ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2910

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
170822 / FA RK 12-453
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van voornaam van minderjarige in verband met psychische belasting en maatschappelijke discriminatie

In deze zaak hebben de ouders van een minderjarige jongen, geboren in 1995, een verzoek ingediend tot wijziging van zijn voornaam. De ouders hebben gekozen voor een Turkse naam bij de geboorte, maar ervaren nu dat deze naam leidt tot psychische problemen voor hun zoon. De jongen, die zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit heeft, heeft last van pesterijen en vooroordelen op school, wat zijn zelfbeeld en toekomstperspectief beïnvloedt. Hij voelt zich meer Nederlander dan Turk en wil dit ook naar buiten toe uitstralen. De ouders hebben verklaard dat, als zij de gevolgen van de naam hadden kunnen overzien, zij nooit voor deze naam zouden hebben gekozen. De rechtbank heeft de zaak op 11 september 2012 behandeld en de ouders hebben overtuigend aangetoond dat de naam een negatieve impact heeft op het leven van hun zoon. De rechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang voor de wijziging van de voornaam, ondanks het belang van naamconsistentie in het rechtsverkeer. De rechtbank heeft besloten dat de voornaam van de jongen kan worden gewijzigd in een naam die hij op internet gebruikt en waarmee hij zich op zijn gemak voelt. De beslissing is genomen in het kader van artikel 1:4 BW, dat de mogelijkheid biedt om voornamen te wijzigen op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger. De rechtbank heeft de wijziging gelast en bepaald dat de griffier de akte van geboorte zal aanpassen na een termijn van drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 11 september 2012
Zaaknummer: 170822 / FA RK 12-453
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven op het verzoekschrift van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
verzoekers,
verder te noemen: de ouders,
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. G.M.B.R. Niellissen,
betreffende:
de minderjarige:
[de minderjarige],
verder ook te noemen: [de minderjarige],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Het verloop van de procedure
De ouders hebben op 20 april 2012 een verzoekschrift ingediend tot wijziging van de voornamen van hun minderjarige zoon [de minderjarige]. Bij het verzoekschrift zijn producties gevoegd.
Bij brief van 21 mei 2012 heeft de advocaat van de ouders nog een productie overgelegd.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 augustus 2012, waar zijn verschenen de ouders, bijgestaan door mr. Bronneberg, te dezen vervangende zijn kantoorgenoot mr. Niellissen, en [de minderjarige]. [de minderjarige] heeft ter zitting zijn mening kenbaar gemaakt. De ouders hebben hun standpunt toegelicht. De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Uit het huwelijk van de ouders is op [1995] te [geboorteplaats] [de minderjarige] geboren. De geboorteakte van [de minderjarige] is opgenomen in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [A] in het jaar 1995 onder aktenummer [99999].
De vader van [de minderjarige] heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit. De moeder van [de minderjarige] heeft de Nederlandse nationaliteit. [de minderjarige] zelf heeft de Nederlandse en de Turkse nationaliteit.
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
De ouders hebben verzocht de voornamen van [de minderjarige] te wijzigen, in die zin dat de eerste voornaam [de minderjarige] wordt gewijzigd in [X], en te verstaan dat die wijziging geschiedt doordat aan de desbetreffende akte een latere vermelding wordt toegevoegd overeenkomstig artikel 1:20 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
Aan voormeld verzoek hebben de ouders het navolgende ten grondslag gelegd:
De ouders hebben bij de geboorte van [de minderjarige] gekozen voor een Turkse naam vanwege de Turkse afkomst van de vader. Zij hebben Nederland de laatste jaren zien veranderen van een zeer tolerant land, waar zij erg trots op waren, in een racistisch en intolerant land. Hadden zij op voorhand de gevolgen kunnen overzien van de naam [de minderjarige] dan hadden zij nooit voor die naam gekozen. [de minderjarige] lijdt psychisch onder zijn Turkse naam. Daarbij is tevens van belang dat [de minderjarige] het syndroom van Asperger heeft waardoor de gevolgen van zijn naam een nog grotere impact op hem hebben. Hij ondervindt veel last van zijn naam. Vanaf de basisschool wordt hij gepest en uitgescholden met zijn voornaam. Nu [de minderjarige] een Nederlands uiterlijk heeft, komt regelmatig de vraag naar voren waarom [de minderjarige] dan een buitenlandse naam heeft. Hij wordt geconfronteerd met veel vooroordelen en merkt heel sterk dat zijn naam een verkeerd beeld geeft van hem als “buitenlander”. [de minderjarige] voelt zich voor 100% “Nederlands” en wil dit ook graag naar de buitenwereld uitdragen. Voorts wordt de naam [de minderjarige] keer op keer geassocieerd met het Islamitisch geloof en daardoor wordt een aanzienlijke inbreuk gemaakt op het privéleven van [de minderjarige]. [de minderjarige] hangt het Islamitisch geloof niet aan en heeft door de vele opmerkingen een aversie tegen dat geloof gekregen. Door een wijziging van de voornaam [de minderjarige] zal die associatie niet meer aan de orde zijn. De ouders en [de minderjarige] maken zich veel zorgen over de toekomst van [de minderjarige]. [de minderjarige] heeft het gevoel op dit moment vaak door zijn naam te worden benadeeld. Hij wil een vervolgstudie gaan doen en daarna gaan solliciteren en hij maakt zich grote zorgen dat hij minder snel voor een sollicitatiegesprek zal worden uitgenodigd dan sollicitanten met een Nederlandse naam. Inmiddels gebruikt [de minderjarige] al circa drie jaar op internet de naam [X] ([Y]). Met die naam voelt [de minderjarige] zich op zijn gemak en hij merkt dat die naam goed wordt geaccepteerd en onder andere niet wordt geassocieerd met het Islamitisch geloof. De ouders zijn van mening dat zij een voldoende zwaarwichtig belang hebben bij het verzoek tot wijziging van de eerste voornaam van [de minderjarige] en dat de verzochte voornaam [X] tot de geoorloofde en gebruikte voornamen kan worden gerekend.
