Parketnummer: 03/703806-09
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 november 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [woonadres].
Raadsman is J.F. van Halderen, advocaat te Haarlem.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 25, 26, 29, 30 en 31 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich ten aanzien van verschillende vrouwen (feit 1 tot en met 5) schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel dan wel mensensmokkel.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder de feiten 1 tot en met 5 ten laste gelegde mensenhandel bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Vanaf april 2009 is door de politie een grootschalig onderzoek verricht naar – kort gezegd – mensenhandel. Uit dat onderzoek is naar voren gekomen dat verschillende vrouwen vanuit Nigeria naar Nederland zijn gekomen en dat deze vrouwen vervolgens hebben gewerkt in de seksindustrie in Nederland, België en Duitsland. Door verdachte werden paspoorten en/of identiteitskaarten geregeld die door de te smokkelen meisjes konden worden gebruikt voor de reis dan wel voor het werk in de prostitutie. Ook verzorgde verdachte huisvesting voor de meisjes, de contacten met de verschillende seksinrichtingen en het vervoer van de meisjes naar de seksinrichtingen. Het geld dat verdiend werd door de meisjes werd door verdachte opgehaald of moesten de meisjes aan verdachte afdragen.
Door de verdediging is een algemeen verweer gevoerd dat de rechtbank voorafgaande aan de behandeling van de feiten zal bespreken.
Verweer met betrekking het bezigen van zaaksdossier 5.2 en 5.5
De verdediging heeft – in woorden en weergave van de rechtbank – betoogd dat de in de zaaksdossiers 5.2 en 5.5 neergelegde onderzoeksbevindingen niet als één of meer feiten zijn ten laste gelegd aan verdachte. De onderzoeksbevindingen maken daarmee geen deel uit van het strafrechtelijke verwijt dat verdachte in deze zaak wordt gemaakt en dat juist ook nu, blijkens de duidingen op de tenlastelegging, de officier van justitie er kennelijk voor gekozen heeft telkens de bevindingen uit specifieke zaaksdossiers ten laste te leggen. Dat maakt dat de bewijsmiddelen uit zaaksdossiers 5.2 en 5.5 niet mogen worden gebezigd bij een bewezenverklaring van andere feiten. Daarnaast heeft de verdediging zich bij de voorbereiding van de zaak gefocust op de tenlastelegging (en de daarin genoemde zaaksdossiers), waardoor de zaaksdossiers 5.2 en 5.5 zijn ondergesneeuwd. Het toch bezigen van de bewijsmiddelen in die zaaksdossiers leidt tot een schending van de beginselen van een goede procesorde.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat het gehele dossier deel uitmaakt van de behandeling van de zaak en het onderzoek ter terechtzitting. De in de zaaksdossiers 5.2 en 5.5 neergelegde bevindingen zijn ook aan verdachte voorgehouden, nu, zoals uiteengezet door de rechtbank ter terechtzitting, de twee genoemde zaaksdossiers raakvlakken lijken te hebben met de andere zaaksdossiers en daarmee relevant zouden kunnen zijn voor de beoordeling van de zaak.
De keuze om te focussen op de zaaksdossiers genoemd in de tenlastelegging komt geheel voor rekening van de verdediging. Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
Feit 1
Op maandag 18 mei 2009 melden zich, rond 11.40 uur, twee vrouwen in het bordeel [naam bordeel 1] aan de [adres bordeel 1] voor een sollicitatie. Zij laten daarbij identiteitsdocumenten zien ten name van [persoon 1] en [naam slachtoffer 3]. Daar de eigenaar van de club, [naam eigenaar bordeel 1], de door de vrouwen getoonde identiteitsdocumenten niet vertrouwt, belt hij de politie. De eigenaar vertelt beide vrouwen dat hij in het verleden problemen heeft gehad met de papieren van enkele donkere vrouwen en dat hij de politie heeft gebeld om de papieren te komen controleren.
Hierop pakt één van de vrouwen, de vrouw die zich middels een Nederlandse identiteitskaart uitgaf voor [persoon 1], haar identiteitskaart, waarna zij het pand verlaat en wegloopt in de richting van het politiebureau aan de Spoorsingel.
Ook dit wordt door [naam eigenaar bordeel 1] telefonisch doorgegeven aan de politie. De politie is dan al onderweg naar de club en de verbalisanten zien uit de richting van de club een donker meisje komen dat aan het signalement voldoet dat [naam eigenaar bordeel 1] heeft gegeven. Desgevraagd identificeert zij zich dan aan de verbalisanten met de kaart van [persoon 1]. Omdat de foto op het document niet overeenkomt met het gezicht van het meisje, wordt zij meegenomen naar het bureau en wordt met haar een intakegesprek gevoerd ter zake mensenhandel. Daar geeft ze dan te kennen dat de identiteitskaart niet van haar is, dat zij deze gevonden heeft en dat zij in werkelijkheid is: [naam slachtoffer 2], geboren te [geboorteplaats slachtoffer 2] op [geboortedatum slachtoffer 2].
Tijdens het intakegesprek wordt zij een aantal malen gebeld op haar mobiele telefoon. Op de display van de telefoon verschijnt dan de naam “[bijnaam verdachte]”. Over deze [bijnaam verdachte] zegt [naam slachtoffer 2] dan nog dat, nadat ze vanuit Nigeria naar Nederland was gekomen en in M. was beland, zij ([naam slachtoffer 2]) van haar (“[bijnaam verdachte]”) geld had geleend voor een treinkaartje naar Maastricht.
Ze verklaart voorts dat zij in [naam bordeel 2] te G. heeft gewerkt onder de naam “[bijnaam slachtoffer 2]”.
De in de eerste alinea hierboven genoemde [naam slachtoffer 3] wordt door de politie in [naam bordeel 1] aangetroffen. Het blijkt te gaan om [naam slachtoffer 3], geboren te [geboorteplaats slachtoffer 3] op [geboortedatum slachtoffer 3]. Zij heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Gegeven haar legale verblijfsstatus in Italië wordt haar aangezegd Nederland te verlaten.
In de telefoon van [naam slachtoffer 2] wordt met de vermelding “[bijnaam verdachte]” het telefoonnummer [telefoonnummer 1] aangetroffen.
Over dit nummer verklaart medeverdachte [naam medeverdachte 1] dat dit van [naam verdachte] is met wie zij [naam verdachte] bedoelt.
Voorts is in het onderzoek naar de brand in het huis van [naam medeverdachte 1] bevonden dat er op 14 juni 2009 een sms is verzonden vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat ondertekend is met “[naam verdachte]”.
De rechtbank heeft gegeven deze bevindingen geen reden om eraan te twijfelen dat het nummer [telefoonnummer 1] gebruikt is door [naam verdachte]. Dat [naam verdachte] zegt zich het gebruik van dat nummer niet meer te kunnen herinneren, kan hieraan niet afdoen.
[naam slachtoffer 2] vraagt dan op 9 juni 2009 asiel aan op Schiphol.
Op 19 juni 2009 wordt er in het kader van het onderzoek TGO-0904 een gesprek afgeluisterd tussen [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte]. [naam verdachte] meldt daarin dat “zij” haar gebeld heeft en dat “zij” nu in Amsterdam Schiphol in het asielhuis zit. Op vraag van [naam medeverdachte 1] wie die “zij” dan eigenlijk is “je zus?”, antwoordt [naam verdachte] “die gekke [bijnaam slachtoffer 2]”.
Uit een verklaring van [naam medeverdachte 1] van 25 juni 2009 blijkt dan dat “[bijnaam slachtoffer 2]” die in [naam bordeel 2] werkt, [naam slachtoffer 2] is. Geconfronteerd met een foto van [naam slachtoffer 2] zegt zij immers dat dat [bijnaam slachtoffer 2] is, een vriendin van [naam verdachte], die bij haar in de winkel komt.
[naam verdachte spreekt vaker over [(bij)naam slachtoffer 2]. Dat doet ze in telefoongesprekken die in het onderhavige onderzoek zijn afgeluisterd. Dat deze gesprekken inderdaad zien op [naam slachtoffer 2] , leidt de rechtbank af uit de inhoud van deze gesprekken in onderlinge samenhang bezien met het verblijf van [naam slachtoffer 2] in het asielcentrum te Schiphol, haar hierna nog te behandelen verklaring en de na te noemen uitlatingen van de moeder van [naam slachtoffer 2].
Het eerste gesprek dat in dit verband relevant is, is een gesprek tussen [naam verdachte] en haar vader. Haar vader heeft bij zijn verhoor in Nigeria ontkend dit gesprek te hebben gevoerd, maar nu dit gesprek wordt gevoerd met een man die gebruik maakt van het nummer dat haar vader naar eigen zeggen gebruikt en [naam verdachte] de man in het gesprek papa noemt, gaat de rechtbank ervan uit dat dit gesprek wel degelijk is gevoerd tussen [naam verdachte] en haar vader. Dit ook omdat, met uitzondering van een gesprek op 27 februari 2010 en een gesprek op 2 maart 2010, telkens gebeld is met een nummer dat aan [naam verdachte] toebehoort. De gesprekken op 27 februari 2010 en 2 maart 2010 zijn gevoerd met een ander nummer dat volgens de partner van [naam verdachte], [naam partner verdachte], eveneens van [naam verdachte].
In dit gesprek tussen [naam verdachte] en haar vader dat op 17 februari 2010 plaatsvindt, vertelt [naam verdachte] aan haar vader dat ze (op verzoek en na gesmeek) uiteindelijk 20.000 naira naar de familie heeft gestuurd van het meisje dat aangehouden werd, omdat er dan iets gedaan zou kunnen worden zodat ze binnen twee à drie dagen vrij zou komen.
Drie dagen later heeft [naam verdachte] naar de vader van het meisje gebeld en hem gevraagd waarom het meisje nog niet vrijgelaten was. De vader zou toen gezegd hebben dat ze geduld moest hebben omdat het meisje wachtte op haar verblijfsvergunning. [naam verdachte] heeft toen tegen de vader van het meisje gezegd dat ze een verblijfsvergunning mag aanvragen, nadat ze het geld heeft afbetaald. De vader had opgemerkt dat het meisje nog bij de politie is. [naam verdachte] heeft daarop gezegd tegen de vader dat zij hen naar de voodoo zal slepen om dat te bevestigen. [naam verdachte] merkt ook op dat ze door hen van het kastje naar de muur is gestuurd en dat ze hen tot februari de tijd heeft gegeven om hun dochter vrij te krijgen en dat de moeder heeft gezegd dat haar dochter in februari vrijkomt.
[naam verdachte] vertelt dan ook aan haar vader dat ze in februari de moeder heeft gebeld en dat deze haar, [naam verdachte], beledigd heeft. Voorts vertelt ze dat de familie van het meisje slecht is.
Vader zegt daarop dat hij actie wil ondernemen en hij vraagt [naam verdachte] waarom zij hem dit niet eerder verteld heeft. Vader zegt dat hij naar de familie gaat om te zeggen dat het geld terug moet worden betaald en zegt voorts dat hij een dwangbevel van de voodoo tegen de familie van het meisje uitvaardigt. [naam verdachte] merkt dan letterlijk op: “Papa, haar familie moet tegen hun kind zeggen dat zij eruit moet komen en moet gaan werken om mijn geld terug te geven, daar gaat het om.”
Vader zegt dan dat als dat zo is, ze zelf moeten gaan betalen.
[naam verdachte] merkt daarop op dat ze haar vader geld gaat sturen zodat hij een dagvaarding van voodoo kan geven aan haar familie. “Je moet de moeder vragen om de eed af te leggen, of wat ze zegt over haar dochter klopt”, zegt [naam verdachte].
Vader zegt daarop: “Oke, dat gaan wij doen.”
[naam verdachte] zegt dan ook dat het meisje in het kamp is en in het kamp blijft omdat ze papieren wil krijgen. Ze zit niet vast, ze wil gewoon niet weglopen. Op de opmerking van haar vader dat als “zij” verblijfsvergunning krijgt zij in haar eentje weg mag, reageert [naam verdachte] met: ”Ja, maar wanneer zij papieren krijgt, denk ik niet dat zij mij wilt betalen, want dan is zij legaal. Dan gaat ze niet naar mij luisteren. Als ze dan gaat werken, gaat ze geld sturen naar haar moeder en vader.”
Vader merkt dan op: “Nu snap ik het wel, wij moeten hun nu goed aanpakken.”
Later in het gesprek vraagt vader aan [naam verdachte]: “Wat wil je dat ik nu doe?”
