ECLI:NL:RBMAA:2012:BY4230

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/797
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag onroerende-zaakbelasting voor braakliggend terrein zonder bouwactiviteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil over de aanslag onroerende-zaakbelasting voor het belastingjaar 2012. Eiseres, eigenaar van een braakliggend terrein, werd door de gemeente aangeslagen voor de onroerende-zaakbelasting, ondanks het feit dat er op het terrein geen bouwwerkzaamheden of voorbereidende werkzaamheden waren verricht. De gemeente had het terrein in 2007 verkocht voor de realisatie van bouwplannen, maar op 1 januari 2012 was het terrein nog steeds braakliggend en ontbraken nutsvoorzieningen. Eiseres had geen omgevingsvergunning aangevraagd en was in afwachting van de benodigde vergunningen voor haar bouwplannen. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet als gebruiker van de onroerende zaak kon worden aangemerkt, omdat er geen feitelijk gebruik was gemaakt van het terrein. De rechtbank baseerde haar oordeel op de overwegingen van de Hoge Raad, die stelde dat gebruikersbelasting alleen kan worden geheven als de onroerende zaak feitelijk wordt gebruikt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de gemeente en herroepte de aanslag gebruikersbelasting. Tevens werd de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/797
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2012 in de zaak tussen
[eiseres], te Maastricht Airport, eiseres
(gemachtigde: mr. R. Kruithof),
en
de heffingsambtenaar van stadsregio Parkstad Limburg, verweerder
(gemachtigden: mr. M.G.G. Hilkens en M.C.M. Franken).
Procesverloop
Bij besluit van 31 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres als gebruiker van de onroerende zaak [adres], [nummer sector], (de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2012 aangeslagen voor de onroerende-zaakbelasting (gebruikersheffing).
Bij besluit van 16 maart 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Overwegingen
1.De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is in 2007 door de gemeente verkocht voor de realisering van de plannen [naam plan]. Daarna is een voorstel gedaan om op die plaats een bouwvolume van 8000 m² te realiseren, terwijl volgens het geldende bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] slechts 4000 m² is toegestaan. De gemeente Heerlen is in overleg met eiseres en streeft er naar om met eiseres een overeenkomst te sluiten. Daarna zal een wijziging van het bestemmingsplan in procedure worden gebracht. De onroerende zaak is en was op 1 januari 2012 een braakliggend terrein waar nutsvoorzieningen ontbreken, waar geen bouwactiviteiten hebben plaatsgevonden en waarvoor geen omgevingsvergunningen zijn aangevraagd.
2.Het bestreden besluit betreft de handhaving van de aanslag gebruikersbelasting voor het jaar 2012 ten bedrage van [bedrag]. Verweerder besloot hiertoe omdat eiseres op 1 januari 2012 als eigenaar de onroerende zaak ter beschikking had en niet in afwachting was van benodigde vergunningen. Daarom is eiseres volgens verweerder als gebruiker aan te merken.
3.Eiseres heeft primair aangevoerd dat zij niet als gebruiker van de onroerende zaak kan worden aangemerkt. Verweerder heeft ten onrechte van doorslaggevend belang geacht dat eiseres niet in afwachting was van vergunningen om activiteiten met betrekking tot de onroerende zaak te ontplooien, omdat dit niet doorslaggevend is . Zij verwijst daartoe naar uitspraken van de Hoge Raad van 5 september 1979, BNB 1979/268) en 22 juli 1985 (BNB 1985/258), waaruit kan worden afgeleid dat onder gebruik moet worden verstaan het ‘metterdaad bezigen ter bevrediging van zijn behoeften’, en de bevoegdheid om over een perceel te beschikken niet voldoende is om als feitelijk gebruiker te worden aangemerkt. Verder verwijst eiseres naar de uitspraak van de Hoge Raad van 6 januari 2012
(LJN: BV0250).
4.Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de door eiser aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad van 6 januari 2012 niet van toepassing is op deze situatie. Eiseres kan niet als gebruiker worden aangemerkt. Zij heeft nog geen omgevingsvergunning aangevraagd en er zijn geen juridische procedures aanhangig die eiseres beperken in de mogelijkheden om de onroerende zaak metterdaad te bezigen ter bevrediging van haar behoeften. Eiseres heeft dus de keuze om een vergunning aan te vragen voor een bouwvlak dat past binnen het geldende bestemmingsplan.
5.Artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet bepaalt dat ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken onder de naam onroerend-zaakbelastingen worden geheven een belasting van degenen die bij het begin van het kalenderjaar onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
6. Over de vraag wie als gebruiker in de zin van artikel 220, aanhef en onder a van de Gemeentewet kan worden aangemerkt overwoog de Hoge Raad in zijn uitspraak van
6 januari 2012 het volgende:
Als gebruiker van een onroerende zaak in de zin van artikel 220, aanhef en letter a, van de Gemeentewet kan worden aangemerkt degene die de zaak metterdaad bezigt ter bevrediging van zijn behoeften (vgl. HR 7 oktober 1998, nr. 33767, LJN AA2318, BNB 1999/5). Daarvan is geen sprake in een geval als het onderhavige waarin de belanghebbende sedert de verwerving van percelen bouwgrond op of aan de onroerende zaak zelf nog in het geheel geen werkzaamheden heeft verricht en deze slechts aanhoudt in afwachting van het definitief vaststaan van de voor de voorgenomen bouwactiviteiten vereiste vergunningen. De enkele omstandigheid dat de onroerende zaak intussen aan belanghebbende ter beschikking stond is op zichzelf onvoldoende om belanghebbende als gebruiker in voormelde zin te kunnen aanmerken (vgl. HR 22 juli 1985, nr. 22649, BNB 1985/258).
7.De rechtbank leidt uit deze overwegingen af dat de Hoge Raad in gevallen als deze vasthoudt aan de voorwaarde dat er gebruikersbelasting kan worden geheven als de onroerende zaak feitelijk wordt gebruikt. Niet in geschil is dat er op de onroerende zaak nog in het geheel geen bouwwerkzaamheden of voorbereidende werkzaamheden zijn verricht. Dat eiseres de onroerende zaak aanhoudt tot haar bouwplan kan worden gerealiseerd, is niet aan te merken als gebruik. Of haar bouwplannen al dan niet zijn uitgemond in vergunningaanvragen, is daarbij van ondergeschikt belang.
8.De beroepsgrond slaagt. Het besluit is dus in strijd met artikel 220, aanhef en onder a, van de Gemeentewet.
9.Het beroep is gegrond. De rechtbank komt niet toe aan hetgeen eiseres subsidiair heeft aangevoerd.
10.Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat zij de aanslag gebruikersbelasting die bij het bestreden besluit is gehandhaafd, zal herroepen.
11.De rechtbank ziet aanleiding om verweerder met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting en zal uitgaan van een gemiddeld gewicht van de zaak.
Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het besluit van 31 januari 2012 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
-veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure tot een bedrag van € 874,- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. Schutte, rechter, in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2012.
w.g. A. Zweipfenning w.g. A.M. Schutte
Voor eensluidend afschrift,
de griffier
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.