parketnummer: 03/700202-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 november 2012
in de strafzaak tegen de minderjarige
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: op 22 december 2011 al dan niet samen met een ander of anderen [naam cafetaria] heeft overvallen.
Feit 2: op 27 december 2011 al dan niet samen met een ander of anderen [naam slachtoffer 1] op straat heeft beroofd.
Feit 3: op 27 december 2011 al dan niet samen met een ander of anderen [naam slachtoffer 2] op straat heeft beroofd.
Feit 4: op 27 december 2011 al dan niet samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [naam slachtoffer 3] op straat af te persen.
Feit 5: op 27 december 2011 al dan niet samen met een ander of anderen [naam slachtoffer 4] op straat heeft beroofd en daarbij [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] heeft bedreigd.
Feit 6: op 18 december 2011 al dan niet samen met een ander of anderen heeft ingebroken bij de [naam winkel].
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 tot en met 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij baseert zich daarbij op de aangiften van de slachtoffers en op de gedetailleerde verklaringen van de medeverdachte(n).
Verdachte heeft meegedaan met een drietal straatroven en eenmaal een poging daartoe. Daarnaast heeft verdachte een cafetaria/friture overvallen, waarbij hij samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] de overval heeft gepleegd, terwijl andere medeverdachten een voorverkenning hadden gedaan respectievelijk de vlucht mogelijk maakten en één van hen wapens had geleverd. Er was sprake van samenwerking binnen de groep, terwijl de uiteindelijke uitvoeringshandelingen door willekeurige verdachten binnen de groep werden verricht. De officier van justitie stelt dan ook dat er sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, nu dit volgens hem wegens gebrek aan bewijs niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in het dossier voldoende aanwijzingen zijn om het tenlastegelegde wettig bewezen te kunnen verklaren, met uitzondering van het onder 6 tenlastegelegde waarvan verdachte naar zijn mening dient te worden vrijgesproken.
De overtuiging dat verdachte bij de straatroven en de overval op de cafetaria aanwezig was, ontbreekt echter. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde, welk feit is gepleegd op
22 december 2011, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte op het tijdstip van de overval op school was. Dit blijkt uit een door de school afgegeven absentielijst, op welke verdachte op genoemde datum niet staat geregistreerd als zijnde afwezig. Medeverdachten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 1] noemen verdachte bovendien niet bij hun eerste verhoor als mededader, maar pas veel later. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft een de auditu verklaring afgelegd. Hun verklaringen kunnen dus niet leiden tot de nodige overtuiging van betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde.
Verder vertonen de personen die zichtbaar zijn op de videobeelden die zijn gemaakt in de zaak van mevrouw [naam medewerkster cafetaria] geen dermate specifieke kenmerken dat meteen duidelijk is dat een van de personen verdachte is.
Ten aanzien van de onder 2 tot en met 4 tenlastegelegde feiten ontbreekt volgens de raadsman eveneens de overtuiging dat verdachte hierbij betrokken was, nu hij in de nacht van 22 december 2012 na een bioscoopbezoek om ongeveer 00:00 uur is thuisgekomen en daarna de woning niet meer heeft verlaten. Dit wordt bevestigd door de moeder van verdachte. De medeverdachten hebben over de aanwezigheid van verdachte bij deze feiten niet of wisselend verklaard.
De raadsman concludeert dat verdachte wegens ontbreken van overtuigend bewijs ook ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 dient te worden vrijgesproken.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Op 22 december 2011 was aangeefster [naam medewerkster cafetaria] werkzaam in haar [naam cafetaria] te Meerssen. Opeens zag zij dat twee onbekende mannen, die beiden een bivakmuts droegen, de friture binnenkwamen. Eén van hen zette een zwarte zak op de toonbank en riep “Overval, overval, wij willen geld.” [naam medewerkster cafetaria] pakte hierop het geld uit de kassalade. Zij zag dat er een wapen op haar werd gericht. De tweede man stond achter de man met het vuurwapen. Er werd vervolgens om meer geld gevraagd, waarna [naam medewerkster cafetaria] nog meer geld in de tas stopte. De mannen renden vervolgens de friture uit.