[naam verdachte] merkt dan op dat “zij ook tegen haar dochter heeft verteld dat zij haar [de rechtbank begrijpt: [naam verdachte] ] aan moet geven bij de politie”. Daar moet vader eerst mee beginnen. Als ze haar [[naam verdachte], rechtbank] aangeven bij de politie, moet hun huis in brand worden gestoken. Hoe kan je iemand aangeven die jou heeft gebracht?”
Dit heeft de moeder eergisteren aan [naam verdachte] verteld. Ze heeft gezegd: “Als je geld teveel vraagt, zal ik tegen mijn dochter zeggen dat zij jou moeten aangeven bij de politie, dat jij de madam bent.”
[naam verdachte] merkt aan het einde van het gesprek op alles over te laten aan haar vader. Hij moet ze naar de ouderraad van het dorp slepen. Het meisje, dat zegt dat ze mij aan wil geven bij de politie.
Vader zegt dan dat ze dat niet durft te doen, als hij ze naar de ouderraad van Abudu sleept, dan krijgen ze spijt.
[naam verdachte] zegt dan dat ze tegen hun dochter moeten zeggen dat ze weg moet lopen vanuit het kamp, zodat ze haar geld kan betalen en dat als ze haar afbetaalt, ze weer naar het kamp mag om te blijven. Ze zegt daarbij letterlijk: “Ik heb ook betaald aan mijn madam. Ik ben niet in het kamp blijven zitten.”
Vader zegt daarop: “Als zij willen dat hun dochter daar blijft, moeten zij zelf betalen.”
[naam verdachte] zegt dan dat ze het geld aan hem [de rechtbank begrijpt haar vader] moeten geven. Zij moet [naam verdachte] nog 40.000 betalen, ze heeft haar nog geen vijf kobo betaald. Het is 40.000 dat ze aan [naam verdachte] moet betalen.
Hoewel de naam [naam slachtoffer 2] of [bijnaam slachtoffer 2] in voornoemd gesprek niet wordt genoemd, gaat de rechtbank ervan uit dat dit gesprek toch betrekking heeft op [naam slachtoffer 2]. De rechtbank betrekt hierbij de gesprekken die [naam verdachte] op 20 februari 2010 voert. Het eerste gesprek dat daarbij van belang is, is het gesprek dat [naam verdachte] op 20 februari om 9.45 uur voert met moeder CJ of de moeder van CJ, een verder onbekend gebleven vrouw.
De vrouw vraagt in dat gesprek naar [bijnaam slachtoffer 2] en [naam verdachte] antwoordt dat ze [bijnaam slachtoffer 2] niet heeft gezien en dat de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] haar heeft beledigd. [naam verdachte] vertelt dat ze haar vader naar de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] heeft gestuurd en dat ze haar vader verteld heeft dat [bijnaam slachtoffer 2] haar aan wil geven bij de politie. [naam verdachte] wil dat haar vader geld terug gaat vragen van de moeder van [bijnaam slachtoffer 2].
Een volgend gesprek is een half uur later die dag. Om 10.15 uur krijgt [naam verdachte] de vader van [bijnaam slachtoffer 2] aan de lijn. Als blijkt dat de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] er niet is, zegt [naam verdachte] tegen de vader dat ze aanneemt dat hij weet waarvoor ze belt. Ze belt in verband met haar geld, omdat ze niet begrijpt wat er aan de hand is. In dit gesprek (in twee etappes, nu het wordt onderbroken) dringt ze er bij de vader op aan dat er gezegd moet worden tegen [bijnaam slachtoffer 2] dat ze de plek waar ze nu is, moet verlaten. Vader geeft te kennen dat dit tegen [bijnaam slachtoffer 2] gezegd zou zijn, maar dat [bijnaam slachtoffer 2] blijft volhouden dat ze niet in staat is de plek ter verlaten en dat, omdat hij daar niet is, hij niet kan zeggen dat dat niet klopt. Er wordt afgesproken dat vader het nummer smst waarop hij zijn dochter kan bereiken.
Later die dag, om 17.41 uur belt [naam verdachte] naar de moeder van [bijnaam slachtoffer 2]. In dit gesprek geeft de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] het nummer aan [naam verdachte] waarop ze [bijnaam slachtoffer 2] zou kunnen bereiken: [telefoonnummer 2].
In een gesprek dat twee dagen later plaatsvindt, 22 februari 2010, klaagt [naam verdachte] bij de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] dat [bijnaam slachtoffer 2] haar nog niet heeft gebeld en dat ze ook niet opneemt als zij [bijnaam slachtoffer 2] probeert te bellen. [naam verdachte] vraagt de moeder om contact op te nemen met [bijnaam slachtoffer 2] en haar te bewegen contact met [naam verdachte] op te laten nemen.
Op 2 maart belt [naam verdachte] wederom naar de moeder van [bijnaam slachtoffer 2]. In dit gesprek vraagt [naam verdachte] waarom er nog geen contact is geweest tussen haar [de rechtbank begrijpt [naam verdachte]] en [bijnaam slachtoffer 2] en vraagt zij aan de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] wat [bijnaam slachtoffer 2] met haar moeder heeft besproken. [naam verdachte] zegt daarbij dat de vrouw heeft verteld dat [naam verdachte] de “madam” was van [bijnaam slachtoffer 2] en dat [bijnaam slachtoffer 2] eerst verteld had dat ze door een blanke naar Europa is gesmokkeld, maar nu zegt dat [naam verdachte] dat is. [naam verdachte] zegt daarbij dat de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] spijt zal krijgen als [naam verdachte] door de politie is opgepakt. De moeder van [bijnaam slachtoffer 2] wordt nogmaals gevraagd aan [bijnaam slachtoffer 2] te vragen wat ze met de politie heeft besproken.
Tussentijds, op 23 en 27 februari 2010, heeft [naam verdachte]ook nog gesproken over [bijnaam slachtoffer 2]. Dat doet ze op 23 februari 2010 met een man in Nigeria. [naam verdachte] stelt zich in dit gesprek voor als [naam] (fon.). In het gesprek, waarin eerst wordt gesproken over meisjes die onderweg waren vanuit Libië of Marokko, vraagt de man naar [bijnaam slachtoffer 2]. [naam verdachte] zegt dat zij [bijnaam slachtoffer 2] niet heeft gezien en niets van haar heeft gehoord. En ook dat ze op zoek is naar iemand die [bijnaam slachtoffer 2] naar Nigeria kan wegsturen. [bijnaam slachtoffer 2] heeft geen cent betaald.
Op 27 februari 2010 belt [naam verdachte] naar een man in Libië. In dat gesprek geeft de man te kennen dat iemand terug gestuurd is naar Nigeria en [naam verdachte] geeft te kennen dat ook te willen. Ze wil dat ze haar helpen om iemand terug te roepen die de man kent tezamen met [naam medeverdachte 1]. Het gaat om [bijnaam slachtoffer 2], de enige van de drie meisjes die binnen is gekomen. Toen ze hier kwam, heeft [naam verdachte] haar niet meer gezien. Ze ging naar de plaats en bleef daar waar je papieren kan krijgen. Ze, [bijnaam slachtoffer 2], was van plan om haar bij de politie aan te geven.
[naam slachtoffer 2] heeft verklaard in [naam bordeel 2] te G. gewerkt te hebben.
De eigenaresse van die club, [getuige 1], is gehoord als getuige en die herkent [naam slachtoffer 2] als de [bijnaam slachtoffer 2] die in haar club heeft gewerkt. [bij/naam slachtoffer 2] is een van de meisjes die via [naam verdachte] zijn gekomen. Een ander meisje was [bijnaam slachtoffer 3], die zich in de club geïdentificeerd heeft onder de naam [naam slachtoffer 3]. [bijnaam slachtoffer 3] heeft haar, [getuige 1], verteld dat ze een vriendin had en ze vroeg of deze mee mocht komen om eventueel ook in de club te werken. Een paar dagen later heeft [bijnaam slachtoffer 3] [bijnaam slachtoffer 2] meegenomen en heeft [bijnaam slachtoffer 2] in de club gewerkt. [bijnaam slachtoffer 2] heeft zich daarbij geïdentificeerd onder de naam [persoon 1] en zij zou verblijven op het adres [adres].
Het meisje [bijnaam slachtoffer 2] dat zich identificeerde als [persoon 1] is op 1 april 2009 begonnen met werken en heeft tot en met mei 2009 gewerkt in de club.
[getuige 1] verklaart ten overstaan van de rechter-commissaris op 14 juni 2011 dat ze van meisjes zelf gehoord heeft dat ze [naam verdachte] geld moesten betalen om bij [getuige 1] in de club te komen werken.
De dochter van [getuige 1], [getuige 2] die ook in een leidinggevende functie werkzaam is in het bedrijf van haar moeder ([naam bordeel 2]), kent [naam verdachte] ook en geeft te kennen dat wanneer [naam verdachte] naar de club belde en vroeg of het druk was geweest, meerdere donkere meisjes tegen [getuige 2] zeiden dat ze tegen [naam verdachte] moest zeggen dat zij niets verdiend hadden.
Bij de rechter-commissaris verklaart [getuige 2] dat, geconfronteerd met een foto, “[naam verdachte]” [naam verdachte] is.
[persoon 1] is gehoord over, onder andere, de hier gebruikte ID-kaart. Ze verklaart bij de marechaussee dat [naam verdachte] haar benaderd heeft voor haar identiteitskaart. [naam verdachte] vroeg aan haar of ze haar identiteitskaart kon lenen. [naam verdachte] wilde niet zeggen waarvoor dat was, maar was bereid een bedrag van 150 euro te betalen. [persoon 1] heeft overlegd met haar moeder en daarop heeft [persoon 1] tegen [naam verdachte] gezegd dat ze de kaart niet mocht lenen. In de winkel [de winkel van [naam medeverdachte 1], rechtbank] kwam [naam verdachte] toen nog eens naar haar toe. Ze vroeg het toen dwingender. Ze bleef het maar vragen en ze vertelde dat ze de identiteitskaart dringend nodig had. [naam medeverdachte 1] was daar ook bij. Die zei niets, maar kreeg het gesprek wel mee.
[naam medeverdachte 1] verklaart [naam slachtoffer 2 te kennen als [bijnaam slachtoffer 2]. Ze kent haar uit haar winkel in Maastricht, samen met [naam verdachte]. Het is misschien in maart of april 2009 geweest dat ze haar leerde kennen. [naam verdachte] vertelde toen ze met [bijnaam slachtoffer 2] kwam dat zij haar zusje was en [naam medeverdachte 1] moest het haar van haar doen. [bijnaam slachtoffer 2] mocht van [naam verdachte] geen antwoord geven op de vraag van [naam medeverdachte 1] hoe lang ze in Nederland was. [naam verdachte] heeft het haar ook betaald. [naam medeverdachte 1] weet dat [bijnaam slachtoffer 2] in een seksclub werkte, want dat heeft [naam slachtoffer 1] haar verteld. Het waren er twee. De ene bij [getuige 1] en de andere bij Roermond, [naam club] (fonetisch), [hetgeen de rechtbank begrijpt als [naam club]]. Ze hoorde van [naam slachtoffer 1] dat [naam verdachte] veel met haar belde en dat ze vroeg of ze veel had gewerkt en wat ze had verdiend. [naam verdachte] heeft haar zelf daarover niets verteld. [bijnaam slachtoffer 3] vertelde dat [naam verdachte] degene is die [bijnaam slachtoffer 2] uit Afrika heeft gehaald. [naam verdachte] was boos op [bijnaam slachtoffer 3], omdat [bijnaam slachtoffer 3] [bijnaam slachtoffer 2] niet genoeg beschermd had tegen de politie of zo. Volgens [naam medeverdachte 1] zijn [bijnaam slachtoffer 2] en [bijnaam slachtoffer 3] door de politie opgepakt, is [bijnaam slachtoffer 3] vrijgelaten, maar [bijnaam slachtoffer 2] niet. [bijnaam slachtoffer 3] heeft haar dat verteld.
