ECLI:NL:RBMAA:2012:BY3271

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173323/ HA RK 12-192
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de meervoudige strafkamer in een strafzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 7 augustus 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de meervoudige strafkamer, bestaande uit de rechters mr. C.M.W. Nobis, mr. G. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.B. Bax. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de raadsman van de verzoeker, die van mening was dat de rechtbank blijk gaf van vooringenomenheid. De grond voor het verzoek was de processuele beslissing van de meervoudige kamer om de zaak aan te houden en een getuige opnieuw op te roepen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de conclusie van vooringenomenheid konden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat de beslissing om de getuige opnieuw op te roepen niet op persoonlijke gedragingen van de rechters was gebaseerd, maar op de noodzaak om bewijs te verzamelen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechters in objectieve of subjectieve zin partijdig waren. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, M.J.W.D. Janssen, en de betrokken rechters.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Datum uitspraak : 7 augustus 2012
Zaaknummer : 173323 / HA RK 12-192
De meervoudige kamer belast met de behandeling van wrakingszaken
in de zaak
Verzoeker,
geboren te Kabul (Afghanistan),
wonend te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
advocaat mr. S.F.J. Smeets te Amsterdam,
indiener van een verzoek dat strekt tot wraking van:
de meervoudige strafkamer bestaande uit mr. C.M.W. Nobis, mr. G. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.B. Bax, rechters belast met de behandeling van jeugdstrafzaken bij deze rechtbank (hierna: (de leden van) de meervoudige strafkamer).
1.Het verloop van de procedure
Op 19 juli 2012 is tijdens de behandeling ter terechtzitting van de strafzaak tegen verzoeker als verdachte, door zijn raadsman een verzoek tot wraking van de meervoudige strafkamer ingediend.
De gronden van het verzoek tot wraking zijn vastgelegd in het door de voorzitter en de griffier van de meervoudige strafkamer opgemaakte proces-verbaal dat zich bij de stukken bevindt.
De leden van de meervoudige strafkamer hebben op 23 en 26 juli 2012 de wrakingskamer schriftelijk bericht niet in de wraking te berusten, waarbij mr. Nobis en mr. Bax de wrakingskamer schriftelijk hun zienswijze hebben doen toekomen.
Mr. Dijkshoorn-Sleebe en mr. Bax hebben kenbaar gemaakt, daar waar mogelijk gehoord te willen worden.
Ter zitting achter gesloten deuren van de wrakingskamer van 31 juli 2012 zijn verschenen mr. Smeets, namens verzoeker, mr. Dijkshoorn-Sleebe, mr. Bax, en de officier van justitie mr. A. Kemp.
Mr. Smeets heeft namens verzoeker het wrakingsverzoek, onder overlegging van een pleitnotitie, nader toegelicht.
Mr. Dijkshoorn-Sleebe en mr. Bax hebben hun standpunt toegelicht. Door mr. Kemp is de zienswijze van het openbaar ministerie verwoord, waarbij is geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
De wrakingskamer heeft vervolgens bepaald dat op 7 augustus 2012 uitspraak zal worden gedaan.
2.Het standpunt van verzoeker
Namens verzoeker wordt gesteld dat de officier van justitie zonder nadere onderbouwing haar verzoek tot het horen van een voor de zitting opgeroepen, doch niet verschenen getuige heeft ingediend en thans vraagt de zaak niet inhoudelijk te behandelen doch het onderzoek ter terechtzitting te schorsen voor het alsnog horen van de getuige. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de rechtbank, gezien het feit dat ook zij het kennelijk noodzakelijk acht de getuige te horen, er blijk van geeft dat bij haar de wil bestaat dat er bewijs verzameld wordt dat er niet is, en daardoor de schijn van vooringenomenheid op zich geladen heeft. De rechtbank schendt met haar beslissing de onschuldpresumptie, nu eerder (in raadkamer op
29 december 2011) geen ernstige bezwaren werden aangenomen.
Door de zaak aan te houden worden de belangen van verzoeker geschaad, hetgeen voorts een schending van de beginselen van behoorlijke procesorde meebrengt. De raadsman van verzoeker is uit Amsterdam gekomen louter om te moeten horen dat de zaak wordt aangehouden.