Michaël [naam medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met verdachte een gewapende overval heeft gepleegd. [naam medeverdachte 4] leverde de wapens. [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 2], medeverdachte) haalden frieten. Toen ze terug kwamen zeiden ze dat ‘we’ de friture zouden gaan overvallen. Vervolgens werd besproken hoe de overval zou plaatsvinden en hoe men na de overval zou gaan vluchten. Hierbij waren [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 4] en verdachte aanwezig. Uiteindelijk werd besloten dat verdachte en [naam medeverdachte 1] de overval zouden plegen. Zij deden daartoe beiden een bivakmuts op en liepen met ieder een wapen in de hand de friture binnen.
[naam medeverdachte 1] zette een tas op de toonbank. Hij zwaaide met het vuurwapen en zei “Geld, geld nu”. Verdachte richtte het wapen op de vrouw. De vrouw stopte het geld in de tas en vervolgens zijn verdachte en [naam medeverdachte 1] naar buiten gerend. Buiten stonden [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] klaar met hun scooters. De buit werd later onder de vijf gelijkelijk verdeeld.
[naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 2] en verdachte het plan hadden om een friture te overvallen. [naam medeverdachte 4] werd gebeld met het verzoek een wapen te regelen. Ter plaatse hoorde [naam medeverdachte 4] over het plan. [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 2] haalden eten in de bewuste friture. Bij terugkomst vertelde [naam medeverdachte 2] over de aanwezigheid van camera’s en de aanwezigheid van een vrouw achter de kassa. Er werd afgesproken wie de overval zou plegen. [naam medeverdachte 1] en verdachte boden aan de overval te plegen. [naam medeverdachte 4] stelde hen twee imitatievuurwapens ter beschikking. [naam medeverdachte 1] en verdachte trokken een bivakmuts over hun hoofd en liepen naar de friture. Ze hadden ook een tas bij zich. [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] zaten ieder op hun eigen scooter, in afwachting van de terugkomst van [naam medeverdachte 1] en verdachte. Bij terugkomst sprong [naam medeverdachte 1] bij [naam medeverdachte 5] achterop en verdachte bij [naam medeverdachte 2]. Ze reden vervolgens samen weg naar Houthem. Aldaar werd de buit verdeeld.
Gelet op de verklaringen van de aangeefster, [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 4] stelt de rechtbank vast dat er op 22 december 2011 een gewapende overval heeft plaatsgevonden in [naam cafetaria], waarbij geld werd buitgemaakt.
[naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 1] hebben beiden verklaard over de aanwezigheid van verdachte bij de overval. Hij was betrokken bij het maken van het plan van de uitvoering en de vlucht en hij was degene die samen met [naam medeverdachte 1], gewapend met een imitatiewapen en met een bivakmuts over hun hoofd, de overval in de friture heeft gepleegd. De rechtbank acht de verklaringen van [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 1] geloofwaardig, omdat zij kort na hun aanhouding een verklaring hebben afgelegd over de overval en in hun verklaringen bovendien zichzelf hebben belast.
Uit bovengenoemde verklaringen blijkt niet alleen dat verdachte wist van het plan om de friture te overvallen, maar ook dat hij degene is geweest die het wapen op mevrouw [naam medewerkster cafetaria] heeft gericht.
Vooraf is besproken wie de overval zou plegen. Hierbij was verdachte aanwezig. Hij is één van degenen geweest die uiteindelijk de daadwerkelijke overval heeft gepleegd. De medeverdachten bleven ten tijde van de overval buiten wachten om de vlucht van de overvallers mogelijk te maken. Verdachte heeft gelijk gedeeld in de buit. Uit dit alles blijkt dat hij een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van het delict. Naar het oordeel van de rechtbank moet verdachte onder deze omstandigheden aangemerkt worden als medepleger. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte samen met anderen de overval heeft gepleegd. Hierbij gaat de rechtbank voorbij aan de verklaring van verdachte dat hij niet aanwezig was bij de uitvoering van de overval, omdat hij volgens zijn zeggen ten tijde van de overval op school was. Om dit aan te tonen is door verdachte een afwezigheidslijst van school overgelegd, waarbij verdachte op 22 december 2011 niet als afwezig stond geregistreerd. Uit deze absentielijst blijkt echter niet dat op de avond van 22 december 2011 daadwerkelijk les werd gegeven. Het is mogelijk dat op die dag de kerstvakantie al was gestart. Hierover is reeds bij de rechter-commissaris gesproken. Het had op de weg van verdachte gelegen om hierover opheldering te verschaffen. Verdachte had bij de school een verklaring kunnen vragen inhoudende dat op 22 december 2011 daadwerkelijk les gegeven werd en dat verdachte bij die les aanwezig was. Nu hij dit niet heeft gedaan, is dit alibi van verdachte niet voldoende onderbouwd en zal de rechtbank hieraan geen waarde hechten.