Over de identiteitskaart van [persoon 1] verklaart [naam medeverdachte 1] dat ze wel weet dat [persoon 1] bij haar is geweest. Dat was voor april 2009. Ze vertelde dat [naam verdachte] haar paspoort wilde hebben. [naam medeverdachte 1] vertelde haar dat ze eerst naar haar moeder moest gaan en dat heeft ze ook gedaan. Haar moeder kwam in de winkel en vroeg naar [naam verdachte]. [naam verdachte] heeft haar per sms ook naar het adres van [persoon1] gevraagd. Daarop heeft ze niet geantwoord. In juni of juli heeft [persoon1] [naam medeverdachte 1] verteld dat ze haar paspoort kwijt was geraakt. [naam medeverdachte 1] vertelde dat ze naar de politie moest gaan voor aangifte. Van [naam verdachte] moest [persoon1] antedateren, dus dat ze het paspoort eerder was kwijtgeraakt. [naam verdachte] had ook [persoon1] naar haar adres gevraagd en dat heeft ze per sms verstuurd, omdat [naam verdachte] haar verteld had dat het van [naam medeverdachte 1] moest.
In het daaropvolgende verhoor verklaart [naam medeverdachte 1] voorts dat ze veel met [naam verdachte] gesproken heeft over het feit dat ze moest stoppen met de meisjes en de mensenhandel. [naam verdachte] heeft nooit verteld dat ze madam was, maar aan de manier waarop [naam verdachte] met de meisjes omging, zag ze dat het wel zo was. Het viel op dat ze met veel meisjes kwam. [naam verdachte] is gevaarlijk en daarom durfde [naam medeverdachte 1] niet naar de politie te gaan. [naam verdachte] heeft de haren betaald voor [naam slachtoffer 4], [bijnaam slachtoffer 2], [bijnaam slachtoffer 3], een andere [bijnaam slachtoffer 2] en nog meer meisjes. Soms kwamen meisjes met mooi haar. Die gingen direct naar [getuige 1]. Dat hoorde ze van [naam slachtoffer 1]. Ze kent niet alle namen. Het waren er teveel om te onthouden. De meisjes kwamen soms twee keer per maand. Als [naam medeverdachte 1] teveel met de meisjes praatte, gingen ze naar een andere kapsalon. De meisjes waren bang voor [naam verdachte], doordat ze met die meisjes had gesproken bijvoorbeeld over doodgaan door voodoo.
[naam slachtoffer 3] is op 17 september 2012 in Brugge (België) gehoord. Ze heeft daarbij ook over [naam slachtoffer 2] /[bijnaam slachtoffer 2] verklaard. Geconfronteerd met in het dossier stekende foto’s van [naam slachtoffer 2], verklaart ze dat ze dit Nigeriaanse meisje kent als [bijnaam slachtoffer 2]. [naam verdachte] herkent ze op een getoonde foto als [naam verdachte]. Het klopt dat ze [bijnaam slachtoffer 2] heeft opgehaald in Italië. [naam verdachte] had haar ([naam slachtoffer 3] ) gevraagd om een envelop aan haar zus [bijnaam slachtoffer 2] in Italië te geven. Dat heeft ze gedaan en ze zijn samen teruggekomen. Ze weet niet wat er in de envelop zat. [naam verdachte] had haar gevraagd [bijnaam slachtoffer 2] mee terug te nemen, omdat [bijnaam slachtoffer 2] daar de weg niet wist.
Ze heeft voor de ontmoeting in Italië [bijnaam slachtoffer 2] niet eerder gesproken. Ze heeft geen geld betaald om [bijnaam slachtoffer 2] vanuit Namibië naar Italië te krijgen. [bijnaam slachtoffer 2] werkte in een andere club en [naam verdachte] wilde dat [bijnaam slachtoffer 2] naar een andere club ging. [naam slachtoffer 3] werkte in [naam bordeel 2] en daar is [bijnaam slachtoffer 2] toen gaan werken. [bijnaam slachtoffer 2] is samen met [naam slachtoffer 3] naar [naam bordeel 1] in H. gegaan en daar zijn ze toen allebei opgepakt. [naam verdachte] gaf haar daar de schuld van, omdat ze [bijnaam slachtoffer 2] daar naartoe had gebracht.
[naam slachtoffer 2] heeft diverse verklaringen afgelegd. Ze lijkt daarbij niet altijd bereid geweest te zijn om volledig te verklaren. Ook verschillen de verklaringen op onderdelen sterk van elkaar. Toch zijn er ook “constante” elementen in de verklaringen aan te wijzen. Elementen die ook terugkomen in andere onderzoeksbevindingen. Op basis van deze elementen zal de rechtbank voor het bewijs toch ook uit haar verklaringen putten, zij het terughoudend en met de nodige omzichtigheid.
De rechtbank, in reactie op het voorwaardelijke verzoek van de raadsman van [naam verdachte], ziet geen noodzaak om over te gaan tot het horen van mevrouw [naam vertrouwenspersoon] met wie [naam slachtoffer 2] voorafgaand aan het tweede verhoor gesproken heeft en die bij het tweede verhoor aanwezig was. Het is niet aannemelijk geworden, en dat anders dan in de zaak waarnaar de raadsman verwijst en die geleid heeft tot de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 12 maart 2012 (LJN: BV8583), dat mevrouw [naam vertrouwenspersoon] is ingezet door politie/justitie om de verklaringsbereidheid van [naam slachtoffer 2] te vergroten en de betrouwbaarheid van de eventueel afgelegde verklaringen te bevorderen. Dit geldt ook voor het horen van mevrouw [naam begeleidster en jeugdbeschermer van slachtoffer 2]) die aanwezig was bij de verhoren van [naam slachtoffer 2] door de rechter-commissaris op 2 maart 2011 en 13 april 2011.
Ook is, anders dan in de door de raadsman aangegrepen zaak, niet gebleken dat er in dit onderzoek een verhoorprotocol heeft bestaan, waarin aan “derden” een rol is toegekend om de getuige te brengen tot het afleggen van, kort gezegd, betrouwbare verklaringen, laat staan dat is gebleken dat aan een dergelijk protocol niet de hand zou zijn gehouden.
Het voorgaande laat onverlet dat de mogelijkheid bestaat dat (onbewust) beïnvloeding heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal terughoudend gebruik maken van de verklaringen van [naam slachtoffer 2], mede gelet op de hiervoor genoemde verschillen in de verklaringen.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de raadsman dus af.
[naam slachtoffer 2] heeft op diverse momenten verklaard vanuit Nigeria naar Libië te zijn gereisd alwaar ze met een boot is overgestoken naar Italië. De eerste poging daartoe is mislukt en ze is teruggekeerd naar Libië. Daarna heeft ze nogmaals getracht over te steken en die poging is wel gelukt. Bij die tweede oversteek, waren de twee meisjes met wie ze reisde, er niet meer bij.
De rechtbank hecht geloof aan dit deel van de verklaring, nu een en ander terugkomt in een telefoongesprek dat [naam verdachte] op 27 februari 2010 voert. Dit gesprek is hierboven genoemd.
Gegeven deze bemoeienis van [naam verdachte] met de reis, hecht de rechtbank ook geloof aan hetgeen [naam slachtoffer 2] verklaart over het regelen van de reis door [naam verdachte], met wie ze kennelijk [naam verdachte] bedoelt, en dat zij (ongeveer) 40.000 euro moest terugbetalen voor de reis. Een getal dat, zo merkt de rechtbank op, ook terugkomt in het telefoongesprek dat [naam verdachte] op 17 februari 2010 voert met haar vader.
Bij haar verhoor op 22 februari 2010 verklaart [naam slachtoffer 2] daarover dat ze in Nigeria een vrouw ontmoet heeft die haar geholpen heeft uit Nigeria weg te komen. Ze is in januari vertrokken, via land en zonder paspoort. Een vrouw “Sister” heeft deze reis geregeld. Na een eerste mislukte poging, is ze in Italië aangekomen. Daar heeft ze een vrouw ontmoet, “[bijnaam slachtoffer 3]”, die een kennis is van de “Sister”. [bijnaam slachtoffer 3] heeft haar naar Nederland en naar Sister gebracht. Sister heeft haar een paspoort met de naam [persoon1] gegeven. [bijnaam verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is de persoon die haar hier heeft gebracht. [naam slachtoffer 3] is [bijnaam slachtoffer 3].
Gegeven hetgeen [naam slachtoffer 3] hieromtrent verklaard heeft, hetgeen [persoon1] verklaard heeft over het paspoort dat [naam verdachte] van haar wilde hebben en het gebruiken van dit paspoort door [naam slachtoffer 2] als zij zich meldt in [bordeel 1], gaat de rechtbank ook uit van de waarheidsgetrouwheid van deze onderdelen uit de verklaringen van [naam slachtoffer 2].
[naam slachtoffer 2] verklaart dat ze voor het terugbetalen van de 40.000 euro ook heeft gezworen en dat haar gehoorzaamheid aan [naam verdachte] door dat zweren is ingegeven. Het ritueel was geregeld door [bijnaam verdachte], de “tante” aan wie zij het geld terug moet betalen. De madam staat onder de naam [bijnaam verdachte] in haar telefoon. Het geld dat ze verdiende met de prostitutie heeft ze aan haar madam moeten betalen als terugbetaling van haar schuld.
Ook aan deze elementen uit de diverse verklaringen van [naam slachtoffer 2] hecht de rechtbank geloof. Dit geloof is mede ingegeven door het feit dat [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat de meisjes bang waren voor [naam verdachte], omdat zij met haar gesproken had over voodoo en doodgaan, en hetgeen in het algemeen gedeelte is overwogen omtrent de door [naam verdachte] gehanteerde werkwijze.
Overigens begrijpt de rechtbank ook, gelet op deze verklaringen, dat [bijnamen verdachte], madam en [naam verdachte] een en dezelfde vrouw zijn: [naam verdachte].
De rechtbank hecht ten slotte ook geloof aan de uitlatingen van [naam slachtoffer 2] als zij zegt dat [bijnaam slachtoffer 3] [de rechtbank begrijpt [naam slachtoffer 3]] de opdracht had gekregen van madam om haar naar [naam bordeel 2] te brengen. De vrouw had daarover al contact gehad met [getuige 1].
Het geloof dat de rechtbank hecht aan deze uitlatingen is mede ingegeven door hetgeen [naam slachtoffer 3] en de eigenaresse van die [naam bordeel 2], [getuige 1], ter zake verklaard hebben, hetgeen hiervoor is weergegeven.
Er is ten slotte nog contact geweest met de moeder van [naam slachtoffer 2]. Het leven van moeder is op het moment dat de politie haar over de telefoon spreekt (9 juli 2010) niet zeker. Ze wordt bedreigd door de mensen die verantwoordelijk zijn voor het meenemen van [bijnaam slachtoffer 2] van Nigeria naar Nederland. Moeder is op dat moment uit angst ook ondergedoken.
De mensen voor wie ze angst heeft, zijn bij haar geweest en hebben verteld dat [bijnaam slachtoffer 2] was weggelopen en dat [bijnaam slachtoffer 2] haar schuld niet wilde terugbetalen. Nu moest dat bedrag door de moeder van [bijnaam slachtoffer 2] worden betaald. Als ze dat niet zou doen, zou haar leven niet veilig zijn.
De moeder had te kennen gegeven geen geld te hebben en men wilde haar meenemen naar een voodooman zodat zij zou zweren het geld terug te betalen. Ook moest zij zweren dat [bijnaam slachtoffer 2] het geld over zou maken vanuit Nederland. Moeder heeft dit niet gedaan. Ze is weggelopen en ondergedoken.
[naam verdachte] heeft niet veel verklaard. Wel heeft ze verklaard bij haar 9e verhoor dat zij 50.000 gulden heeft betaald aan A.O. toen zij naar Nederland kwam. Ze heeft dit betaald door te werken in de prostitutie.
De rechtbank belicht hier dit onderdeel van de verklaring, nu het de begrijpelijkheid vergroot van de passage uit het hierboven weergegeven, op 17 februari 2010 afgeluisterde telefoongesprek tussen [naam verdachte] en haar vader, waarin [naam verdachte] opmerkt dat zij ook betaald heeft aan haar madam en niet in het kamp is blijven zitten.
De rechtbank slaat ten slotte nog acht op sms’jes die aangetroffen zijn in de telefoon van [naam slachtoffer 2] en afkomstig zijn van het door de rechtbank aan [naam verdachte] toegedichte nummer [telefoonnummer 1].
