ECLI:NL:RBMAA:2012:BY3000

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
165704 / HA ZA 11-766
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van echtscheidingsconvenant en verdeling van vermogensbestanddelen na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 7 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee ex-echtgenoten over de verdeling van vermogensbestanddelen na hun echtscheiding. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.H.J.M. van Heugten, vorderde vernietiging van de verdeling zoals vastgelegd in het echtscheidingsconvenant, en stelde dat zij benadeeld was omdat zij niet op de hoogte was van de werkelijke waarde van bepaalde te verdelen bestanddelen. De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Cohen, voerde verweer en stelde dat de eiseres de toebedeling te haren bate of schade had aanvaard, zoals ook in het convenant was opgenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 31 oktober 1986 huwelijkse voorwaarden zijn overeengekomen en dat hun huwelijk op 26 november 2008 is ontbonden. De vermogensrechtelijke gevolgen zijn geregeld in een echtscheidingsconvenant van 20 oktober 2008, waarin een onderbedelingsuitkering van € 58.115 aan de eiseres is vastgesteld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanvaarding van de verdeling door de eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat zij wist of had kunnen weten dat zij voor meer dan een vierde benadeeld was.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres, ondanks haar claim van dwaling, de toebedeling te haren bate of schade had aanvaard en dat zij niet met succes een beroep kon doen op benadeling. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. E.J.M. Driessen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 165704 / HA ZA 11-766
Vonnis van 7 november 2012
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. C.H.J.M. van Heugten te Sittard,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.F. Cohen te Sittard.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 december 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2012,
- de akte houdende vermeerdering van eis van [eiseres],
- de akte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis nader op heden bepaald.
1.3. Om organisatorische redenen wordt dit vonnis door een andere rechter gewezen dan de rechter ten overstaan van wie de comparitie is gehouden.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn onder het sluiten van huwelijkse voorwaarden gehuwd op 31 oktober 1986. Het huwelijk is op 26 november 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 19 november 2008. De vermogensrechtelijke gevolgen van de ontbinding van het huwelijk hebben partijen geregeld in het door hen ondertekende echtscheidingsconvenant van 20 oktober 2008. Daarbij is de uitkering wegens onderbedeling van [eiseres], ten laste van [gedaagde] vastgesteld op
€ 58.115.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert na eiswijziging samengevat - vernietiging van de verdeling bij voormeld convenant, vaststelling van de verdeling en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 193.979,02, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in 2011 er achter is gekomen dat zij heeft gedwaald omtrent de waarde van een aantal te verdelen c.q. te verrekenen bestanddelen. Als gevolg van de dwaling is zij voor meer dan een vierde benadeeld. Zij heeft de verdeling c.q. toebedeling niet bewust ten hare bate of schade geaccepteerd omdat zij niet bewust was van de ernst van de benadeling.
3.3. [gedaagde] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant behelst een verdeling van een beperkte gemeenschap tussen partijen.
4.2. De rechtbank begrijpt dat [eiseres] artikel 3:196 BW aan haar vordering ten grondslag legt. Op grond van artikel 3:196 lid 1 is een verdeling vernietigbaar, wanneer een deelgenoot over de waarde van één of meer bestanddelen van de gemeenschap heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld. Het vierde lid van artikel 3:196 BW bepaalt dat een verdeling niet op grond van dwaling omtrent de waarde vernietigbaar is als de benadeelde de toebedeling te zijnen bate of schade heeft aanvaard.
4.3. [gedaagde] doet een beroep op artikel 8.1. van het convenant dat als volgt luidt:
“Partijen zijn bedacht op de mogelijkheid dat deze scheiding en deling kan leiden tot over- of onderbedeling, althans tot benadeling van een der partijen, en partijen aanvaarden deze mogelijke benadeling volledig te hunner bate of schade.”
Partijen hebben elkaar volledige kwijting verleend (artikel 8.2. van het convenant) en hebben afstand gedaan van het recht om ontbinding dan wel wijziging van het convenant te vorderen (artikel 8.3. van het convenant).