Gezien bovenstaande acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 en 3:
Op 27 december 2011 liepen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] over de [adres]te Maastricht, toen twee scooters hun richting uit reden. Op één van de scooters zaten twee personen. Op de andere scooter zat één persoon.
Aangever [naam slachtoffer 1] zag vervolgens dat de scooters stil gingen staan, beide bestuurders afstapten en in de richting van hem en [naam slachtoffer 2] liepen. De bestuurder van de witte scooter, zijnde de scooter waarop twee personen zaten, hield een wapen in zijn handen. De twee bestuurders, beide jongens, liepen naar [naam slachtoffer 2] en één van hen vroeg om haar mobiele telefoon. [naam slachtoffer 2] gaf haar telefoon af. De jongens liepen vervolgens naar [naam slachtoffer 1]. De jongen met het wapen drukte het wapen tegen [naam slachtoffer 1] hoofd. Terwijl [naam slachtoffer 1] onder schot werd gehouden, werd hij door de andere jongen gefouilleerd. [naam slachtoffer 1] voelde dat zijn mobiele telefoon, een Blackberry Curve, uit zijn broekzak werd weggenomen. Beide jongens sprongen daarna op de scooters en reden weg. [naam slachtoffer 1] verklaarde later dat hij de jongen met het vuurwapen herkende als [naam medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 2]).
Aangeefster [naam slachtoffer 2] verklaarde dat - nadat beide scooters gestopt waren - een jongen op haar afliep en een pistool op haar richtte. Hij zei “Geef je Blackberry”. [naam slachtoffer 2] gaf daarop haar telefoon af. Daarna richtte één van de jongens het pistool tegen het hoofd van [naam slachtoffer 1], waarna hij werd gefouilleerd. Zijn telefoon werd hierbij afgepakt. [naam slachtoffer 2] herkende [naam medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 2]) als een van de jongens op de scooters. Hij was niet degene die het wapen vasthield.
[naam medeverdachte 4] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij op 27 december 2011 met [naam medeverdachte 2] en verdachte op twee scooters door Maastricht reed. [naam medeverdachte 4] reed alleen op zijn scooter. Verdachte en [naam medeverdachte 2] zaten op één scooter. Zij waren voornemens om overvallen te plegen, waarbij een imitatiewapen zou worden gebruikt.
In Amby (Maastricht) kwamen zij een jongen en een meisje tegen. Nadat zij het tweetal voorbij waren gereden, zei [naam medeverdachte 2]: “stop”. Hij zette zijn scooter op de standaard en liep naar de jongen toe en zei hem dat hij zijn telefoon moest inleveren. Hij hield hierbij een imitatiewapen in zijn hand. Hij hield dit wapen tegen de jongen aan. De jongen werd gefouilleerd. Ook het meisje werd gedwongen haar telefoon af te geven. [naam medeverdachte 4] heeft de telefoon van [naam slachtoffer 2] later van [naam medeverdachte 2] gekregen.
[naam medeverdachte 2] heeft in een telefoongesprek met ene [D.] gesproken over de straatroof van [naam slachtoffer 2]. In dit gesprek zei hij “Ik heb haar met een pistool bedreigd”.