Deze sms’jes luiden als volgt:
Op 12 mei 2009 om 14.19:08 uur: Ask kate to call me
Op 12 mei 2009 om 15.17:31 uur: Tell kate to call me
Op 15 mei 2009 om 20.38:12 uur: How much is your money
Op 15 mei 2009 om 21.08:41 uur: Send me sms to call you
Op 15 mei 2009 om 21.29:06 uur: Are you busy
Op 17 mei 2009 om 07.30:26 uur: If u see my messages sms me
Op 17 mei 2009 om 08.21:54 uur: Ask fevou to call me
Op 17 mei 2009 om 08.35:39 uur: Tell her to call me now
Op 17 mei 2009 om 08.55:09 uur: Go with your money when is one week u can give it to me
Op 17 mei 2009 om 09.07:48 uur: Tell her to call let me tell her something
Op 17 mei 2009 om 09.49:34 uur: Where are u
Op 17 mei 2009 om 09.55:58 uur: I said where are you
Op 17 mei 2009 om 09.58:32 uur: Pls give her the phone
Op 17 mei 2009 om 10.27:56 uur: Come
Op 17 mei 2009 om 16.52:35 uur: How work
Op 17 mei 2009 om 17.06:14 uur: Sms me if u are not busy
Op 17 mei 2009 om 21.40:56 uur: Are u busy
Uit deze sms’jes blijkt, mede in onderlinge samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, dat [naam slachtoffer 2] moest luisteren naar [naam verdachte] en geld aan [naam verdachte] diende te betalen.
Mensenhandel
Waar leidt dit alles toe? Wat betreft de rechtbank tot de conclusie dat [naam slachtoffer 2] het slachtoffer is geworden van door [naam verdachte] bedreven mensenhandel. In de periode januari 2009 (als door [naam slachtoffer 2] genoemde begindatum van de reis) tot en met 18 mei 2009 heeft [naam verdachte] [naam slachtoffer 2] als prostituee laten werken en heeft [naam verdachte] daarvoor ook een gelegenheid geregeld. [naam verdachte] had immers met de eigenaresse van [naam bordeel 2]de komst van [naam slachtoffer 2] geregeld. Voorts heeft [naam verdachte] [naam slachtoffer 2] naar [naam bordeel 2] toe laten brengen door [naam slachtoffer 3]. [naam slachtoffer 2] moest daarbij (een deel van) haar verdiensten afstaan aan [naam verdachte] en [naam verdachte] heeft aan [naam slachtoffer 2] een paspoort gegeven ter legitimatie bij een clubcontrole. Ook heeft [naam verdachte] [naam slachtoffer 2] laten zweren en de familie van laatstgenoemde onder druk gezet.
Dat [naam verdachte] dit feit in strafrechtelijk relevante zin met anderen zou hebben gepleegd is de rechtbank onvoldoende gebleken. De rechtbank acht feit 1 primair dan ook bewezen.
Feit 2
Op 5 februari 2010 werd op de A76 (autoweg Aken - Heerlen, gemeente Heerlen) bij een controle van het Mobiel Toezicht Veiligheid een voertuig met kenteken [kenteken] gecontroleerd. Hierin zaten medeverdachte [naam medeverdachte 2] als bestuurder en, naar later bleek, [naam slachtoffer 4] als bijrijdster.
Bij controle van de grensoverschrijdingdocumenten kwam vast te staan dat de bijrijdster gebruik maakte van een valse Nederlandse identiteitskaart ten name van [persoon 3], geboren op [geboortedatum persoon 3].
De bijrijdster heeft bij de Marechaussee verklaard dat haar werkelijke naam [naam slachtoffer 4] is en dat zij is geboren te [geboorteplaats]. Deze informatie wordt ondersteund door een tap op telefoonnummer [telefoonnummer 2]. Daarbij is gebleken dat SMS-berichten aan dit nummer werden verstuurd gericht aan [naam slachtoffer 4] en dat met dit nummer berichten werden verstuurd door ene [naam slachtoffer 4]. Op 5 februari 2010 werd deze telefoon om 12.45 uur, na de aanhouding van [naam slachtoffer 4], gebeld, maar er werd niet opgenomen. De GSM straalde op dat moment steunpalen aan gelegen aan de A79 en de Celsiusstraat, terwijl op datzelfde moment [naam slachtoffer 4] werd voorgeleid aan een hulpofficier bij de Brigade van de Marechaussee aan de Weltertuijnstraat te Heerlen, gelegen tussen deze twee steunpalen.
[naam slachtoffer 4] heeft een verklaring afgelegd bij de politie. Zij heeft verklaard dat ze vanuit Nigeria via Libië en Italië naar Aken is gekomen. Zij moet voor de overtocht een bedrag van 65.000 euro betalen aan haar madam. Daarnaast is ze samen met die madam bij een priester in Nigeria geweest om de eed af te leggen. Als ze niet zou werken of naar de politie zou gaan dan werd zij gedood. In Aken heeft zij in de prostitutie gewerkt en haar geld afgegeven. Ook heeft ze aangegeven dat ze gebruik maakte van een paspoort of id-kaart op naam van iemand anders. Bij het werk in de prostitutie was haar werknaam [persoon 3]. Dat was ook de naam die in het paspoort stond dat ze gebruikte wanneer zij werkte en waarmee ze is aangehouden. Zij moest voor haar madam [madam slachtoffer 4] in de prostitutie werken omdat [madam slachtoffer 4] haar reis naar Europa had geregeld. [naam verdachte] is een kennis van [madam slachtoffer 4] en komt ook uit Nigeria. Zij heeft [slachtoffer 4] met nog een ander meisje naar Aken gebracht. [naam verdachte] heeft een Nederlandse man en een jongetje genaamd [zoon verdachte] en woont in [woonplaats verdachte]. Het geld dat ze in Duitsland heeft verdiend heeft ze aan [naam verdachte] gegeven. [naam verdachte] gaf dat weer aan [madam slachtoffer 4]. Als ze geen geld aan [naam verdachte] kon geven dan waren er moeilijkheden. Ze heeft in Nederland meerdere dagen in de woning van [naam verdachte] in [woonplaats verdachte] verbleven. Vervolgens heeft [naam slachtoffer 4] verklaard dat ze een abortus heeft ondergaan en [naam verdachte] haar naar de kliniek heeft gebracht. Ook heeft ze bij [kennis verdachte] gewoond die ze ook wel papa noemde. [kennis verdachte] heeft haar en [naam verdachte] in Brussel opgehaald toen ze terugkwamen van Spanje. Ze is een aantal keer tegen betaling met [kennis verdachte] naar bed geweest.
Bij de rechter-commissaris heeft [naam slachtoffer 4] verklaard dat [naam verdachte] haar gebeld heeft toen ze in Italië verbleef met de vraag of zij naar Nederland wilde komen. [naam verdachte] heeft toen iemand gestuurd om haar te komen halen. Ze is per vliegtuig vanuit Italië via België naar Nederland gereisd. Papa is haar toen komen ophalen en heeft haar naar het werk gebracht. Ze moest 3.000 euro aan [naam verdachte] betalen voor de reis. Ook moest ze [naam verdachte] betalen voor het gebruik van een paspoort. [naam verdachte] heeft plaatsen geregeld waar zij als prostituee kon werken. Ze mocht van [naam verdachte] geen klanten weigeren. Ze geeft aan dat ze in september 2009 naar Nederland is gekomen.
Ook [kennis verdachte] heeft een verklaring afgelegd en hij heeft bevestigd dat hij [naam slachtoffer 4] l samen met [naam verdachte] op het vliegveld in Brussel heeft opgehaald, dat [naam slachtoffer 4] bij hem heeft gewoond en een vals paspoort heeft gebruikt. Ook geeft hij toe dat hij seks heeft gehad met [naam slachtoffer 4]. Ook heeft hij [naam slachtoffer 4] vaker naar seksclubs gebracht zodat zij kon werken. Daarnaast heeft hij aangegeven dat [naam slachtoffer 4] geld moest afgeven aan verdachte.
[naam partner verdachte], de partner van verdachte, heeft verklaard dat hij [naam slachtoffer 4] kent en dat zij vanuit Spanje naar Nederland is gekomen. Zij heeft in Aken in Duitsland gewerkt. Hij heeft verdachte daar vaker naar toe gebracht zodat ze geld kon gaan ophalen bij v. Ook heeft hij verklaard dat [naam slachtoffer 4] bij hun heeft verbleven. Daarnaast geeft hij aan dat [naam slachtoffer 4] een abortus heeft ondergaan en verdachte werk voor haar ging zoeken in een bordeel omdat ze geld nodig had.
Een en ander wordt ondersteund door verschillende tapgesprekken die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. De tapgesprekken zijn ook van belang bij het vaststellen van de leeftijd van [naam slachtoffer 4], waarop hierna nog zal worden ingegaan.
Op 14 januari 2010 omstreeks 19.39 uur belt [kennis verdachte] uit naar een Duits nummer met vermoedelijk [persoon 3]. In dit gesprek zegt [kennis verdachte] dat hij [naam slachtoffer 4] heeft opgehaald in E. en naar G. heeft gebracht. Daarna moest hij haar weer terug naar Eindhoven brengen. Het gaat ook over de betaling voor die ritten. [kennis verdachte] zegt verder dat [naam slachtoffer 4] dagen in de club heeft gewerkt, dat hij haar afgelopen zondagavond heeft opgehaald en dat zij sindsdien bij hem verblijft.
Op 15 januari 2010 omstreeks 00.08 uur belt [naam slachtoffer 4] naar [kennis verdachte]. Zij geeft aan dat zij tegen een vergoeding seks wil hebben met [kennis verdachte].
Op 15 januari 2010 omstreeks 23.55 uur belt [kennis verdachte] naar verdachte.
[kennis verdachte] zegt dat hij "haar" heeft afgezet bij [getuige 1] maar dat "ze" niet meer kon starten. Dan neemt [naam slachtoffer 4] de telefoon over van [kennis verdachte].
[naam slachtoffer 4]: toen ik daar kwam heb ik het aan haar gegeven, nadat zij net had bekeken zei ze dat een meisje hetzelfde ding heeft gebracht in deze maand en dat ze tegen dat meisje had gezegd dat ze dat niet kon gebruiken.
[naam verdachte]: heb jij [getuige 1] gezien of met wie heb jij gesproken?
[naam slachtoffer 4]: haar kind, ik heb gevraagd of het kind [getuige 1] boven wilde roepen. Hij/zij is met het ding naar boven gebracht om [getuige 1] te laten zien en toen zei ze dat ze het niet willen accepteren. Ik heb ook gezegd dat jij een andere de volgende dag zal brengen, ze zeggen dat ze vanavond het risico niet willen nemen. Ik zeg: het gaat alleen om vanavond, morgen neem ik een andere mee, ze zeggen nee.
[naam verdachte]: Hij/zij wil dat je andere gaat brengen?
[naam slachtoffer 4]: Ja.
[naam verdachte]: Dat betekent dat [naam bardame], die stomme, zij heeft het aan haar kind de vorige keer laten zien.
[naam slachtoffer 4]: Ja ik heb jou toen verteld dat ik haar gezien heb toen ze met haar aan het praten was in de keuken.
[naam verdachte]: En je hebt 'de grote' aan haar kind laten zien?
[naam slachtoffer 4]: Ja.
[naam verdachte]: Jeetje.. Het gaat als volgt. Ik zal Papa vragen of hij jou kan brengen zodat mijn man jou naar België kan brengen om daar te gaan werken in een club.
[naam slachtoffer 4]: Ok dan.
[naam verdachte]: want de 'grote' willen ze daar ook niet accepteren.
[naam slachtoffer 4]: Ja, hij/zij zegt dat iemand heeft het al gebruikt en dat ik een andere moet gaan zoeken. [naam bardame] heeft het al gebruikt.
[naam verdachte]: Hij/zij is gek. [naam bardame] heeft het verpest. Als [naam bardame] het aan haar niet had laten zien, zou hij/zij niet kunnen weten.
De getuige [getuige 1] verklaart, na het horen van het tapgesprek op de telefoonlijn van [kennis verdachte] op 15 januari 2010 om 23.55 uur (hiervoor weergegeven): “Ik kan mij het voorval inderdaad herinneren. (…) Volgens mij is het ergens in januari 2010 geweest. (…) Ik bevond mij op de verdieping boven de zaak. Op een gegeven moment, dit zal tussen 20.00 uur en 21.00 uur zijn geweest, kwam mijn dochter naar boven. Zij liet mij een document zien. Dit was een Nederlandse identiteitskaart. Mijn dochter vroeg aan mij of deze vrouw mocht komen werken. Zij vertelde mij dat het een nieuw donker meisje was. Ik herkende de kaart meteen. Deze kaart had ik in het verleden al eerder gezien. Omdat mijn dochter zei dat het een nieuw donker meisje betrof, wist ik dat dit meisje deze kaart niet rechtmatig in haar bezit kon hebben. Ik kan u wel zeggen dat het volgens mij een originele kaart betrof. Volgens mij was het dus een echte geldige id-kaart. Ik ben toen direct in mijn klapper gaan zoeken. Ik vond inderdaad in mijn archief een fotokopie van dezelfde kaart. De naam die op het document stond was [persoon 3]. Ik denk dat mijn dochter hier meer over kan verklaren. Zij heeft het meisje ook gezien. Wij hebben dit meisje in ieder geval niet toegelaten in de club. Zij heeft dus niet bij ons gewerkt.” Als de verbalisant [getuige 1] een fotokopie toont van de identiteitskaart op naam van [persoon 3] verklaart [getuige 1] dat dit inderdaad de kaart is waarover ze zojuist heeft verklaard.