4.4. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie volgt dat de enkele omstandigheid dat [eiseres] een verklaring tekent waarbij zij de verdeling te haren bate of schade aanvaardt en afstand doet van haar bevoegdheid ontbinding of wijzing te vorderen, niet aan een beroep op vernietiging in de weg staat. De rechtbank zal dan ook de aangevoerde feiten en omstandigheden beoordelen ten einde vast te stellen of [eiseres] de toebedeling te haren bate of schade heeft aanvaard.
4.5. De rechtbank constateert dat in het convenant niet aan alle te verdelen bestanddelen een waarde is toegekend. De bestanddelen waaraan partijen wel een waarde hebben toegekend omvatten in totaal een waarde van € 271.003,21. Bij gelijke verdeling zou ieder recht hebben op de helft, of te wel € 135.501. Een waarde van € 265.694,21 is aan [gedaagde] toebedeeld en een waarde van € 5.309 aan [eiseres]. De onderbedelingsuitkering die [gedaagde] aan [eiseres] heeft betaald bedraagt € 58.115. Per saldo heeft [gedaagde] derhalve € 207.579,21 ontvangen en [eiseres] € 63.424. De rechtbank stelt dan ook aan de hand van deze eenvoudige rekensom vast dat [eiseres] wist of kon weten dat zij - alleen al uitgaande van de wel bekende waarden van de te verdelen bestanddelen - voor meer dan een vierde was benadeeld.
4.6. In het convenant hebben partijen geen expliciete waarde toegekend aan de vennootschap onder firma van partijen, Vishandel [naam] [gedaagde]. De vishandel is aan [gedaagde] toebedeeld, terwijl [eiseres] middels artikel 4.20. van het convenant afstand heeft gedaan van“het vorderen van mogelijke rechten welke zij uit hoofde van de onderneming ten gelde zou kunnen maken”. Zowel in haar dagvaarding als tijdens de comparitie heeft [eiseres] gesteld dat zij akkoord is gegaan met de overbedeling van [gedaagde] omdat zij niet wilde dat de goed draaiende vishandel van partijen “kapot” zou worden gemaakt. De rechtbank begrijpt uit de stelling van [eiseres] dat zij, naast het feit dat zij bekend was met haar benadeling, wist dat de aan [gedaagde] toebedeelde vishandel een positieve waarde had. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom [eiseres], die mede-eigenaar was van de vishandel en - zoals hierboven overwogen - had kunnen weten dat zij al voor meer dan een vierde benadeeld was, zich ten tijde van de echtscheiding niet heeft laten informeren omtrent de waarde van de vishandel. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] [eiseres] die informatie heeft onthouden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [eiseres] wist of had kunnen weten wat de waarde van de vishandel was.
4.7. Uit het convenant blijkt verder niet wat de waarde was van de (nagenoeg volledig) aan [gedaagde] toebedeelde inboedel, de aan [eiseres] toebedeelde BMW, de aan [gedaagde] toebedeelde Mercedes en de diverse bankrekeningen waarvan er één aan [eiseres] is toebedeeld en vijf aan [gedaagde]. Uit de stellingen van [eiseres] in haar dagvaarding volgt echter impliciet dat [eiseres] ten tijde van het sluiten van het echtscheidingsconvenant wist dat al die bestanddelen een positieve waarde hadden. Ook hier geldt dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom [eiseres], zich ten tijde van de echtscheiding niet heeft laten informeren omtrent de waarde van deze bestanddelen in de wetenschap dat zij al voor meer dan een vierde werd benadeeld. Evenmin is gesteld of gebleken is dat [gedaagde] [eiseres] die informatie heeft onthouden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [eiseres] wist of had kunnen weten wat de waarde van deze bestanddelen was.
4.8. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat [eiseres], zoals door [gedaagde] gesteld en door [eiseres] onbetwist gelaten, zowel door de gemeenschappelijke echtscheidingsadvocaat van partijen als door de heer [betrokkene] van BSB assurantiën (verzekeringsadviseur en vriend van partijen ten tijde van het huwelijk) herhaalde malen is gewezen op de ongelijke verdeling en het feit dat zij werd onderbedeeld.
4.9. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [eiseres] de toebedeling te haren bate of schade heeft aanvaard en dus niet met succes een beroep kan doen op benadeling voor meer dan een vierde. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.10. Gelet op het feit dat partijen gewezen echtelieden zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Driessen en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012.?