In verder data-verkeer zei hij: “Maar [naam verdachte] moet ook straf krijgen niet alleen ik”. (De rechtbank heeft begrepen dat de voornaam van verdachte [naam verdachte] is)
Op basis van de aangiften van [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], de verklaringen van [naam medeverdachte 4] en het telefoon- en dataverkeer tussen [naam medeverdachte 2] en [D.], stelt de rechtbank vast dat [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] op straat zijn overvallen. Hierbij werd bij [naam slachtoffer 1] onder bedreiging van een imitatiewapen zijn mobiele telefoon afgenomen. [naam slachtoffer 2] werd onder bedreiging van een imitatiewapen gedwongen haar mobiele telefoon af te geven.
De rechtbank stelt ook vast dat verdachte, [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] bij de straatroof aanwezig waren en dat verdachte de straatroven aldus samen met anderen heeft gepleegd.
Uit de verklaring van [naam medeverdachte 4] waar uit blijkt dat [naam medeverdachte 2] zijn kentekenplaatje heeft afgedekt, kan worden afgeleid dat er sprake was van een vooropgezet plan tussen [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 4] en verdachte om mensen op straat te beroven. Verdachte heeft hierbij een belangrijke rol gespeeld. De rechtbank acht de feiten 2 en 3 dan ook bewezen.
Ten aanzien van feit 4:
Op 27 december 2011 reed aangever [naam slachtoffer 3] op zijn fiets over de Ambyerstraat-Noord te Maastricht. Hij hoorde achter zich een scooter naderen en voelde dat hij van de weg werd geduwd in de richting van het trottoir. [naam slachtoffer 3] kwam hierdoor ten val. Hij zag dat op de scooter twee passagiers zaten. Zij stapten van hun scooter en liepen in de richting van [naam slachtoffer 3]. Een van de twee personen riep “Geef je mobiel hier”. [naam slachtoffer 3] pakte zijn fiets op en zag dat één van de jongens met een zwart pistool op hem afliep. Het pistool werd op hem gericht. Hij kreeg vervolgens een klap met het pistool tegen zijn rechteroor. De persoon bleef roepen dat hij zijn telefoon moest geven. [naam slachtoffer 3] liep vervolgens, zonder zijn telefoon af te geven, weg.
[naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat [naam medeverdachte 2] en verdachte hem voordat zij per scooter vertrokken, hadden verteld dat ze overvallen gingen plegen en daarom van hem het pistool (de rechtbank begrijpt dat hiermee het imitatiewapen wordt bedoeld) hebben geleend. [naam medeverdachte 4] is vervolgens met hen op pad gegaan, maar heeft - na de overval op [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] - de scooter met daarop verdachte en [naam medeverdachte 2] korte tijd uit het oog verloren. Toen hij [naam medeverdachte 2] en verdachte later weer zag, vertelde [naam medeverdachte 2] dat ze onderweg nog iemand waren tegengekomen.
Gelet op de aangifte en de ondersteunende verklaring van [naam medeverdachte 4] stelt de rechtbank vast dat is geprobeerd om [naam slachtoffer 3] op straat te beroven. De aangever heeft verklaard dat er twee daders bij de overval betrokken waren. Dit sluit aan bij de verklaring van [naam medeverdachte 4] dat hij verdachte en [naam medeverdachte 2] korte tijd uit het oog is verloren en dat in deze tijd de overval zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de poging tot afpersing is gepleegd door verdachte en [naam medeverdachte 2]. Uit de verklaring van [naam medeverdachte 4] blijkt dat er een plan tussen hen was gemaakt om mensen te beroven op straat. Er is dan ook sprake van medeplegen.
De rechtbank stelt vast, gezien de aangiftes en de verklaring van [naam medeverdachte 4], dat de modus operandi bij alle tenlastegelegde straatroven identiek was. Deze bestond uit het afdekken van de kentekenplaten van de bromscooters en het gebruik van een imitatiewapen, waarmee op dreigende wijze werd geprobeerd de mobiele telefoon van de slachtoffers in bezit te krijgen, waarna de jongens op de scooters wegreden. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat het onder 4 tenlastegelegde feit volgens de stukken in het dossier is gepleegd op de route die verdachte en de medeverdachte die nacht reden, namelijk op de Ambyerstraat Noord te Maastricht, gelegen tussen de [adres]en de [adres] te Maastricht, waar de eerdere respectievelijk de volgende straatroof heeft plaatsgevonden. Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte 2] bij het onder 4 tenlastegelegde feit betrokken is geweest. De rechtbank acht daarom ook feit 4 bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
Op 27 december 2011 liep aangever [naam slachtoffer 4] samen met [naam slachtoffer 5] over de Viaductweg te Maastricht. [naam slachtoffer 4] liep een stukje voor [naam slachtoffer 5], toen een scooter voorbij reed. De scooter stopte en de bijrijder liep naar [naam slachtoffer 4] toe. Op dat moment kwam nog een tweede scooter aangereden. Ook deze scooter stopte.