“Bij mijn weten is deze kaart bij onze club in totaal 4x aangeboden. De eerste keer kwam een meisje werken op deze kaart. Zij heeft officieel gewerkt, betaalde belasting dus ook het sofinummer moet naar mijn mening in orde zijn geweest. Dit is geweest in februari 2009.
De tweede keer dat de kaart werd aangeboden, heb ik van het aanbieden van de kaart melding gemaakt bij de politie. Het meisje heb ik niet aangenomen.
De derde en vierde keer is in 2010 geweest. De kaart is toen binnen 1 maand 2 keer aangeboden door 2 naar mijn mening verschillende meisjes. Ik heb deze meisjes zelf niet gezien maar de bardame [naam bardame] en mijn dochter [getuige 2] hebben wel met de meisjes gesproken. Ik heb deze 2 keer de kaart wel onder ogen gekregen. Ook deze meisjes zijn geweigerd in de club.
Op 22 januari 2010 omstreeks 10.50 uur belt verdachte naar [naam slachtoffer 4]. Verdachte zegt dat papa zegt dat hij met [naam slachtoffer 4] heeft afgesproken dat zij “jigi jigi” met hem zou doen en dat papa hiervoor 100 euro heeft gegeven. Maar nu papa jigi jigi wil doen, weigert [naam slachtoffer 4] dat te doen. [naam slachtoffer 4] zegt dat zij tegen papa heeft verteld dat ze ziek is en dat ze vandaag geen seks wil hebben, maar morgen. Verdachte zegt dat papa hier een probleem van maakt. Verdachte zegt dat [naam slachtoffer 4] haar afspraken moet nakomen als zij een afspraak maakt, want afspraak is afspraak. Verdachte vraagt of [naam slachtoffer 4] naar de andere blanke man in G. wil, maar dat wil [naam slachtoffer 4] niet.
Op 24 januari 2010 omstreeks 13.02 uur belt [kennis verdachte] naar verdachte. Na enige tijd neemt [naam slachtoffer 4] telefoon over van [kennis verdachte]. Verdachte vraagt hoe het gaat met [naam slachtoffer 4] en wanneer zij weer met werk gaat beginnen. [naam slachtoffer 4] zegt volgende week en verdachte vraagt wanneer volgende week. [naam slachtoffer 4] zegt volgende week donderdag.
Op 30 januari 2010 omstreeks 15.54 uur belt [naam slachtoffer 4] naar haar moeder:
Moeder: Hallo.
[naam slachtoffer 4] : Hallo, ehe ik zei dat ik wist wie jaloers is op mijn. Ze moeten gewoon jaloers blijven. Een persoon heeft ooit tegen mij gezegd dat ik een ster ben gezien mijn smalle uiterlijk.
Moeder: lachen..
[naam slachtoffer 4]: misschien zijn ze daarom jaloers, ze gaan zeggen kijk nou wat een klein meisje heeft gedaan (2x). Ik denk dat mensen daarom jaloers zijn op mij.
(...)
[naam slachtoffer 4]: Ja, hier heb ik niemand verteld hoe oud ik ben, als iemand naar mijn leeftijd vraagt zeg ik dat ik 22 jaar oud ben. Dan zeggen zij dat ik jonger uitzie. Lacht...
Moeder: Lacht...
[naam slachtoffer 4]: Ik zeg dat ik jonger uitzie. Toen ik maar net kwam schatten sommige mensen dat ik 13 was. Dan zeg ik bedankt. Sommigen zeggen 15 en andere zegt 17. Ik zeg: jullie moeten zelf weten maar ik ben 22 jaar oud hoor. Dan gaan ze zich verbazen. (...)
[naam slachtoffer 4]: ... Ik ben hier alleen en ik denk ook veel. Ik word dit jaar pas achttien jaar... als men een huis ziet en zegt dat het huis gebouwd is door een achttienjarig meisje, dat is toch niet verkeerd.
Op 30 januari 2010 omstreeks 18.43 uur belt [naam slachtoffer 4] naar verdachte. [naam slachtoffer 4] zegt dat zij in Duitsland was toen verdachte haar vanochtend belde. Verdachte vraagt of [naam slachtoffer 4] [persoon 3] niet heeft getroffen. Nee zegt [naam slachtoffer 4]. Verdachte vraagt of het huis waar [persoon 3] verblijft, vrij was. Ja, maar alleen [bijnaam medewerkster club], de blanke, was daar zegt [naam slachtoffer 4]. Verdachte zegt dat [naam slachtoffer 4] daar moet staan om te werken. Verdachte zegt dat [naam slachtoffer 4] naar huis 14, 34 of 16 moet gaan waar andere meisjes werken. Dat kent [naam slachtoffer 4] niet. Verdachte zegt dat [naam slachtoffer 4] had moeten blijven want het is nu weekend. Verdachte zegt dat ze nu [naam eigenaar bordeel] gaat bellen zodat [naam slachtoffer 4] daar naar toe kan gaan.
Op 31 januari 2010 omstreeks 22.14 belt [naam slachtoffer 5] met een Italiaans nummer naar [naam slachtoffer 4].
[naam slachtoffer 4] zegt dat ze de dag daarvoor Sister heeft gebeld en dat Sister [naam slachtoffer 5] tot woensdag de tijd geeft om terug te komen want anders zal ze iemand sturen om het papier van [naam slachtoffer 5] af te pakken. [naam slachtoffer 5] zegt: laat die persoon maar komen. Die persoon moet haar dan vertellen waarom zij het papier moet geven. Ze heeft het papier gehuurd voor 1500. "moet ik niet afmaken waarvoor ik gekomen ben? denkt Sister dat ik stom ben of zo? ik heb het papier voor 1500 gehuurd. Als ik het papier huur/leen voor de hele maand, zal ik weten wat ik daarmee moet verdienen. (...)
[naam slachtoffer 4] : De eigenaar van het papier waarmee ik werk, krijgt 400 ...
[naam slachtoffer 5] : het is nog geen 400. Het papier is 350. Tussen 300 en 350. Zij verhoogt het. (...)
[naam slachtoffer 4] : Het was 2500. Sister heeft 2500 van mij afgepakt. Toen ik in Italië was, zei ze dat het incl. papier was dat ik hier moet gaan gebruiken om te werken, maar toen ik hier kwam, moest ik ook geld betalen voor papier om te kunnen werken. Ik moet 3000 betalen....
Op 2 februari 2012 omstreeks 20:29 uur belt [naam slachtoffer 4] naar verdachte en zegt dat ze [naam slachtoffer 5] heeft gebeld. In dat gesprek zegt verdachte dat ze het papier gaat halen.. Verdachte zegt verder dat het voor haar geen probleem is als ze niet wil geven, dan trekt gaat verdachte dat weer aftrekken van haar ([naam slachtoffer 5]) geld.
Op 12 februari 2010 omstreeks 9.57 uur belt verdachte naar [naam slachtoffer 4]. [naam slachtoffer 4] vertelt dat ze in de gevangenis is en dat ze haar bij de grens Nederland – Duitsland hebben opgepakt. Ze vertelt verder dat ze naar haar hand hebben gekeken en dat ze gezegd hebben dat ze minderjarig is. Verdachte vraagt hoe oud [naam slachtoffer 4] is en [naam slachtoffer 4] antwoordt: 16 jaar.
Op 26 februari 2010 omstreeks 19.08 uur belt T. naar verdachte. T. vraagt waar het kleine meisje is. Verdachte zegt dat die in de gevangenis zit. Zij is aangehouden met de blanke man die haar zwanger heeft gemaakt. Verdachte zegt dat [naam slachtoffer 4] heeft verteld dat ze geld heeft gekregen van de Noorse man. Dat geld heeft [naam slachtoffer 4] aan haar Madam gegeven. T. vraagt of [naam slachtoffer 4] al betaald heeft.
Verdachte zegt dat [naam slachtoffer 4] 60.000 moet betalen aan haar madam waarvan 40.000 al is betaald. De blanke man heeft 20.000 aan haar gegeven.
De rechtbank komt nu toe aan de bespreking van de door de verdediging gevoerde verweren.
Leeftijd [naam slachtoffer 4]
Op 8 september 2010 is in het kader van leeftijdsonderzoek een röntgenfoto van de pols van [naam slachtoffer 4] gemaakt. Deze foto is beoordeeld door [naam deskundige]. Hij komt tot de conclusie dat de röntgenopname past bij de opgegeven kalenderleeftijd van 17 en een half jaar. Haar kalenderleeftijd bevindt zich tussen de 14,7 en 18,7 jaar, aldus de bevindingen van [naam deskundige]. Ter zitting heeft [naam deskundige] deze bevindingen toegelicht.
De verdediging heeft verweer gevoerd dat niet is vast te stellen dat [naam slachtoffer 4] minderjarig was ten tijde van het ten laste gelegde. De rechtbank deelt die mening niet. [naam slachtoffer 4] heeft tijdens haar verhoren op de vraag wat haar leeftijd is, verschillende geboortedata en leeftijden opgegeven. Voor de rechtbank is het gesprek dat [naam slachtoffer 4] met haar moeder op 30 januari 2010 heeft gevoerd, bepalend voor de conclusie dat [naam slachtoffer 4] minderjarig was ten tijde van het ten laste gelegde. In dit gesprek zegt [naam slachtoffer 4] namelijk tegen haar moeder “ik word dit jaar pas achttien.” Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam slachtoffer 4] geen enkele reden om tijdens dit gesprek te liegen over haar leeftijd, terwijl ze dat in andere gesprekken wel heeft. In 2010 zou [naam slachtoffer 4] dus achttien worden, hetgeen betekent dat ze in 1992 is geboren. Deze conclusies stroken met de bevindingen van de deskundige. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat [naam slachtoffer 4] in de periode 30 januari 2010 (de datum van het gesprek met haar moeder) en 5 februari 2010 (de datum van haar aanhouding) niet meerderjarig is geworden – als zij in die week jarig was geweest had zij wel gezegd tegen haar moeder dat ze tussen de 30ste en de 5de jarig zou zijn.
Mensenhandel
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat zij samen met een ander mensenhandel heeft gepleegd ten aanzien van [naam slachtoffer 4], in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1°, 3° , 5° en 6° van het Wetboek van Strafrecht (WvSr).
Gelet op het feit dat de rechtbank van oordeel is dat [naam slachtoffer 4] ten tijde van het ten laste gelegde minderjarig was, is voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 1° WvSr niet vereist dat sprake is van (dwang)middelen. Voldoende is derhalve dat bewezen kan worden dat (een van) de in dat artikelonderdeel genoemde gedragingen door verdachte is/zijn gepleegd met het oogmerk van uitbuiting.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 3° , WvSr moet sprake zijn van de in dat onderdeel genoemde gedragingen en die gedragingen moeten zijn verricht met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 5° WvSr moet – voor zover thans van belang – bewezen worden dat verdachte [naam slachtoffer 4] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 6° WvSr moet sprake zijn van opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte reeds betrokken was bij het vertrek van [naam slachtoffer 4] uit Nigeria. Derhalve kan, gelet op de formulering van de tenlastelegging, mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 3° WvSr niet bewezen worden verklaard.
Wel kan worden vastgesteld dat verdachte [naam slachtoffer 4] (toen deze in Italië verbleef) heeft benaderd om naar Nederland te komen. Over het moment waarop [naam slachtoffer 4] naar Nederland is gekomen zijn verschillende verklaringen in het dossier te vinden. [naam slachtoffer 4] zelf heeft verklaard dat zij in september 2009 naar Nederland is gekomen. Daar zal de rechtbank van uit gaan. Verdachte heeft [naam slachtoffer 4] voorzien van een paspoort om te reizen en om in de prostitutie te werken. Voor de reis naar Nederland en voor het gebruik van dat paspoort moest [naam slachtoffer 4] aan verdachte betalen. [naam slachtoffer 4] moest ook (een deel van) haar inkomsten uit de prostitutie afdragen aan verdachte. Uit de tapgesprekken kan voorts worden afgeleid dat verdachte voor [naam slachtoffer 4] een werkplek regelde en ook dat verdachte [naam slachtoffer 4] heeft gedwongen om seks te hebben met [kennis verdachte] kort nadat zij een abortus had ondergaan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich ten aanzien van [naam slachtoffer 4] heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1°, 5° en 6° van het WvS.