De ouders hebben bij het verzoekschrift een schriftelijke verklaring van [de minderjarige] overgelegd.
[de minderjarige] heeft daarin verklaard dat hij door de naam [de minderjarige] te vaak vervelende opmerkingen en vragen krijgt en dat hij naar zijn gevoel vaak benadeeld wordt door zijn naam. Waar hij zich het meest zorgen over maakt is, dat hij, als hij de HAVO heeft afgemaakt en - na een vervolgstudie - gaat solliciteren, benadeeld wordt, omdat hij denkt dat men eerder een “[B]” of “[C]” zal uitnodigen voor een gesprek, dan een “[D]” of “[E]”.
4. De standpunten ter zitting
[de minderjarige] heeft ter zitting nog het navolgende naar voren gebracht:
Hij heeft last van de naam [de minderjarige]. Op de basisschool werd hij bijvoorbeeld “vieze Turk” genoemd. Op de middelbare school werden hem steeds vragen gesteld en werd hem gevraagd of hij moslim is, of hij Marokkaan is, of zijn moeder een hoofddoek draagt, enz. Die opmerkingen en vragen doen hem pijn. Hij heeft niks met Turkije en is gewoon een Nederlander. Als de mensen echter de naam [de minderjarige] zien of horen, dan is hij opeens geen Nederlander meer. Hij ervaart dat als discriminatie en vindt dat onprettig en pijnlijk. Bij nieuwe vrienden stelt hij zich voor als [Y]. Zou hij zich voorstellen als [de minderjarige], dan krijgt hij weer allerlei vragen en moet hij weer uitleg geven en dat vindt hij vervelend. Hij heeft met zijn psycholoog over het probleem gesproken, maar de psycholoog heeft tegen hem gezegd dat hij [de minderjarige] een mooie naam vindt. Voor [de minderjarige] is het duidelijk dat de psycholoog dat alleen zegt om hem gerust te stellen. De verzochte voornaam [X] is de keus van zijn ouders en [de minderjarige] kan zich daarin vinden.
De advocaat van de ouders heeft gesteld dat [de minderjarige] in 5 Havo zit, dat hij dit jaar zijn diploma krijgt en dat het voor hem daarom heel belangrijk is dat zijn eerste voornaam [de minderjarige] gewijzigd wordt.
De vader van [de minderjarige] heeft toegelicht dat de ouders heel lang met [de minderjarige] over de naamswijziging hebben gesproken. Zij zagen dat [de minderjarige] last had van zijn naam en dat hij chagrijnig thuis kwam en vertelde dat hij door de naam [de minderjarige] steeds allerlei dingen moest uitleggen. Omdat de ouders zagen dat [de minderjarige] depressief werd en dat verergerde, hebben zij tegen [de minderjarige] gezegd dat zij vrede hebben met de naamsverandering.
De moeder heeft verklaard dat zij ziet dat [de minderjarige] last heeft van zijn naam.
5. De beoordeling
Ingevolge artikel 1:4, lid 4, BW kan de rechter wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Voor toewijzing van een dergelijk verzoek dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan. Verder dient het verzoek getoetst te worden aan de criteria, genoemd in artikel 1:4, lid 2, BW en dient beoordeeld te worden of de gewenste voornaam niet ongepast is of overeenstemt met een bestaande geslachtsnaam, tenzij deze tevens een gebruikelijke voornaam is.
