ECLI:NL:RBMAA:2012:BY4045

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700412-12, 03-179766-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens stalking en bedreiging met de dood

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 23 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van stalking en bedreiging. De verdachte heeft gedurende een periode van twee maanden meer dan honderd brieven en kaarten met bedreigende en beledigende teksten naar het werkadres van het slachtoffer gestuurd. Dit leidde tot een gevoel van onveiligheid bij het slachtoffer, die zich zelfs gedwongen voelde om haar werkplek te veranderen. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer op haar werkplek opgezocht en haar auto beschadigd door er deuken in te trappen, terwijl het slachtoffer zich in de auto bevond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 295 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en mogelijke plaatsing in een forensisch psychiatrische afdeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en alcoholafhankelijkheid, en heeft geoordeeld dat behandeling noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank heeft de immateriële schade van het slachtoffer vastgesteld op € 1.000,- en de materiële schade op € 227,35, waarbij de overige vorderingen van de benadeelde partij zijn afgewezen. De rechtbank heeft de proeftijd van een eerder opgelegde straf met een jaar verlengd en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummers: 03/700412-12, 03/179766-11 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 november 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting voor Vrouwen te Breda.
Raadsvrouw is mr. F.W. Oehlen, advocaat te Beek.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [naam slachtoffer] heeft gestalked door haar een groot aantal brieven te sturen, [naam slachtoffer] in haar auto heeft belaagd en de auto van [naam slachtoffer] heeft beschadigd.
Feit 2: [naam slachtoffer] met de dood heeft bedreigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
Ten aanzien van feit 1:
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
2. de aangifte en klacht met bijlagen van [naam slachtoffer];
3. het aanvullend proces-verbaal met bijlagen van verbalisant [“C”];
4. het aanvullend proces-verbaal met bijlagen van verbalisant [“C”];
5. het proces-verbaal verhoor aangeefster [naam slachtoffer], met bijlagen;
6. het aanvullend proces-verbaal met bijlagen van verbalisant [“C”];
7. het aanvullend proces-verbaal met bijlagen van verbalisant [“E”];
8. het proces-verbaal verhoor aangeefster [naam slachtoffer] en klacht ter zake belaging, met bijlagen;
9. de aangifte met bijlagen van [naam slachtoffer];
10. het proces-verbaal verhoor aangeefster [naam slachtoffer] met daarin opgenomen aangifte en klacht terzake bedreiging, belediging en stalking (belaging) tegen [naam verdachte].
Ten aanzien van feit 2:
11. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
12. de aangifte van [naam slachtoffer].
3.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 13 maart 2012 tot en met 11 mei 2012 in de gemeente Maastricht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], met het oogmerk die [naam slachtoffer] vrees aan te jagen, door meer dan honderd brieven en kaarten met daarin bedreigende en/of beledigende en/of waarschuwende teksten te versturen aan die [naam slachtoffer] en door zich eenmaal op te houden bij de werkplek van die [naam slachtoffer] en door die [naam slachtoffer] in haar auto te belagen en door daarbij de auto van die [naam slachtoffer] te beschadigen;
2.
op 5 april 2012 in de gemeente Maastricht [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je kapot" en "Ik maak je af".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
belaging;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte is door C.M.J.H. Vermeulen, psychiater, een psychiatrisch onderzoek ingesteld omtrent de persoon van verdachte en door drs. J.J.M. van der Heijden, GZ-psycholoog, een psychologisch onderzoek omtrent de persoon van verdachte.
Het rapport van psychiater Vermeulen vermeldt als beantwoording van de vraagstelling
–zakelijk weergegeven-:
Betrokkene is een zwakbegaafde, alcoholafhankelijke 47-jarige vrouw met kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstructuur. Bij het aanhoudend schrijven van beledigende en bedreigende brieven aan het slachtoffer waren alle genoemde stoornissen aanwezig, waarbij betrokkene in wisselende mate onder invloed was van alcohol. Bij de vernieling van de auto en de bedreiging was betrokkene niet onder invloed van alcohol.
De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde.
Betrokkene kan voor het haar tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht.
Het rapport van psycholoog Van der Heijden vermeldt als beantwoording van de vragen –zakelijk weergegeven-:
Er kan bij onderzochte een ziekelijke stoornis worden geconstateerd in de zin van een afhankelijkheid van alcohol. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een zwakbegaafdheid in combinatie met borderline-trekken.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren bovengemelde stoornissen aanwezig. Dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van onderzochte ten tijde van het tenlastegelegde.
Onderzochte bleef ten tijde van het tenlastegelegde in een voortdurende toestand van boosheid en woede waarin zij zich niet liet corrigeren en bleef aankondigen dat het slachtoffer moest boeten voor het haar aangedane onrecht.
Ondergetekende adviseert de rechtbank het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.
