Parketnummer: 03/700644-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2012
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw is mr. G.L.P. Biesmans, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 7 maart, 22 mei, 31 juli,
19 oktober en 13 november 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met (een) ander(en) heeft geprobeerd om, al dan niet met voorbedachten rade, [benadeelde partij 2] van het leven te beroven.
Feit 2: samen met (een) ander(en) [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [benadeelde partij 2] van het leven te beroven. Zij baseert haar standpunt op de verklaringen van het slachtoffer en diverse getuigen, alsmede op de medische verklaring van forensisch arts M.W.G. Govaerts en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1], afgelegd tijdens de reconstructie. Uit de verklaringen blijkt volgens de officier dat er sprake was van een vooropgezet plan om [benadeelde partij 2] van het leven te beroven. Verdachte was van dit plan op de hoogte en heeft hier een bijdrage aan geleverd door die [benadeelde partij 2] met een mes in zijn lichaam te steken.
Feit 2
Ook feit 2 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, gelet op de verklaringen van [benadeelde partij 2], [getuige 1] en [getuige 2].
3.2 Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1 nu de verklaring van [benadeelde partij 2], inhoudende dat verdachte hem met een mes heeft gestoken, geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Daarbij komt dat de verklaring van [benadeelde partij 2] en de getuigen als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt en daarom niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de plaats en de aard van het letsel niet het voorwaardelijk opzet op de dood kan worden afgeleid, te meer nu uit de medische verklaring van de deskundige Govaerts niet blijkt dat het geconstateerde letsel de dood tot gevolg had kunnen hebben. Verdachte moet ook daarom worden vrijgesproken van feit 1.
Feit 2
Volgens de raadsvrouw dient verdachte eveneens te worden vrijgesproken van feit 2 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 25 november 2011, omstreeks 21.15 uur, kreeg een politiepatrouille van het Regionaal Meldcentrum Politie Limburg-Zuid de opdracht om naar het adres [adres] te Heerlen te gaan in verband met een schietpartij. Ter plaatse werd de voordeur van de woning aan de [adres] geopend door een persoon die later bleek te zijn: [medeverdachte 1]. In zijn woning troffen de verbalisanten een persoon aan met een steekwond in zijn linkerzij. Deze persoon bleek te zijn: [benadeelde partij 2]. [benadeelde partij 2] werd direct per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis te Heerlen.
[benadeelde partij 2] werd op 28 november 2011 onderzocht door forensisch arts M.W.G. Govaerts. Uit het door hem opgemaakte rapport bleek dat bij [benadeelde partij 2] sprake was van een kleine steekverwonding van ongeveer twee centimeter in het linker bovenkwadrant van de buik. Uit een onderzoek van de buikholte bleek dat er sprake was van een oppervlakkige beschadiging van het kapsel van de milt, waaruit bloed werd verloren. Ook was er een beschadiging van de rib voelbaar ter plaatse van de steekwond. Daarnaast was sprake van een perforatie/doorboring van de dikke darm. De darm werd tijdens een operatie “losgemaakt” en het beschadigde deel werd verwijderd. Govaerts kwam tot de conclusie dat sprake was van ernstig lichamelijk letsel ten gevolge van een steekverwonding in de linker bovenbuik.
[benadeelde partij 2] werd op 2 december 2011 door de politie gehoord. Hij verklaarde dat er in de buurt waar hij woonde al meerdere keren auto’s waren vernield. Hij had daarom samen met andere buurtbewoners een camera aangeschaft. In de ochtend van 25 november 2011 kwam [benadeelde partij 2] erachter dat zijn auto wederom was vernield. Zijn banden waren lek gestoken en de auto was bekrast. Na het bekijken van de camerabeelden rees bij hem het vermoeden dat het verdachte was geweest die zijn auto had vernield. Hij was daarom rond 19.00 uur samen met zijn buurman [benadeelde partij 1] naar de woning van verdachte gegaan om hierover te praten. Ze hadden een gesprek met diens vader, [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] vroeg [benadeelde partij 2] om later op de avond terug te komen. [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] gingen weer naar huis. Eenmaal thuis kregen zij echter dreigende telefoontjes van [medeverdachte 1]. Daarom ging [benadeelde partij 2] weliswaar alleen terug, maar belde hij kort voor zijn bezoek uit voorzorg naar [benadeelde partij 1], zodat deze via een open telefoonverbinding kon horen wat er in de woning gebeurde.
[benadeelde partij 2] werd, na aangebeld te hebben, de woning binnengelaten door [medeverdachte 1]. In de woning waren tevens verdachte en [naam neef] aanwezig. Volgens [benadeelde partij 2] ontstond er meteen een gevecht tussen hem, [medeverdachte 1] en verdachte. Hij werd meteen gestoken. Hij voelde dat hij gestoken werd toen hij in de hoek zat. Toen hij opkeek zag hij dat verdachte een mes vast had en dat [medeverdachte 1] een wapen tegen zijn hoofd zette. Vervolgens zei [medeverdachte 1]: “Ik schiet je kapot”. Ook verdachte zei: “Ik maak je kapot”. [naam neef] (door [benadeelde partij 2] “lange [naam neef]” genoemd) zei niks, maar hij deed ook niets om het te stoppen.