De vraag wanneer sprake is van een voldoende zwaarwichtig belang, wordt in de wet of de wetsgeschiedenis niet beantwoord. Bruikbare aanknopingspunten voor de beantwoording van die vraag biedt met name de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Uit die jurisprudentie komt het volgende naar voren. Voornamen zijn een middel om personen binnen hun familie en in het maatschappelijk verkeer te identificeren. Daarom vallen voornamen onder het begrip privéleven en familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. Niet iedere regulering houdt ook een inmenging in; zeker een weigering om een voornaam aan te vullen kan niet zonder meer als ongeoorloofde inmenging worden aangemerkt. Steeds dient in dit verband onderzocht te worden of er sprake is van een “fair balance” tussen enerzijds de belangen van het individu en anderzijds de belangen van de staat, waarbij niet uit het oog kan worden verloren dat de staat een zekere mate van beoordelingsvrijheid toekomt (zie bijvoorbeeld Evans/ Verenigd Koninkrijk, EHRM 10 april 2007, no. 6339/05, rov. 75 en Johansson/ Finland, EHRM 6 september 2007, no. 10163/02 rov. 29). Bepalend bij de vraag of een weigering om een bepaalde voornaam toe te kennen een ongerechtvaardigde inmenging oplevert, is de mate van ongemak/overlast (“the degree of inconvenience”) die de betrokkene hiervan ondervindt. Daarbij dienen alle feiten en omstandigheden te worden meegewogen, waaronder ook de vraag of het voor de betrokkene feitelijk toch mogelijk is de gewenste voornaam te voeren.
In een multiculturele samenleving als de Nederlandse, waarin meerdere etnische bevolkingsgroepen naast elkaar wonen en werken, heeft iedereen, tot welke etnische groep hij ook behoort, gelijke kansen op de arbeidsmarkt en op sociaal, cultureel en politiek gebied, zonder de eigen identiteit geheel of gedeeltelijk te moeten prijsgeven. Binnen zo’n samenleving zou het dus ook niet hoeven uitmaken dat het gebruik van een naam associaties met een bepaalde bevolkingsgroep oproept.
[de minderjarige] is een Arabische jongensnaam die `zeldzaam’ betekent en die geheel in lijn met die betekenis niet heel vaak voorkomt. De vader van [de minderjarige] heeft zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit. Zijn wortels liggen echter in Turkije. [de minderjarige] daarentegen, als product van een Turkse vader en een Nederlandse moeder, is in Nederland geboren en ook in Nederland opgegroeid, heeft een bijna typisch Nederlands uiterlijk en hij voelt zich veel meer Nederlander dan Turk.
De ouders van [de minderjarige], en ook [de minderjarige] zelf, hebben tijdens de mondelinge behandeling aan de hand van een aantal sprekende voorbeelden op overtuigende en volstrekt invoelbare wijze toegelicht dat [de minderjarige] in het dagelijkse leven veel last heeft van het gebruik van zijn voornaam. Hoewel in het licht van het voorgaande het gebruik van die naam in objectieve zin in Nederland geen negatieve associaties zou behoeven op te roepen, gebeurt dat bij sommigen kennelijk wel en juist daarvan heeft [de minderjarige] heel veel last. Dat vele anderen ook positieve associaties bij de naam [de minderjarige] zullen hebben, of daar volstrekt onverschillig tegenover staan, kan daar voor [de minderjarige] kennelijk niet tegen opwegen. Dat betekent dat de rechtbank in het kader van de door haar in de onderhavige zaak aan te leggen toets simpelweg ervan heeft uit te gaan dat dat deze jongen van zeventien jaar in het dagelijkse leven veel last heeft van het gebruik van zijn voornaam [de minderjarige]. Dat die last sterk subjectief is ingekleurd, kan daaraan niets afdoen. De persoonlijke belangen van [de minderjarige], ook al zou iemand anders geen of veel minder last ervaren van die voornaam, acht de rechtbank voldoende zwaarwichtig voor de verzochte wijziging van zijn eerste voornaam. Het algemeen belang, waaronder het belang van het rechtsverkeer, waarbij een zo hoog mogelijke naamconsistentie hoog in het vaandel staat, dient in deze zaak dan ook te wijken voor het persoonlijk belang van [de minderjarige].
Ten aanzien van de gewenste voornaam [X], waarvan [de minderjarige] zich sinds inmiddels drie jaar op het internet bedient, doen zich geen beletselen voor als bedoeld in artikel 1:4, lid 2, BW.
De rechtbank acht het verzoek tot wijziging van de eerste voornaam [de minderjarige] in [X] voor toewijzing vatbaar. De wijziging geschiedt doordat op grond van artikel 1:4, lid 4, tweede volzin, BW van de beschikking een latere vermelding aan de akte van geboorte van [de minderjarige] wordt toegevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:20a lid 1 BW.
6. De beslissing
De rechtbank:
Gelast de wijziging van de voornamen van [de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [1995], van wie de geboorteakte is opgenomen in het register van de burgerlijke stand van de gemeente [A] in het jaar 1995 onder aktenummer [99999], in die zin dat de eerste voornaam [de minderjarige] wordt gewijzigd in: [X].
Bepaalt dat de griffier op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e lid 1 BW niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [A].
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op
11 september 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
JR
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.