3.Het standpunt van de leden van de meervoudige strafkamer
De standpunten van de betrokken drie rechters liggen in de lijn van hetgeen in het proces-verbaal van de terechtzitting is opgenomen.
4.De beoordeling
Wraking is het middel dat de verdachte in het strafproces ten dienste staat om het hem
- onder meer ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europese verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) - toekomende recht op behandeling van zijn strafzaak door een onpartijdige rechter af te dwingen. Gelet op het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is wraking mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Dit criterium dient uitgelegd te worden tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 6 EVRM en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
Van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, kan in de eerste plaats sprake zijn in verband met de persoonlijke instelling van de te wraken rechter (de partijdigheid in subjectieve zin). Voor dat geval heeft als uitgangspunt te gelden dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, totdat het tegendeel komt vast te staan.
Daarnaast is wraking mogelijk als controleerbare feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling en het gedrag van de rechter, een partij grond geven te vrezen dat de rechter niet onpartijdig is (de partijdigheid in objectieve zin).
In dat verband is de overtuiging van de verzoeker ten aanzien van veronderstelde partijdigheid van de rechter weliswaar relevant, maar is doorslaggevend of de twijfel aan de onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is (EHRM 15 februari 2007, NJ 2007, 536).
De advocaat heeft zowel ter zitting van 19 juli 2012 als ten overstaan van de wrakingskamer op 31 juli 2012 uiteengezet waarom hij zich op het standpunt stelt dat de meervoudige kamer de schijn van vooringenomenheid op zich heeft geladen in de zaak van verzoeker. De kern van dit betoog is gelegen in de stelling dat de aanhouding van de zaak uitsluitend tot doel heeft ‘bewijs te vergaren’. De advocaat stelt dat met deze aanhouding geen enkel ‘ontlastend doel’ gediend kan worden, hetgeen hij in strijd acht met de onschuldpresumptie en de gedachte dat zeker een minderjarige verdachte recht heeft op een snelle afdoening van zijn zaak.
De wrakingskamer stelt vast dat de processuele beslissing van de meervoudige kamer tot aanhouding en het hernieuwd oproepen van de getuige als zodanig en niet enige gedraging of opmerking van (een van) de leden van die kamer de grond is voor de wraking.
Het proces-verbaal van de terechtzitting is de weergave van de feitelijke gang van zaken ter zitting. Vaststaat dat deze weergave op geen enkel onderdeel weersproken, laat staan weerlegd, is. In het proces-verbaal is verwoord dat de officier van justitie, nadat zij de zaak voorgedragen had, geconstateerd heeft dat de opgeroepen getuige niet verschenen was.
Zij heeft daarop verzocht de getuige opnieuw op te roepen alvorens de zaak inhoudelijk te behandelen, omdat zij van oordeel was dat de getuige een ander licht op de zaak kon werpen.
Na de reactie van de raadsman op dit verzoek is door de meervoudige kamer beslist dat niet kon worden afgezien van hernieuwd oproepen van de getuige, gelet op artikel 287 Sv en de omstandigheid dat de in artikel 288 lid 1 Sv genoemde uitzonderingsgevallen zich niet voordoen. De meervoudige kamer heeft derhalve besloten de getuige hernieuwd te doen oproepen, hetgeen voor de raadsman van verzoeker reden was uitvoering te geven aan zijn reeds voorafgaand aan die beslissing aangekondigde voornemen de meervoudige strafkamer in geval van toewijzing van het verzoek van de officier van justitie te wraken.
Nu blijkens het proces-verbaal tijdens de terechtzitting van 19 juli 2012 met uitzondering van het voorgaande inhoudelijk niet meer aan de orde is geweest, komt de wrakingskamer tot het oordeel dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd op grond waarvan de meervoudige strafkamer in objectieve dan wel in subjectieve zin blijk gegeven heeft van vooringenomenheid jegens verzoeker.
Het verzoek tot wraking moet daarom worden afgewezen.
5.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van mr. C.M.W. Nobis,
mr. G. Dijkshoorn-Sleebe en mr. M.B. Bax af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.W. Huinen, voorzitter, mr. H.W.M.A. Staal en mr. F.L.G. Geisel en is in aanwezigheid van de griffier M.J.W.D. Janssen in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2012.
MJ