte is. De onderlinge (familie)verhoudingen lijken door dit gebeuren definitief verstoord. Ook voor de samenleving als geheel is het zeer verontrustend wanneer iemand op een dergelijke wijze en om een dergelijke reden wordt neergeschoten.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat ter vergelding en om verdachte het verkeerde van zijn handelen te doen inzien alleen een lange gevangenisstraf passend is. Omdat de rechtbank echter niet komt tot een bewezenverklaring van poging tot moord (zoals de officier heeft gevorderd), maar tot poging doodslag, zal zij de duur van deze gevangenisstraf matigen tot vier jaar, aangezien dit in lijn is met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
6 De benadeelde partij
De vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 10.488,96 ter zake van feit 1 en 2. De vordering bestaat uit € 7.700,00 aan immateriële schade en € 526,01 aan materiële schade (kleding en reiskosten ziekenhuis). Tevens vordert de benadeelde partij om verdachte te veroordelen in de proceskosten, tot op heden begroot op € 2.262,95.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (medeplegen van poging tot doodslag) materiële en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade voldoende onderbouwd, zodat de vordering op dit punt geheel zal worden toegewezen.
De door benadeelde partij geleden immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank tot een bedrag van € 3.000,00 eenvoudig vast te stellen. Dit bedrag zal de rechtbank dan ook toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat verdachte het bewezenverklaarde feit samen met een ander heeft gepleegd, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Verdachte zal voorts worden veroordeeld tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten. Nu ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken zou moeten worden van het liquidatietarief, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele zaken gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. Bij de berekening – op grond van genoemd liquidatietarief – heeft de rechtbank gelet op de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering (1 punt). De geldswaarde in hoofdsom ligt in casu tussen de € 10.000,00 en € 20.000,00, zodat tarief II geldt (een tarief van € 452,00 per punt). Voor de behandeling van de zaak geldt dat er geen mondelinge toelichting ter terechtzitting is gegeven. Niet is gebleken dat er voorts nog kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. In totaal komt daarmee in aanmerking een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 452,00. De rechtbank zal dat bedrag toekennen en het verzoek voor het overige afwijzen.
De vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 11.864,69, ter zake van een feit dat niet aan verdachte is tenlastegelegd.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het hiervoor bewezenverklaarde feit.
7 Het beslag
De officier van justitie heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat zij de beslaglijst ten aanzien van verdachte heeft ingetrokken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [adresgegevens benadeelde partij 1], van een bedrag van € 3.526,01;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 452,00;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
45 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [adresgegevens benadeelde partij 2], niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten, door verdachte tegen de verdediging van deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 november 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [benadeelde partij 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 november 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Jullie komen nu langs om het op te lossen, anders gaan jullie er een voor een aan", en/of
- "Ik maak je kapot", en/of,
- "Ik schiet je kapot", en/of
- "Ik schiet jullie allemaal kapot",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of opzettelijk dreigend een vuurwapen vastgehouden en/of (vervolgens) dit vuurwapen heeft/hebben doorgeladen en/of (vervolgens) dit vuurwapen op het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft/hebben gericht.