Verdachte is strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 250 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt een klinische behandeling bij FPA “Dichterbij”, waarbij plaatsing in deze FPA dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat zij de geëiste gevangenisstraf te hoog vindt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door de raadsvrouw namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft gedurende een periode van twee maanden een aanzienlijke hoeveelheid brieven en kaarten met dreigende en beledigende teksten aan [naam slachtoffer] gestuurd. Zij verzond deze post naar het werkadres van [naam slachtoffer]. Ook nadat [naam slachtoffer] een werkplek op een ander adres had gekregen, waar verdachte van op de hoogte was geraakt, bleef zij een groot aantal brieven met kwetsende en dreigende teksten aan [naam slachtoffer] zenden. Dit heeft bij [naam slachtoffer] geleid tot angst en gevoelens van onveiligheid. Haar leefwereld werd zodanig aangetast, dat zij zich een opgejaagd dier voelde dat niet kon gaan en staan waar zij wilde zonder bang te zijn dat zij werd achtervolgd. Haar bewegingsvrijheid is ernstig beperkt door toedoen van verdachtes bedreigingen.
Daarnaast heeft verdachte [naam slachtoffer] bij haar werkplek opgezocht en de auto van [naam slachtoffer] beschadigd door er deuken in te trappen, terwijl [naam slachtoffer] zich in deze auto bevond. Verdachte heeft [naam slachtoffer] daarbij toegeroepen dat zij haar “kapot” of “af” zou maken. Ook deze handelingen hebben [naam slachtoffer] veel angst aangejaagd.
Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van [naam slachtoffer] is haar welzijn als gevolg van de handelingen van verdachte ernstig geschaad. De rechtbank rekent dit verdachte aan, zij het
– op grond van de gedragsrapportages – in verminderde mate.
Psychiater Vermeulen vermeldt in zijn rapport –zakelijk weergegeven-:
De combinatie van zowel persoonlijkheidsfactoren (impulsiviteit, beperkte frustratietolerantie, moeite met afstand en nabijheid in sociale relaties met daarbij een verhoogde neiging tot boosheid) met alcoholafhankelijkheid, dragen bij aan het recidiverisico.
Een intensieve langdurige behandeling is nodig, gericht op zowel de alcoholafhankelijkheid als het leren omgaan met risicovol gedrag, mede voortkomend uit de persoonlijkheidskenmerken van betrokkene, rekening houdend met haar zwakbegaafdheid.
Het verdient aanbeveling deze behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Als behandelsetting wordt een FPA geadviseerd.
Psycholoog Van der Heijden vermeldt in zijn rapport –zakelijk weergegeven-:
Er is bij onderzochte een gering inzicht in de schadelijke gevolgen van het tenlastegelegde voor aangeefster, vanwege de verminderde mogelijkheid zich te kunnen verplaatsen in de gevoelens van het slachtoffer. Zij bleek zeer krenkbaar bij niet begrepen veranderingen in de houding van anderen jegens haar. De voorafgegane idealisering van een ander geldt daarbij als een verhoogd risico op herhaling.
Het gebrek aan maatschappelijke inbedding (geen werk) beïnvloedt de kans op een recidive aanzienlijk.
Een gespecialiseerde behandeling voor de ernstige agressie-regulatie problemen van onderzochte, het alcoholmisbruik en de hoge mate van het recidiverisico maken de plaatsing in een forensisch psychiatrische afdeling noodzakelijk.
Gedacht kan worden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de reclassering en plaatsing in een forensisch psychiatrische afdeling.
Beide deskundigen hebben hun advies besproken met [naam medewerker]van de reclassering/Mondriaan justitiële verslavingszorg. Over het advies van de deskundigen werd onderling overeenstemming bereikt. Ook de reclassering adviseerde een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde, naast een meldingsplicht, opname in FPA “Stevig” te Venray of een soortgelijke intramurale instelling.
De rechtbank stelt, gelet op het voorgaande, vast dat gezien verdachtes persoonlijkheidsproblematiek de kans op delictherhaling aanwezig is en dat behandeling van verdachte noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen.
Ten voordele van verdachte zal de rechtbank er rekening mee houden dat zij oprecht spijt heeft betuigd, dat zij inziet dat zij veranderingen in haar leven dient aan te brengen en dat zij open staat voor hulpverlening.
Alles afwegende zal de rechtbank een straf opleggen, minder dan door de officier van justitie is geëist, en wel een gevangenisstraf voor de duur van 295 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren, zodat verdachte een flinke stok achter de deur heeft om haar te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht opleggen, ook als dat inhoudt plaatsing in FPA “Dichterbij” of FPA “Stevig” te Venray met ingang van 3 december 2012.