De rechtbank acht feit 2 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Onder feit 3 wordt verdachte verweten dat zij samen met een ander mensenhandel heeft gepleegd ten aanzien van [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 1], in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1°, 9°, 3° en 6° van het Wetboek van Strafrecht (WvSr).
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en [naam slachtoffer 3] elkaar kennen. Verdachte heeft daarnaast ter zitting verklaard dat [naam slachtoffer 3] deelnam aan het spaarclubje, waaraan o.a. ook verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] deelnamen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat [naam slachtoffer 3] vanuit Italië naar Nederland is gekomen om te werken, dat zij samen met verdachte vanuit Spanje naar Nederland is gevlogen en dat zij uit vrije wil ook weer is teruggegaan naar Italië. Verder blijkt uit het dossier dat [naam slachtoffer 3] bij verdachte heeft verbleven. [naam slachtoffer 3] verklaart dat ze in Nederland in de prostitutie heeft gewerkt.
Verder komt uit het dossier naar voren dat [naam slachtoffer 1] bij [naam medeverdachte 1] heeft verbleven. Ook zij komt uit Italië naar Nederland en ook zij kent verdachte. [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze in de kapperszaak van [naam medeverdachte 1] heeft gewerkt en in een bordeel.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel moet de verdachte door een ‘(dwang)middel’ en een ‘gedraging’ een slachtoffer hebben bewogen tot bepaalde handelingen met het oogmerk van uitbuiting van die ander. Als middel zijn gegeven: dwang, geweld, een andere feitelijkheid, dreiging met geweld, dreiging met een andere feitelijkheid, misleiding en misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Als gedragingen zijn gegeven: werven, vervoeren, overbrengen en huisvesten.
De rechtbank heeft, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, in het dossier geen aanwijzing gevonden dat verdachte een middel heeft ingezet en door een gedraging [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] heeft bewogen over te gaan tot prostitutie.
Nergens is sprake van enige ‘(dwang)middelen’.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat het gesprek tussen verdachte en de ouders van ene [bijnaam slachtoffer 1] op 10 maart 2010 geen ander licht op de zaak doet schijnen. In dit gesprek zegt verdachte onder meer dat zij ene [bijnaam slachtoffer 1] naar Spanje heeft gebracht en dat zij haar aan Vic heeft overgedragen/verkocht. Niet is echter komen vast te staan dat de [bijnaam slachtoffer 1] over wie het in dit gesprek gaat [naam slachtoffer 1] is. Verdachte heeft dat ter zitting stellig ontkend en er zijn geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat het wel om [naam slachtoffer 1] gaat.
Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat verdachte betrokken is geweest bij de huisvesting, vervoer, of plaatsing van [naam slachtoffer 1]. Ook een gedraging is aldus niet in het dossier te vinden. Hoewel [naam slachtoffer 3] heeft aangegeven bij [naam medeverdachte 1] te hebben verbleven, lijkt dat op vrijwillige basis te zijn geschied. In elk geval blijkt nergens uit het dossier dat verdachte [naam slachtoffer 3] heeft gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. Daar komt nog bij dat [naam slachtoffer 3] gebruikt maakt van haar eigen identiteitsdocumenten en zij naar eigen zeggen uit vrije wil in de prostitutie heeft gewerkt. Daarnaast lijkt het onwaarschijnlijk dat [naam slachtoffer 3] bang was voor verdachte nu er een vecht[madam slachtoffer 4]ij heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [naam slachtoffer 3] over geld. Ten slotte duidt de betaling van 500 euro aan het spaarclubje in de ogen van de rechtbank niet op een afhankelijkheidsrelatie.
Ook ten aanzien van medeplegen is in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden dat verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van [naam slachtoffer 3] of [naam slachtoffer 1].
Verdachte wordt voor feit 3 primair dan ook vrijgesproken.
Ook ten aanzien van het subsidiaire is, anders dan de officier van justitie naar voren heeft gebracht, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden. Immers, niet kan worden vastgesteld of en zo ja, hoe en wanneer [naam slachtoffer 3] is gesmokkeld. Ook kan dan niet worden vastgesteld of door [naam slachtoffer 3] geld is betaald voor haar reis naar Nederland en van welk paspoort bij die reis gebruik is gemaakt. De antwoorden op al deze cruciale vragen blijven onbeantwoord.
[naam slachtoffer 1] heeft weliswaar verklaard gesmokkeld te zijn, maar volgens de verklaring van [naam slachtoffer 1] was dat al in 2000 en was de schuld voor die reis door haar afbetaald. Niet blijkt dat zij ook nu gesmokkeld is. Integendeel, zij lijkt vrij op en neer te reizen tussen Italië en Nederland. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken voor feit 3 subsidiair.
Feit 4
Onder feit 4 wordt verdachte ervan verdachte dat zij samen met een ander mensenhandel heeft gepleegd ten aanzien van [naam slachtoffer 5] in de zin van artikel 273f WvSr.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 1° en sub 9° WvSr moet sprake zijn van (dwang)middelen.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 1° WvSr moet voorts sprake zijn van (een van de) in dat onderdeel genoemde gedragingen en die gedragingen moeten zijn verricht met het oogmerk van uitbuiting.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 3° , WvSr moet sprake zijn van de in dat onderdeel genoemde gedragingen en die gedragingen moeten zijn verricht met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 9° WvSr moeten -– voor zover thans van belang – de eerder genoemde (dwang)middelen aangewend worden om het slachtoffer te bewegen om de verdachte te bevoordelen uit de opbrengsten van de seksuele handelingen van het slachtoffer met of voor een derde.
Voor een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f, eerste lid sub 6° WvSr moet sprake zijn van opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander.
Dat de verdachte een (dwang)middel heeft ingezet tegen [naam slachtoffer 5], is – in tegenstelling tot wat de officier naar voren heeft gebracht – de rechtbank niet gebleken. [naam slachtoffer 5] beweegt zich namelijk ogenschijnlijk vrijelijk door Europa en is niet van plan geld dat verdachte wil hebben voor een paspoort dat zij aan [naam slachtoffer 5] heeft gegeven, te betalen. Reeds daarom kan niet tot een bewezenverklaring van mensenhandel als bedoeld in artikel 273f lid 1 sub 1° en 9° WvSr worden gekomen.
De rechtbank ziet overigens ook geen bewijs voor een van de drie gedragingen van sub 1° , te weten werven, huisvesten en opnemen. Weliswaar heeft verdachte [naam slachtoffer 5] op enig moment samen met iemand anders in Brussel opgehaald en naar de Antoniusstrasse in Aken gebracht en heeft [naam slachtoffer 5] daar als prostituee gewerkt, maar hieruit kan niet worden afgeleid dat verdachte haar voor dit werk heeft geworven, haar daar heeft gehuisvest of haar heeft opgenomen. Dat blijkt nergens uit naar het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin tot een bewezenverklaring worden geconcludeerd voor het tenlastegelegde onder sub 3°, te weten het aanwerven en/of medenemen naar Nederland. Nergens volgt namelijk uit dat verdachte [naam slachtoffer 5] mee naar Nederland heeft genomen. Er is geen enkel concreet bewijsmiddel op dit punt.
Voor de stelling dat verdachte voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [naam slachtoffer 5], zoals bedoeld in sub 6° van het eerste lid van artikel 273f WvSr, heeft de rechtbank ook onvoldoende aanknopingspunten gevonden in het dossier. Aan het paspoort dat verdachte aan [naam slachtoffer 5] heeft gegeven, heeft verdachte niets verdiend, want [naam slachtoffer 5] heeft haar er niet voor betaald gelet op de inhoud van de hierna nog te bespreken tapsgesprekken. [kennis verdachte] heeft overigens wel verklaard dat hij voor verdachte twee of drie keer bij [naam slachtoffer 5] geld heeft opgehaald in Aken, maar waarom [naam slachtoffer 5] dat geld aan verdachte deed toekomen, is niet bekend. Dat het geld, zoals men zou kunnen denken, diende ter afbetaling van een schuld van [naam slachtoffer 5] aan verdachte vanwege haar inspanningen om [naam slachtoffer 5] naar Aken te smokkelen, blijkt niet uit het dossier.
Het voorgaande betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 4 primair tenlastegelegde. De rechtbank komt echter wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair onder 4 tenlastegelegde. Hierin wordt verdachte mensensmokkel van [naam slachtoffer 5] verweten. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Op de passagierslijst van vlucht SN3183 van Brussel naar Rome om 17:25 op 18 januari 2010 staat als passagier [persoon 2].
[kennis verdachte] heeft verklaard dat [persoon 2] een Nigeriaanse is die onder naam [B.] werkt in de Antoniusstrasse in Aken. Het paspoort dat deze vrouw gebruikt is een Nederlands paspoort en kan om die reden volgens [kennis verdachte] niet van haar zijn. [kennis verdachte] heeft ook verklaard dat hij op enig moment heeft gezien dat ene [naam slachtoffer 4] dit paspoort onder zich had en dat [naam slachtoffer 4] hem dit paspoort heeft gegeven en dat hij het aan verdachte heeft gegeven. Hij kent [persoon 2] ook nog onder de naam [bijnaam slachtoffer 3].
Dit paspoort is ook onderwerp van gesprek geweest tussen verdachte en [kennis verdachte] tijdens een telefoongesprek dat zij voerden om 19:23 op 18 januari 2010 – dus kort nadat vlucht SN3183 van Brussel naar Rome was vertrokken met als passagier [persoon 2]. [kennis verdachte] zegt tegen verdachte: [persoon 2] he. Ik heb haar naar het vliegveld gebracht. Hoe heeft zij haar paspoort teruggekregen? Na enig heen en weer gepraat zegt verdachte tegen [kennis verdachte]: ik gaf het aan Isabelle.
Verdachte heeft ter zitting naar aanleiding van feit 4 en de naam [naam slachtoffer 5] verklaard dat [B.] haar schoonzus is en dat zij haar het paspoort van iemand anders, te weten [persoon 2], heeft gegeven.
Op 17 januari 2010 is [kennis verdachte] door [B.] om 15:57 gebeld. [B.] zegt tegen [kennis verdachte] dat hij haar moet komen ophalen. Ik ga morgen naar het vliegveld. Wil je me brengen? [kennis verdachte] zegt dat hij geen geld voor benzine heeft en [B.] zegt dat ze gaat proberen geld te vinden. Later die avond belt verdachte om 23:14 naar [kennis verdachte] en zegt tegen hem: [B.] belde mij dat jij haar naar België of wat. Ja, zegt [kennis verdachte], morgen. 10 uur.
De volgende dag, 18 januari 2010, belt [B.] om 10:14 weer naar [kennis verdachte] en vraagt hem: kom je nog naar Aken? Ja, zegt [kennis verdachte], ik ben nu weg. Verdachte belt op 18 januari 2010 verschillende keren met [B.]. Om 13:35 zegt ze tegen [B.] dat ze tegen pappa [te weten [kennis verdachte], rechtbank] moet zeggen dat hij moet opschieten want haar vlucht is om 05:25.
Voor de rechtbank staat op basis van de verklaringen van de in Nederland wonende [kennis verdachte] en verdachte, de aangehaalde tapgesprekken en de vluchtgegevens vast dat [naam slachtoffer 5], [B.] en [persoon 2] in deze context een en dezelfde persoon zijn en dat de [persoon 2] op de passagierslijst van vlucht SN3183 om 17:25 op 18 januari 2010 van Brussel naar Rome, [naam slachtoffer 5] is. [naam slachtoffer 5] heeft op enig moment het paspoort ten name van [persoon 2] van verdachte gekregen en is op 18 januari 2010 vanuit Aken in Duitsland naar het vliegveld in Brussel gebracht door [kennis verdachte]. Van daaruit is ze met de vlucht van 17:25 naar Rome gevlogen. Verdachte is gelet op hetgeen zij over de telefoon tegen [naam slachtoffer 5] zegt op de hoogte van de reis: ze kent immers de vertrektijd. Met dit alles is voor de rechtbank bewezen dat verdachte [naam slachtoffer 5] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door een andere lidstaat van de Europese Unie (België en Italië) door het verstrekken van het paspoort van [persoon 2] aan [naam slachtoffer 5]. Verdachte wist dat de toegang en de doorreis wederrechtelijk waren, eenvoudigweg omdat het paspoort op naam van [persoon 2] stond en niet op naam van [naam slachtoffer 5].