De bijrijder trok vervolgens een vuurwapen en drukte dit tegen de slaap van [naam slachtoffer 4] aan. De persoon vroeg om een telefoon en geld. [naam slachtoffer 4] ontkende deze bij zich te hebben. Hij voelde dat hij gefouilleerd werd en dat zijn telefoon, een Blackberry Curve, uit zijn broekzak werd weggenomen. Terwijl [naam slachtoffer 4] nog steeds onder schot werd gehouden, riep de bestuurder van de eerste scooter dat hij geld moest hebben. [naam slachtoffer 4] gaf zijn beurs. De bestuurder nam het geld uit de beurs (ongeveer € 15,-) en gooide de beurs weg. Op het moment dat [naam slachtoffer 5] bij [naam slachtoffer 4] aankwam, werd er tegen hem gezegd dat hij weg moest gaan. Ook werd [naam slachtoffer 5] fiets omgetrapt.
Aangever [naam slachtoffer 5] zag dat bij [naam slachtoffer 4] twee scooters stonden met daarbij drie of vier personen. Toen hij [naam slachtoffer 4] op korte afstand was genaderd, zag hij dat een van de personen een op een pistool gelijkend voorwerp in zijn handen vasthield. Het pistool werd eerst op [naam slachtoffer 4] gericht. De persoon met het vuurwapen richtte het pistool opeens op [naam slachtoffer 5] en liep op [naam slachtoffer 5] af. Deze persoon trapte [naam slachtoffer 5] fiets om. Ook zei hij dat [naam slachtoffer 5] zich er niet mee moest bemoeien en moest doorfietsen.
[naam medeverdachte 4] heeft verklaard dat [naam medeverdachte 2] en verdachte hem tevoren hadden verteld dat ze overvallen gingen plegen en daarom van hem een imitatiepistool hebben geleend. [naam medeverdachte 4] is vervolgens met hen op pad gegaan. Ze reden langs een jongen en stopten. [naam medeverdachte 3] [naam medeverdachte 2] liep met het wapen op de jongen af en vroeg om diens mobiele telefoon en beurs. Verdachte liep mee, keek in de beurs en gaf hem terug aan de jongen. Op het moment dat een andere jongen kwam aanfietsen, liep [naam medeverdachte 2] op deze jongen af en dreigde hem weg te gaan en gooide de fiets van de jongen op de grond.
Op basis van de aangiften van [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] en de verklaringen van medeverdachte [naam medeverdachte 4] stelt de rechtbank vast dat [naam slachtoffer 4] op straat is beroofd. Hierbij werden hij en [naam slachtoffer 5] bedreigd met geweld en werd bovendien geweld gebruikt tegen de fiets van [naam slachtoffer 5], door deze omver te trappen. De rechtbank stelt ook vast dat deze straatroof door verdachte, [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 2] is gepleegd. Zij hadden immers samen het plan opgevat om straatroven te plegen. Hiertoe werd een wapen meegenomen. Dat het ging om meerdere overvallers op twee scooters, heeft bijgedragen aan het bedreigende van de hele situatie voor de twee aangevers. Tenslotte werd de buitgemaakte telefoon bij medeverdachte [naam medeverdachte 2] aangetroffen. Uit het dossier is gebleken dat ieders rol inwisselbaar was. Er is dan ook sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank acht feit 5 daarom bewezen.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 heeft verdachte verklaard dat hij hierbij niet aanwezig heeft kunnen zijn, omdat hij in de nacht van 27 december 2011 na een bioscoopbezoek met familieleden, onder wie zijn moeder, om ongeveer 01:00 uur in bed lag. De moeder van verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij inderdaad op
26 december ’s avonds naar de bioscoop zijn gegaan, dat zij daarna naar huis zijn gegaan en dat zij verdachte in de betreffende nacht niet het huis heeft horen verlaten. Indien hij zou zijn weggegaan, zou zij dit hebben gehoord omdat zij een lichte slaper is, het laminaat boven kraakt en de voordeur klemt, terwijl aan de poort van de achter uitgang een bel is gemonteerd die klingelt wanneer de poort wordt geopend. Deze bel heeft zij in de nacht van 27 december 2011 niet gehoord. De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte na het bioscoopbezoek ruim vóór de tijd dat de straatroven zijn gepleegd, weer thuis was en naar boven is gegaan. De verklaring van de moeder van verdachte sluit echter niet uit dat verdachte op enig moment, mogelijk op een voor de moeder onbekende wijze, het huis heeft verlaten.