Via de open telefoonverbinding kreeg [benadeelde partij 1] mee wat er gebeurde. Bij [benadeelde partij 1] in de woning waren op dat moment ook [getuige 2] en [getuige 1], zijnde de schoonvader van [benadeelde partij 1]. [benadeelde partij 1] hoorde via de telefoon iemand zeggen: “ik maak je kapot”. Hij hoorde ook pijngeluiden van [benadeelde partij 2] en hij hoorde spullen omvallen. Hij is toen naar de woning van [medeverdachte 1] gerend. Toen [benadeelde partij 1] bij de woning van [medeverdachte 1] arriveerde en de woning binnen wilde gaan, vloog de voordeur open en stond [medeverdachte 1] voor zijn neus. [benadeelde partij 1] zag via de openstaande deur dat verdachte en een aantal andere mensen in de woonkamer stonden. Ook zag hij dat verdachte een groot mes in zijn handen hield.
[getuige 2] werd op 27 november 2011 door de politie gehoord. Zij verklaarde dat zij samen met [getuige 1] naar de woning van [medeverdachte 1] was gereden. [getuige 1] parkeerde de auto voor de deur. [getuige 2] stapte direct uit de auto en vroeg waar [benadeelde partij 2] was. [medeverdachte 1] antwoordde dat hij in de woning was. Hierop ging [getuige 2] de woning binnen. Daar trof zij haar vriend [benadeelde partij 2] aan. Hij zat op een stoel, achter de laptop. In de woning bevonden zich op dat moment ook verdachte en [naam neef]. [getuige 2] zag dat verdachte een mes in zijn handen had.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast staat dat [benadeelde partij 2] op 25 november 2011 door verdachte is gestoken met een mes. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
[benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij tijdens de vechtpartij voelde dat hij werd gestoken en dat hij, toen hij opkeek, zag dat verdachte een mes in zijn handen had. Dat [benadeelde partij 2] daadwerkelijk met een mes is gestoken wordt ondersteund door de medische verklaring, waaruit blijkt dat [benadeelde partij 2] een steekwond had in het linker bovenkwadrant van de buik. Dat verdachte degene was met het mes in zijn handen wordt ondersteund door de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [getuige 2]. Uit de stukken in het dossier blijkt niet dat op dat moment een van de andere aanwezigen in de woning een mes in zijn handen had, noch heeft de rechtbank enige aanwijzing in het dossier hieromtrent gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders zijn, dan dat verdachte degene is geweest die [benadeelde partij 2] heeft gestoken.
Tezamen en in vereniging?
Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de bewijsmiddelen in het dossier niet op te maken dat verdachte heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Aanmerkelijke kans?
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buikstreek diverse vitale organen en slagaders bevinden. Een messteek in de buikstreek levert dan ook de aanmerkelijke kans op dat één van die vitale organen wordt geraakt met als gevolg dat het slachtoffer komt te overlijden. Het steken met een mes in de buikstreek van [benadeelde partij 2] kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden aangemerkt dan te zijn gericht op de dood van die [benadeelde partij 2]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte deze aanmerkelijke kans ook willens en wetens aanvaard.
Met betrekking tot het mes zelf, en de vraag of dit überhaupt geschikt was om in potentie dodelijk letsel te veroorzaken, verwijst de rechtbank nog naar het letsel. Kennelijk was het lemmet van het mes zo lang dat daarmee de darm geraakt kon worden. Daarmee staat vast dat met dit mes zo diep in het lichaam kon worden gestoken dat in potentie dodelijk letsel veroorzaakt kon worden.
Voorbedachten rade?
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te kunnen stellen dat sprake was van een vooropgezet plan om [benadeelde partij 2] van het leven te beroven. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de handelingen van verdachte zelf evenmin met zekerheid worden vastgesteld dat sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van het onder 1 tenlastegelegde.
Betrouwbaarheid van de verklaringen?
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen redenen te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de hiervoor weergegeven verklaringen. De raadsvrouw heeft geen concrete punten aangevoerd op grond waarvan aan de betrouwbaarheid zou moeten worden getwijfeld. De rechtbank heeft voor het bewijs alleen verklaringen gebruikt die meteen, dan wel zeer kort na het incident op 25 november 2011 zijn afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk dat deze verklaringen toen al gecontamineerd, dan wel op elkaar afgestemd waren. Dat [benadeelde partij 2] in eerste instantie uit angst een ander verhaal heeft verteld, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Verdachte zelf zwijgt zodat hij evenmin een aanwijzing voor een andere toedracht aanlevert.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de beschuldiging dat hij [benadeelde partij 2] met een wapen heeft bedreigd, nu alleen [benadeelde partij 2] over deze bedreiging heeft verklaard en deze volgens [benadeelde partij 2] bovendien door [medeverdachte 1] zou zijn gepleegd.