Rechtsmacht
De verdediging heeft ten aanzien van feit 4 primair een rechtsmachtverweer gevoerd waarbij wordt verwezen naar een uitspraak van het Hof Arnhem van 12 maart 2012 (LJN: BV8583). Het verweer komt er kort en feitelijk op neer dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vervolging voor zover het strafbare feit niet (mede) in Nederland is begaan en geen betrekking heeft op mensenhandel van minderjarigen.
In de tenlastelegging is namelijk als pleegplaats vermeld Nederland en/of een aantal andere landen. Aldus laat de tenlastelegging de mogelijkheid open dat het feit niet mede in Nederland is begaan. In dat geval kan geen rechtsmacht worden gebaseerd op artikel 5a (oud) van het Wetboek van Strafrecht, omdat verdachte de Nederlandse nationaliteit niet bezit.
Nu de rechtbank bewezen heeft geoordeeld dat het feit mede in Nederland is begaan, komt de rechtbank niet toe aan een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie. Opgemerkt zij hierbij dat de rechtbank voor dit oordeel eerst moest oordelen over het bewijs in die zaak en dat de rechtbank dus eerst op deze plaats toekomt aan een bespreking van het verweer.
Feit 5
Onder feit 5 wordt verdachte ervan verdachte dat zij samen met een ander mensenhandel heeft gepleegd ten aanzien van [naam slachtoffer 6].
De rechtbank heeft in het dossier gelezen dat [naam slachtoffer 6] zelf niet gehoord is. Ook pogingen daartoe door de rechter-commissaris zijn zonder gevolg gebleven. Haar gegevens zijn niet meer achterhaald.
Uit het dossier komt naar voren dat [naam slachtoffer 6] als prostituee werkzaam was in [naam bordeel 2]. Ook blijkt dat zij vanuit Spanje naar Nederland is gekomen. Ze heeft bij [kennis verdachte] verbleven. Verdachte heeft bij haar verhoor aangegeven dat [naam slachtoffer 6] op haar verzoek naar Nederland is gekomen. De eigenaressen van [naam bordeel 2] zocht iemand om te werken. Ze hebben samen het vliegtuig gepakt. Dat was toen haar zoontje 3 maanden oud was. [zoon verdachte] is op [geboortedatum zoon] geboren. [gtuige 1]s, de uitbaatster van [naam bordeel 2], heeft aangetoond dat [naam slachtoffer 6] op 1 maart 2009 is begonnen met werken.
De rechtbank maakt uit het voorgaande op dat verdachte weliswaar [naam slachtoffer 6] geworven heeft maar dat dit geruime tijd voor het tijdstip is gebeurd waarop zij in de prostitutie is gaan werken. De rechtbank gaat daar overigens bij vanuit dat het werven kort voor de daadwerkelijke reis naar Nederland heeft plaatsgevonden. In beginsel moet het begrip aanwerven in het kader van mensenhandel ruim worden uitgelegd. Nu er zoveel tijd tussen het aanweven en het daadwerkelijk aanvangen van de prostitutie werkzaamheden zit acht de rechtbank dat een brug te ver om dat nu nog onder de delictsomschrijving te scharen.
Daarnaast blijkt uit de overige verklaringen dat [kennis verdachte] aantoonbaar fouten maakt in de data die hij noemt.
De rechtbank komt dan ook tot vrijspraak voor zowel het primaire als het subsidiaire.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 mei 2009 in de gemeente Sittard-Geleen en de gemeente Heerlen en in Nigeria meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen een ander genaamd [naam slachtoffer 2],
door één of meer andere feitelijkheden en door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met en/of voor een derde en
[naam slachtoffer 2] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen vanuit Nigeria via Libië en Italië naar Nederland met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en voor een derde tegen betaling en
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 2] als prostituee laten werken en
- voor die [naam slachtoffer 2] een gelegenheid geregeld en laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en
- die [naam slachtoffer 2] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en
- die [naam slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededaders af te staan en/of af te dragen als terugbetaling van schuld en
- die [naam slachtoffer 2] een Nederlands, niet op haar naam staand paspoort gegeven ter legitimatie bij een clubcontrole en
- die [naam slachtoffer 2] laten zweren middels vodoo ritueel niets en/of niemand iets te vertellen, omdat er anders iets ergs zou gebeuren en/of de dood zou volgen van die [naam slachtoffer 2] en
- de familie van die [naam slachtoffer 2] onder druk heeft gezet;
2.
op één of meer tijdstippen gelegen in de periode van 1 september 2009 tot en met 5 februari 2010 in Nederland en te Aken, in Duitsland meermalen tezamen en in vereniging met een ander of anderen [naam slachtoffer 4] heeft/hebben geworven en vervoerd met het oogmerk van uitbuiting van [naam slachtoffer 4] en
[naam slachtoffer 4] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling terwijl zij de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 4] immers heeft zij, verdachte:
- voor die [naam slachtoffer 4] een gelegenheid geregeld alwaar zij zich kon prostitueren en
- die [naam slachtoffer 4] als prostituee laten werken en
- die [naam slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte af te staan en/of af te dragen als terugbetaling van schuld en
- die [naam slachtoffer 4] een Nederlands, niet op haar naam staand paspoort gegeven ter legitimatie bij een clubcontrole.
3.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 18 januari 2010 in Nederland en te Aken in Duitsland eenmaal, een ander, te weten [naam slachtoffer 5] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot een andere lidstaat van de Europese Unie (Belgie en Italie) en haar daartoe gelegenheid en middelen heeft verschaft, terwijl verdachte wist dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, immers heeft verdachte toen aldaar genoemde persoon voorzien van een vals paspoort.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 2
Mensenhandel
t.a.v. feit 4
Mensensmokkel
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 jaar en 5 maanden onder aftrek van voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat in de jurisprudentie een eenduidige lijn met betrekking tot het bepalen van de strafmaat in mensenhandelzaken moeilijk is vast te stellen. Verder is naar de mening van de verdediging in de jurisprudentie te zien dat de persoonlijke omstandigheden niet of nauwelijks van invloed zijn op de strafmaat. Door de verdediging is gewezen op de omstandigheid dat verdachte nog steeds geen verblijfstitel in Nederland heeft, moeder is van een 4-jarige en dat verdachte, ondanks dat zij daartoe voldoende gelegenheid had, tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis Nederland niet heeft verlaten en steeds op zittingen van de rechtbank is verschenen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Nu de rechtbank anders dan de officier van justitie voor een groot deel komt tot vrijspraak van de ten laste gelegde feiten, zal de op te leggen gevangenisstraf ook lager zijn dan geëist.
Bij de bepaling van de strafmaat wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij de reis van de meisjes [naam slachtoffer 2] en (de minderjarige) [naam slachtoffer 4] vanuit het buitenland naar Nederland. Voor die reis moesten de meisjes een vergoeding betalen die in geen enkele verhouding staat tot de werkelijke kosten van de reis.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan de uitbuiting van deze meisjes. Bij [naam slachtoffer 2] heeft verdachte misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie, nu [naam slachtoffer 2] immers illegaal in Nederland was en zich – door toedoen van verdachte – in een van verdachte afhankelijke positie bevond. Verdachte was volledig op de hoogte van die kwetsbare en afhankelijke positie en heeft daar op grove wijze misbruik van gemaakt voor eigen gewin. Zowel [naam slachtoffer 2] als [naam slachtoffer 4] moest (een deel van) de verdiensten uit de prostitutie afdragen aan verdachte.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het smokkelen van een ander meisje ([naam slachtoffer 5]).
Bij al deze handelingen heeft verdachte maar aan een ding gedacht: haar eigen geldelijke gewin. Om de integriteit, het welzijn en de veiligheid van haar slachtoffers lijkt zij zich niet bekommerd te hebben. Meedogenloos probeert ze elke cent binnen te halen die ze kan binnenhalen. Dat wordt pijnlijk duidelijk uit een van de afgeluisterde telefoongesprekken.
In dit gesprek vraagt de mensensmokkelaar aan verdachte om 200 dollar om reisbenodigdheden te kopen voor de overtocht van de te smokkelen meisjes. Verdachte vindt echter 200 dollar te veel. Zwemvesten, die van die 200 dollar gekocht moesten worden, vindt verdachte niet nodig. De Spaanse marine redt de meisjes toch wel. De mensensmokkelaar kan 100 dollar krijgen. Niet meer.
Deze opstelling kan verdachte extra worden aangerekend nu zij zelf weet hoe het is om verhandeld en uitgebuit te worden. Uit de tapgesprekken en de verklaring van verdachte ter zitting leidt de rechtbank namelijk af dat verdachte zelf in de prostitutie heeft gewerkt voor een madam en dat zij die madam veel geld schuldig is geweest. Geld dat zij dus heeft moeten terugverdienen voor haar madam door te werken in de prostitutie.
Ondanks deze kennis, ziet zij er geen been in om anderen aan te doen wat haar zelf is overkomen.
Met betrekking tot de de mensensmokkel van [naam slachtoffer 5] overweegt de rechtbank nog het volgende.
Verdachte is, door op deze wijze te handelen, lichtvaardig omgegaan met de belangen van Europa. De rechtbank rekent verdachte dat aan. Landen van de Europese Unie, waaronder Duitsland en Nederland, kunnen niet onbeperkt vluchtelingen opnemen. Onder druk van de toestroom van velen, onder wie personen die niet voor een vluchtelingenstatus in aanmerking komen, hebben Europese landen hun gastvrijheid moeten inperken door middel van een restrictief toelatingsbeleid. Daarbij zijn échte vluchtelingen nog steeds van harte welkom, maar het wordt voor hen steeds moeilijker om als echte vluchteling te worden erkend. Door het faciliteren van mensen die mogelijk geen recht hadden om in Europa asiel te krijgen heeft verdachte bijgedragen aan het bemoeilijken en langduriger maken van de asielprocedures, wat ten nadele strekt van echte vluchtelingen.
Mensensmokkel is daarom een ernstig feit, waarvoor in beginsel onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Voor mensenhandel en mensensmokkel bestaan geen oriëntatiepunten van het LOVS inzake de strafmaat. Voor twee artikelen die verwante problematiek raken, namelijk het in Nederland verblijven door een ongewenst vreemdeling (artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht) en het bezit van een vals paspoort (artikel 231, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht) bestaan wel oriëntatiepunten. In beide gevallen is het uitgangspunt een gevangenisstraf van twee maanden, wanneer geen sprake is van recidive. Bij deze oriëntatiepunten heeft de rechtbank aansluiting gezocht voor het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf voor mensensmokkel.
Met betrekking tot de bewezenverklaarde menselhandelzaken komt de rechtbank op grond van jurisprudentie tot een uitgangspunt van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden per slachtoffer. In de bewezenverklaarde feiten is geen sprake van geweld of verkrachting en de rechtbank is evenmin gebleken van andere bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot aanpassing van dit uitgangspunt.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat zij in Nederland een blanco strafblad heeft, ziet de rechtbank - deze omstandigheden afgezet tegen de ernst van de bewezenverklaarde feiten - geen aanleiding tot aanpassing van de strafmaat.
In de omstandigheid dat de redelijke termijn ruimschoots is overschreden, ziet de rechtbank aanleiding twee maanden in mindering te brengen op de op te leggen gevangenisstraf.