[naam medeverdachte 4] heeft zeer gedetailleerd verklaard over de wijze waarop de straatroven hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld over de afgedekte kentekenplaten van de scooter, waarover ook de overvallen personen hebben verklaard. De rechtbank acht de verklaringen van [naam medeverdachte 4] dan ook geloofwaardig. Gezien de gedetailleerdheid hiervan acht zij ook het gedeelte dat betrekking heeft op verdachte geloofwaardig.
Verdachte heeft ontkend bij de tenlastegelegde feiten betrokken te zijn geweest. Volgens hem hebben zijn toenmalige vrienden hem “erbij willen lappen”. Hij heeft echter desgevraagd geen enkele reden naar voren kunnen brengen waarom deze vrienden dat wilden doen. De rechtbank acht dit dan ook niet aannemelijk.
Ten aanzien van feit 6:
Op 18 december 2011 werd er ingebroken bij de [naam winkel] te Bunde. Hierbij werd een grote hoeveelheid parfum weggenomen.
[naam medeverdachte 1] heeft een verklaring afgelegd over deze inbraak. Hierbij heeft hij belastend verklaard over verdachte. Gelet op het feit dat alleen [naam medeverdachte 1] belastend heeft verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak, kan dit feit niet bewezen worden verklaard. Verdachte dient dan ook van feit 6 te worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 22 december 2011 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam medewerkster cafetaria] (eigenaresse van [naam cafetaria]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [naam medewerkster cafetaria], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededaders
- gemaskerd met een bivakmuts voornoemd cafetaria zijn binnengegaan en
- vervolgens een tas op de toonbank hebben gezet en
- vervolgens hebben geroepen: "Overval, overval, wij willen geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben getoond aan en gericht op die [naam medewerkster cafetaria] en
- vervolgens om meer geld hebben gevraagd;
2.
op 27 december 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type Blackberry Curve), toebehorende aan [naam slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1] heeft gehouden en
- vervolgens die [naam slachtoffer 1] heeft gefouilleerd en
- vervolgens voornoemde telefoon uit de kleding van die [naam slachtoffer 1] heeft weggenomen, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
3.
op 27 december 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Blackberry), toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [naam slachtoffer 2] en
- vervolgens tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat ze haar telefoon moest afgeven, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
4.