Op grond van de verklaringen in het dossier acht de rechtbank wel bewezen dat [medeverdachte 1] heeft gedreigd [benadeelde partij 1] kapot te schieten, nu zowel [benadeelde partij 1] als [getuige 1] hierover verklaren. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte niet als medepleger van deze bedreiging kan worden aangemerkt, nu hiervoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Het uiten van de overige bewoordingen die in de tenlastelegging staan vermeld acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, nu hieromtrent niet eensluidend wordt verklaard, zodat verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 november 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet eenmaal met een mes in het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht de door de officier van justitie gevorderde straf erg hoog. Zij heeft erop gewezen dat in het onderhavige geval “slechts” sprake is van een poging tot moord dan wel doodslag. In de regel valt de straf bij een poging een stuk lager uit dan bij een voltooid delict. Voorts heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn blanco strafblad.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op [benadeelde partij 2], door hem met een mes te steken in zijn buikstreek. De aanleiding voor deze daad lijkt te zijn gelegen in een ruzie tussen [benadeelde partij 2] en de familie [verdachte en medeverdachten], omdat [benadeelde partij 2] dacht dat verdachte zijn auto had bekrast en de banden had lek gestoken. [benadeelde partij 2] wilde hiervoor verhaal halen en ging praten in de woning van [medeverdachte 1]. Deze ontmoeting liep uit op ruzie en [benadeelde partij 2] werd hierbij onverhoeds door verdachte met een mes in zijn buik gestoken.
Het handelen van verdachte heeft grote impact gehad op het slachtoffer. Het letsel was ernstig en zou, bij uitblijven van deugdelijke behandeling, dodelijk kunnen zijn. Niet alleen op [benadeelde partij 2] zelf was de impact groot maar ook op zijn gezin, familie en vrienden/buren. Ook voor de samenleving als geheel is het zeer verontrustend wanneer iemand op een dergelijke wijze en om een dergelijke reden wordt neergestoken.
Daarbij komt dat verdachte geen enkel inzicht heeft willen geven in het waarom van zijn handelen. Zo blijft voor de rechtbank het beeld bestaan van een jongeman die – als men hem confronteert met de door hem aangerichte vernielingen – een mes trekt en het slachtoffer pardoes in de buik steekt. Dit vervult de rechtbank met zorg als verdachte in de toekomst weer deel uit gaat maken van de maatschappij.
Evenals de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat ter vergelding en om verdachte het verkeerde van zijn handelen te doen inzien alleen een lange gevangenisstraf passend is. Omdat de rechtbank echter niet komt tot een bewezenverklaring van poging tot moord (zoals de officier heeft gevorderd), maar tot poging doodslag, zal zij de duur van deze gevangenisstraf matigen tot vier jaar, aangezien dit in lijn is met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
6 De benadeelde partij
De vordering van [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een schadevergoeding van € 10.488,96 ter zake van een feit dat niet aan verdachte is tenlastegelegd.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het hiervoor bewezenverklaarde feit.
De vordering van [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 11.864,69, ter zake van de feiten 1 en 2.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte (poging tot doodslag) materiële en immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade ter zake “benodigdheden” onvoldoende onderbouwd en zal de vordering op dat punt afwijzen. De overige gevorderde materiële schade (kosten kleding en reiskosten) acht de rechtbank wel voldoende onderbouwd. De vordering zal op die punten worden toegewezen. De door benadeelde partij geleden immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank tot een bedrag van € 3.000,00 eenvoudig vast te stellen. Dit bedrag zal de rechtbank dan ook toewijzen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom in zijn vordering niet worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Verdachte zal voorts worden veroordeeld tot vergoeding van de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten. Nu ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken zou moeten worden van het liquidatietarief, is de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van die vergoeding het bij de behandeling van civiele zaken gebruikelijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven als uitgangspunt gehanteerd dient te worden. Bij de berekening – op grond van genoemd liquidatietarief – heeft de rechtbank gelet op de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering (1 punt). De geldswaarde in hoofdsom ligt in casu tussen de € 10.000,00 en € 20.000,00 zodat tarief II geldt (een tarief van € 452,00 per punt). Voor de behandeling van de zaak geldt dat er geen mondelinge toelichting ter terechtzitting is gegeven. Niet is gebleken dat er voorts nog kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. In totaal komt daarmee in aanmerking een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 452,00. De rechtbank zal dat bedrag toekennen en het verzoek voor het overige afwijzen.
7 Het beslag
De officier van justitie heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat zij de beslaglijst ten aanzien van verdachte heeft ingetrokken.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2], wonende te [adresgegevens benadeelde partij 2], van een bedrag van € 3.917,00;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij voornoemd, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken, tot op heden begroot op € 452,00;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij 2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 49 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1], wonende te [adresgegevens benadeelde partij 1], niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten, door verdachte tegen de verdediging van deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 november 2011 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 25 november 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Jullie komen nu langs om het op te lossen, anders gaan jullie er een voor een aan", en/of
- "Ik maak je kapot", en/of,
- "Ik schiet je kapot", en/of
- "Ik schiet jullie allemaal kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
en/of opzettelijk dreigend een vuurwapen vastgehouden en/of (vervolgens) dit vuurwapen heeft/hebben doorgeladen en/of (vervolgens) dit vuurwapen op het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft/hebben gericht.