Gelet op de bewezenverklaring in deze zaak, het verloop van de voorlopige hechtenis en de inhoud van de uitgebrachte gedragsrapportages, is de rechtbank van oordeel dat ernstig rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de ontastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde bijzondere voorwaarde uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
7 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn voorwerpen met betrekking tot welke het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Zij zullen als gezamenlijkheid van voorwerpen verbeurd worden verklaard.
8 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 19.160,25 ter zake de feiten 1 en 2, bestaande uit € 3.160,25 aan materiële schade en € 16.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat hij de immateriële schade aan de hoge kant vindt en dat deze grotendeels niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij is van mening dat een bedrag van € 2.000,- kan worden toegewezen, eventueel als voorschot. Ten aanzien van de materiële schade heeft hij aangevoerd dat hij van mening is dat deze kan worden toegewezen.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat de schade aan de auto van [naam slachtoffer] niet voldoende is onderbouwd, er zijn bijvoorbeeld geen foto’s overgelegd waarop de schade zichtbaar is. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat het beoordelen van deze schade een te grote belasting vormt voor het strafproces, meer subsidiair dat verdachte niet begrijpt dat een dergelijke vordering is ingediend en dat zij dit bedrag niet kan betalen gezien haar financiële situatie.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van de kosten opmaken schaderapport (van de auto) en de post verlofuren dient te worden toegewezen, nu deze posten niet zijn betwist.
Ten aanzien van de post autoschade is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende is onderbouwd, nu uitsluitend een schadecalculatie is overgelegd. In het strafgeding is de geleden schade derhalve niet exact vast te stellen, terwijl onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. De rechtbank zal dit onderdeel van de schadevordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij deze slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,-. Zij merkt hierbij op dat de berekening van mevrouw Dieteren, advocaat van de benadeelde partij, volgens haar brief van 6 juli 2012 is gebaseerd op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Deze oriëntatiepunten zien echter op strafoplegging en niet op vergoedingen die aan een benadeelde partij worden uitgekeerd. De rechtbank zal de resterende vordering ter zake van immateriële schadevergoeding afwijzen.
De rechtbank zal ten slotte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
9 De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van alsnog 100 uren werkstraf, aan verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank d.d. 22 februari 2012, gewezen onder parketnummer 03/179766-11.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
Gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte naar voren is gekomen acht de rechtbank termen aanwezig de proeftijd te verlengen met 1 jaar.
10 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 24c, 33, 33a, 36f, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 295 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van 2 jaren de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d van het
Wetboek van Strafrecht, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook indien dat inhoudt plaatsing bij FPA "Dichterbij" of FPA "Stevig" te Venray, zo mogelijk met ingang van 3 december 2012;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- verklaart het vonnis voor wat betreft het reclasseringstoezicht en de plaatsing in een FPA uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
1 1 papier, 2075809, handschriften;
2 9 fotolijsten, 2075471;
3 10 papieren, 2075813, handschriften;
4 40 lijsten, 2076073;
5 1 cd-rom, 207570;
6 1 sleutelhanger, 2090341, foto met 'maastricht' en ommez. ‘[naam]’;
7 1 fotoalbum; 2090377, fotomapje op tekst 'denk aan mij’;
8 1 zilverkleurige doos, 2090380, sigarettendoos met naam ‘ [naam slachtoffer]’;
9 1 zwart/witte sigaret 2090382, sigarettenmaker;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], , te betalen een bedrag van
€ 1.227,35 (zegge: eenduizendtweehonderdtweeëntwintig euro en vijfendertig eurocent), zijnde een bedrag van € 227,35 ter zake de kosten opmaken schaderapport en de post verlofuren en een bedrag van € 1.000,- ter zake immateriële schade;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] ter zake de immateriële schade voor
het overige af;
- bepaalt dat de benadeelde partij [naam slachtoffer], ten aanzien van de materiële schade voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 22 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
Tenuitvoerlegging
- verlengt de proeftijd, opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d.
22 februari 2012, gewezen onder parketnummer 03/179766-11, met 1 jaar;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 3 december 2012.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. W.F.J. Aalderink en
mr. I. Becker-Hartenhof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 november 2012.
Mr. I. Becker-Hartenhof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
zij in of omstreeks de periode van 13 maart 2012 tot en met 11 mei 2012 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [naam slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door wel meer dan honderd, althans (vele) tientallen, in elk geval vele brieven en/of kaarten (met daarin bedreigende en/of beledigende en/of
waarschuwende teksten) te versturen aan en of te (laten) bezorgen bij die [naam slachtoffer] en/of door zich meermalen, althans eenmaal, op te houden bij dan wel in de buurt van de werkplek van die [naam slachtoffer] en/of door die [naam slachtoffer] in haar auto te belagen en/of aan te vallen en/of door (daarbij) de auto van die [naam slachtoffer] te beschadigen;
2.
zij op of omstreeks 5 april 2012 in de gemeente Maastricht [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je kapot" en/of "Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.