op 27 december 2011 in de gemeente Maastricht op de openbare weg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon, toebehorende aan die [naam slachtoffer 3], met dat oogmerk, tezamen en in vereniging met een ander,
- rijdende op een scooter die [naam slachtoffer 3] - welke op een fiets reed - van de weg heeft geduwd en ten val heeft gebracht en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond aan en gericht op die [naam slachtoffer 3] en
- vervolgens meermalen tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd "geef je mobiel hier" en/of "geef je telefoon" en
- vervolgens die [naam slachtoffer 3] met dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
op 27 december 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type Blackberry Curve) en een hoeveelheid geld (15 euro), toebehorende aan [naam slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] en/of tegen [naam slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 4] heeft gehouden en
- vervolgens die [naam slachtoffer 4] om geld en zijn telefoon heeft gevraagd en
- vervolgens die [naam slachtoffer 4] heeft gefouilleerd en
- vervolgens voornoemde telefoon uit de kleding van die [naam slachtoffer 4] heeft gehaald en geld uit de beurs van die [naam slachtoffer 4] heeft gehaald en
- vervolgens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [naam slachtoffer 5] en
- vervolgens de fiets van die [naam slachtoffer 5] omver heeft getrapt en
- vervolgens tegen die [naam slachtoffer 5] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij zich er niet mee moest bemoeien en dat hij moest doorfietsen, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 4:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 5:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt
gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Door [naam psycholoog], GZ-psycholoog, is een psychologisch onderzoek verricht naar de persoonlijkheid van verdachte. Van dit onderzoek is op 3 juli 2012 een rapport opgemaakt. Dit rapport vermeldt, als beantwoording van de vragen –zakelijk weergegeven-:
Bij betrokkene is sprake van een onrijpe emotionele en sociale ontwikkeling. Door de narcistische aspecten in zijn persoonlijkheidsontwikkeling komt een zekere behoefte aan aanzien en erkenning naar voren, hetgeen hem kwetsbaar maakt en gevoelig voor beïnvloeding van leeftijdgenoten. Er is tevens sprake van een zekere spanningsbehoefte…
Door de narcistische dynamiek in zijn persoonlijkheid is hij geneigd zijn eigen belang voorop te stellen en staat hij niet altijd stil bij de gevolgen en consequenties van zijn handelen voor anderen.
Zijn onrijpe emotionele en sociale ontwikkeling is echter niet van dien aard dat er gesproken kan worden van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Ook in de periode waarin het hem tenlastegelegde plaatsvond was geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van de deskundige en neemt deze dan ook over.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 2 jaren, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de bijzondere voorwaarde van toezicht door de jeugdreclassering en voortzetting van het traject ITB-Harde Kern zal worden opgelegd, met opdracht aan de jeugdreclassering aan de veroordeelde bij de naleving van de gestelde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van de tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft hij verzocht om bij oplegging van een jeugddetentie een eventueel onvoorwaardelijk deel te beperken tot de duur van het reeds ondergane voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke straf waaraan - indien de rechtbank dat wenselijk acht - bijzondere voorwaarden kunnen worden verbonden.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft samen met anderen een gewapende overval gepleegd op een cafetaria/friture. Amper vijf dagen later heeft hij samen met anderen drie slachtoffers op de openbare weg beroofd en één slachtoffer geprobeerd te beroven. Onder bedreiging van een (nep)vuurwapen werden de slachtoffers afgeperst of bestolen.
De rechtbank acht het buitengewoon zorgwekkend dat verdachte, ondanks zijn nog jonge leeftijd, is overgegaan tot het plegen van deze zeer ernstige feiten. Verdachte heeft bij de feiten kennelijk enkel geldelijk gewin voor ogen gehad. Dat de slachtoffers daarbij zeer angstige momenten hebben doorgemaakt op het moment dat zij werden bedreigd met een wapen – waarbij het voor hen uiteraard niet direct kenbaar was dat dit geen echt vuurwapen was - , was blijkbaar van ondergeschikt belang. Uit de aanvullende verklaringen van de slachtoffers blijkt dat zij de gebeurtenis niet alleen als traumatiserend hebben ervaren, maar dat dit ook verstrekkende gevolgen heeft gehad voor hun dagelijkse functioneren. De rechtbank doelt bij dit laatste met name op het feit dat enkele slachtoffers, door toedoen van verdachte, hun (toekomst)plannen hebben moeten laten varen.
Gelet op het zeer korte tijdsbestek waarbinnen de feiten zijn gepleegd en de brutaliteit en gemakzucht waarmee te werk is gegaan, lijkt het erop alsof het voor verdachte de normaalste zaak van de wereld is om dit soort feiten te plegen. Verdachte moet zich echter realiseren dat zulk gedrag absoluut niet getolereerd wordt en dat zijn gedrag verre van normaal is. De rechtbank neemt verdachte zijn ernstige grensoverschrijdende gedrag dan ook zeer kwalijk.
Door de psycholoog [naam psycholoog] wordt geadviseerd aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de voorwaarden van jeugdreclassering, alsmede een ambulante behandeling bij Sedna.