Gelet op dit alles, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Gelet op de op te leggen straf in relatie tot de duur van het voorarrest, wijst de rechtbank de vordering van de officier van justitie om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen, af.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 197a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 18 mei 2009 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Meerssen, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland, en/of in Nigeria, meermalen, althans eenmaal,(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander genaamd [naam slachtoffer 2], door dwang en/of door geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 2], en/of
die [naam slachtoffer 2] door dwang en/of door geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde en/of
[naam slachtoffer 2] heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [naam slachtoffer 2], terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
[naam slachtoffer 2] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen (vanuit Nigeria)(via Libië en/of Italië) naar Nederland met het oogmerk die [naam slachtoffer 2] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling en/of
[naam slachtoffer 2] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 2] enige handeling, heeft/hebben ondernomen, waarvan zij verdachte wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat zij slachtoffer [naam slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij slachtoffer de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 2] immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 2] als prostituee laten werken en/of
- voor die [naam slachtoffer 2] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [naam slachtoffer 2] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [naam slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid te werken in de prostitutie en/of
- die [naam slachtoffer 2] geen klant mocht weigeren en/of
- die [naam slachtoffer 2] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen (als terugbetaling van schuld) en/of
- woonruimte voor die [naam slachtoffer 2] geregeld en/of
- die [naam slachtoffer 2] een (Nederlands, niet op haar naam staand) paspoort gegeven ter legitimatie bij een clubcontrole en/of
- die [naam slachtoffer 2] geslagen en/of
- die [naam slachtoffer 2] laten zweren (middels vodoo ritueel) niets en/of niemand iets te vertellen, omdat er anders iets ergs zou gebeuren en/of de dood zou volgen van die [naam slachtoffer 2] en/of
- de familie van die [naam slachtoffer 2] onder druk heeft gezet en/of
(zaakdossier 5.3)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in de periode van 1 december 2008 tot en met 18 mei 2009 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Meerssen, althans in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland en/of in Nigeria,meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een ander, te weten [naam slachtoffer 2]
a. behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Duitsland en/of Italië) en/of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, (art. 197a lid 1 WvSr) en/of
b. uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Duitsland en/of Italië), en/of die persoon daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was, (art. 197a lid 2 WvSr)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) toen aldaar al dan niet in vereniging en/of al dan niet uit winstbejag genoemde persoon vanuit Nigeria en/of Libië naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Italië vervoerd of doen of laten vervoeren en/of (door het verstrekken van vliegtickets) gelegenheid gegeven naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Italië te reizen en/of die persoon voorzien of doen of laten voorzien van informatie en/of middelen en/of van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of (vervolgens) (in Nederland en/of België en/of Italië en/of Duitsland) die persoon vervoerd of doen of laten vervoeren en/of die persoon onderdak verschaft dan wel daarbij bemiddeld en/of die persoon voorzien van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of die persoon doen of laten reizen vanuit Nederland naar België en/of Duitsland en/of Italië en/of enig ander land binnen de Europese Unie, en dusdoende daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 5 februari 2010 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Meerssen, althans in het arrondissement Maastricht, en/of in de gemeente Eindhoven en/of de gemeente Maasgouw in elk geval in Nederland en/of te Aken, in Duitsland en/of in België en/of in Nigeria, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer 4] heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van [naam slachtoffer 4] , terwijl deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en/of
[naam slachtoffer 4] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen (vanuit Nigeria)(via Libië en/of Italië) naar Nederland met het oogmerk die [naam slachtoffer 4] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling en/of
[naam slachtoffer 4] ertoe heeft/hebben gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handelingen, met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [naam slachtoffer 4] enige handeling, heeft/hebben ondernomen, waarvan zij verdachte wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat zij slachtoffer zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl zij slachtoffer [naam slachtoffer 4] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 4] immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 4] als prostituee laten werken en/of
- voor die [naam slachtoffer 4] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kon prostitueren en/of
- die [naam slachtoffer 4] naar/van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [naam slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar en/of bij ongesteldheid te werken in de prostitutie en/of
- die [naam slachtoffer 4] geen klant mocht weigeren en/of
- die [naam slachtoffer 4] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen (als terugbetaling van schuld) en/of
- woonruimte voor die [naam slachtoffer 4] geregeld en/of
- die [naam slachtoffer 4] een (Nederlands, niet op haar naam staand) paspoort gegeven ter legitimatie bij een clubcontrole en/of
- die [naam slachtoffer 4] laten zweren (middels vodoo ritueel) niets en/of niemand iets te vertellen, omdat er anders iets ergs zou gebeuren en/of de dood zou volgen van die [naam slachtoffer 4] en/of
- die [naam slachtoffer 4] een abortus laten ondergaan;
(zaakdossier 5.4)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in de periode van 1 december 2008 tot en met 5 februari 2010 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Meerssen, althans in het arrondissement Maastricht en/of in de gemeente Eindhoven en/of in de gemeente Maasgouw in elk geval in Nederland en/of te Aken in Duitsland en/of in België en/of in Nigeria, meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een ander, te weten [naam slachtoffer 4]
a. behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Duitsland en/of Italië) en/of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, (art. 197a lid 1 WvSr)
en/of
b. uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Duitsland en/of Italië), en/of die persoon daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was, (art. 197a lid 2 WvSr)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) toen aldaar al dan niet in vereniging en/of al dan niet uit winstbejag genoemde persoon vanuit Nigeria en/of Libië naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Italië vervoerd of doen of laten vervoeren en/of (door het verstrekken van vliegtickets) gelegenheid gegeven naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Italië te reizen en/of die persoon voorzien of doen of laten voorzien van informatie en/of middelen en/of van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of (vervolgens) (in Nederland en/of België en/of Italië en/of Duitsland) die persoon vervoerd of doen of laten vervoeren en/of die persoon onderdak verschaft dan wel daarbij bemiddeld en/of die persoon voorzien van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of die persoon doen of laten reizen vanuit Nederland naar België en/of Duitsland en/of Italië en/of enig ander land binnen de Europese Unie, en dusdoende daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
3.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 december 2009 in de gemeente Heerlen en/of de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland en/of in Nigeria, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een ander en of anderen, genaamd [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1], en/of
die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, en/of
die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen naar Nederland met het oogmerk die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling;
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1], immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] als prostituee laten werken en/of
- voor die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kond(en) prostitueren en/of
- die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] naar/ van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen (als terugbetaling van schuld) en/of
- woonruimte voor die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] geregeld en/of
- die [naam slachtoffer 1] een (vals en/of vervalst Nederlands, niet op haar naam staand) paspoort gegeven ter legitimatie bij een clubcontrole en/of
- die [naam slachtoffer 3] geslagen;
(zaakdossier 5.1)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 december 2009 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland en/of in Nigeria, meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een ander, te weten [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1]
a. behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Spanje en/of Italië) en/of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, (art. 197a lid 1 WvSr) en/of
b. uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Spanje en/of Italië), en/of die perso(o)n(en) daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was, (art. 197a lid 2 WvSr)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) toen aldaar al dan niet in vereniging en/of al dan niet uit winstbejag genoemde [naam slachtoffer 1] vanuit Nigeria naar Nederland en/of België en/of Italië vervoerd of doen of laten vervoeren en/of (door het verstrekken van vliegtickets) gelegenheid gegeven naar Nederland en/of België en/of Italië te reizen en/of genoemde persoon [naam slachtoffer 3] (door het verstrekken van vliegtickets) gelegenheid gegeven naar België en/of Spanje te reizen en/of beide genoemde perso(o)n(en) voorzien of doen of laten voorzien van informatie en/of middelen en/of van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of (vervolgens) (in Nederland en/of België en/of Italië en/of Spanje) die perso(o)n(en) vervoerd of doen of laten vervoeren en/of die perso(o)n(en) onderdak verschaft dan wel daarbij bemiddeld en/of die perso(o)n(en) voorzien van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of die perso(o)n(en) doen of laten reizen vanuit Nederland naar België en/of Spanje en/of Italië en/of enig ander land binnen de Europese Unie, en dusdoende daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
4.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2008 tot en met 18 januari 2010 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland en/of te Aken, Duitsland en/of in Nigeria, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, genaamd [naam slachtoffer 5], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 5], en/of
die [naam slachtoffer 5] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, en/of
die [naam slachtoffer 5] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen naar Nederland met het oogmerk die [naam slachtoffer 5] (mede in Duitsland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling; en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 5], immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 5] als prostituee laten werken en/of
- voor die [naam slachtoffer 5] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kond(en) prostitueren en/of
- die [naam slachtoffer 5] naar/ van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die [naam slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [naam slachtoffer 5] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen (als terugbetaling van schuld) en/of
- woonruimte voor die [naam slachtoffer 5] geregeld en/of
- die [naam slachtoffer 5] een (vals en/of vervalst Nederlands, niet op haar naam staand) paspoort gegeven ter legitimatie bij een (club)controle en/of ;
(zaakdossier 5.6)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in de periode van 31 oktober 2008 tot en met 18 januari 2010 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland en/of te Aken in Duitsland en/of in België en/of in Nigeria, meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een ander, te weten [naam slachtoffer 5]
a. behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Duitsland en/of Italië) en/of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, (art. 197a lid 1 WvSr)
en/of
b. uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (België en/of Duitsland en/of Italië), en/of die persoon daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was, (art. 197a lid 2 WvSr)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) toen aldaar al dan niet in vereniging en/of al dan niet uit winstbejag genoemde persoon vanuit Nigeria naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Italië vervoerd of doen of laten vervoeren en/of (door het verstrekken van vliegtickets) gelegenheid gegeven naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Italië te reizen en/of die persoon voorzien of doen of laten voorzien van informatie en/of middelen en/of van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of (vervolgens) (in Nederland en/of België en/of Italië en/of Duitsland) die persoon vervoerd of doen of laten vervoeren en/of die persoon onderdak verschaft dan wel daarbij bemiddeld en/of die persoon voorzien van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of die persoon doen of laten reizen vanuit Nederland naar België en/of Duitsland en/of Italië en/of enig ander land binnen de Europese Unie, en dusdoende daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
5.
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 21 maart 2010 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland en/of te Aken in Duitsland en/of in Nigeria, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander en of anderen, genaamd [naam slachtoffer 6], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven en/of gehuisvest en/of opgenomen, (telkens) met het oogmerk van uitbuiting van die [naam slachtoffer 6] en/of
die [naam slachtoffer 6] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met één of meer andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of door misleiding en/of door misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare situatie heeft/hebben gedwongen en/of bewogen haar/hen te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handeling(en) met en/of voor een derde, en/of
die [naam slachtoffer 6] heeft/hebben aangeworven en/of medegenomen naar Nederland met het oogmerk die [naam slachtoffer 6] (mede in Duitsland) ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handeling(en) met en/of voor een derde tegen betaling;
en/of opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die [naam slachtoffer 6] , immers heeft zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- die [naam slachtoffer 6] als prostituee laten werken en/of
- voor die [naam slachtoffer 6] (een) kamer(s) en/of een gelegenheid geregeld en/of laten regelen alwaar zij zich kond(en) prostitueren en/of
- die [naam slachtoffer 6] naar/ van de plek waar zij zich prostitueerde gebracht en/of laten brengen en/of
- die[naam slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om vele uren achter elkaar te werken in de prostitutie en/of
- die [naam slachtoffer 6] gedwongen, althans bewogen om (een (groot) deel van haar) verdiensten uit de prostitutie aan haar verdachte en/of haar mededader(s) af te staan en/of af te dragen (als terugbetaling van schuld) en/of
- woonruimte voor die [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 1] geregeld en/of
- die [naam slachtoffer 6] een (vals en/of vervalst Nederlands, niet op haar naam staand) paspoort gegeven ter legitimatie bij een (club)controle;
(zaakdossier 5.8)
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij in de periode van 1 december 2008 tot en met 21 maart 2010 in de gemeente Sittard-Geleen en/of de gemeente Heerlen en/of de gemeente Meerssen, in elk geval in Nederland en/of te Aken in Duitsland en/of in Nigeria, meermalen althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een ander, te weten [naam slachtoffer 6]
a. behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (Belgie en/of Duitsland en/of Spanje) en/of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was, (art. 197a lid 1 WvSr)
en/of
b. uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland
en/of een andere lidstaat van de Europese Unie (Belgie en/of Duitsland en/of Spanje), en/of die persoon daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was, (art. 197a lid 2 WvSr)
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) toen aldaar al dan niet in vereniging en/of al dan niet uit winstbejag genoemde persoon vanuit Nigeria naar Nederland en/of Belgie en/of Duitsland en/of Spanje vervoerd of doen of laten vervoeren en/of (door het verstrekken van vliegtickets) gelegenheid gegeven naar Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Spanje te reizen en/of die persoon voorzien of doen of laten voorzien van informatie en/of middelen en/of van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of (vervolgens) (in Nederland en/of België en/of Spanje en/of Duitsland) die persoon vervoerd of doen of laten vervoeren en/of die persoon onderdak verschaft dan wel daarbij bemiddeld en/of die persoon voorzien van (een) vals(e) of vervalst(e) paspoort(en) en/of (een) identiteitspapier(en) en/of die persoon doen of laten reizen vanuit Nederland naar België en/of Duitsland en/of Spanje en/of enig ander land binnen de Europese Unie, en dusdoende daarvan een gewoonte heeft/hebben gemaakt;