De jeugdreclassering, in de persoon van de heer [naam medewerker jeugdreclassering], heeft zich aangesloten bij het advies van de psycholoog. Behandeling door Sedna zou allereerst gericht moeten zijn op delictanalyse, waarna vervolgens behandeling kan plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan een jeugddetentie de enige passende strafmodaliteit is.
Qua duur van deze jeugddetentie zal de rechtbank het advies van de heer [naam medewerker jeugdreclassering] niet opvolgen. Verdachte heeft binnen korte tijd zeer ernstige feiten gepleegd. Hij heeft zijn deelname aan deze feiten stellig ontkend en is deze blijven ontkennen. De rechtbank maakt zich zorgen over de houding van deze nog jonge verdachte, welke houding er op wijst dat hij de verantwoordelijkheid voor zijn daden niet op zich neemt, dit in tegenstelling tot de medeverdachten. De rechtbank acht de non-coöperatieve houding van verdachte zeer verontrustend. Om deze reden is zij van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, zoals door de raadsman bepleit, niet op zijn plaats is. Zij zal aan verdachte jeugddetentie opleggen voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, zodat verdachte een flinke stok achter de deur heeft om hem te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht opleggen, ook als dat inhoudt het afmaken van het eventueel nog lopende traject ITB-Harde Kern.
In deelname aan een ambulant behandelingstraject bij Sedna, zoals geadviseerd, ziet de rechtbank geen meerwaarde, nu delictbespreking bij de behandeling bij Sedna een vooraanstaande plaats inneemt en verdachte zijn betrokkenheid bij het tenlastegelegde stellig blijft ontkennen, zodat, naar het oordeel van de rechtbank, delictanalyse niet mogelijk is.
7 De benadeelde partijen
Benadeelde partij [naam medewerkster cafetaria]:
De benadeelde partij [naam medewerkster cafetaria], [adres cafetaria], heeft zich ten aanzien van feit 1 in het strafproces tegen verdachte gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 2.742,60, bestaande uit € 1.242,60 aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoeding deels toe te wijzen. De gevorderde schade aan weggenomen geld ad € 330,-, acht de officier van justitie onvoldoende onderbouwd, nu blijkens de verklaringen van verdachten ieder € 30,- heeft ontvangen van de buit. De officier van justitie heeft aldus gevorderd het bedrag vast te stellen op € 150,-. De overige kosten aan materiële schade en immateriële schade komen voor vergoeding in aanmerking.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de verplichting tot het vergoeden van de schade hoofdelijk toe te wijzen en daarnaast de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair betoogd de vordering af te wijzen. Subsidiair heeft hij ten aanzien van de materiële schade aangevoerd dat hij de opgevoerde kosten met betrekking tot het omzetverlies onduidelijk acht. Ten aanzien van de immateriële schade refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [naam medewerkster cafetaria] als gevolg van feit 1 direct schade heeft geleden. De rechtbank acht deze vordering in zijn geheel toewijsbaar. Zij ziet, anders dan de officier van justitie en de raadsman, geen reden te twijfelen aan de door de benadeelde partij gevorderde € 330,- aan weggenomen geld. De onderbouwing van de vordering is afdoende. Ditzelfde geldt ook voor de gevorderde immateriële schade. De rechtbank ziet dan ook geen reden deze te matigen.
De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen. De vordering dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente van 22 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening. De rechtbank zal ten slotte de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Benadeelde partij [naam benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij 1], heeft zich ten aanzien van feit 6 in het strafproces tegen verdachte gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 225,- ter zake materiële schade.
Nu verdachte ten aanzien van dat feit zal worden vrijgesproken, zal [naam benadeelde partij 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 77i, 77l, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310, 312 en
317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 6 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarden of de bijzondere voorwaarde(n) heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zich zal gedragen overeenkomstig de door of vanwege de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt, ook als dat inhoudt het afronden van het eventueel nog lopende traject ITB-Harde Kern;
- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [naam medewerkster cafetaria], [adres], van een bedrag van € 2.742,60 (zegge: tweeduizendzevenhonderdtweeënveertig euro en zestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 22 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening:
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam medewerkster cafetaria] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam medewerkster cafetaria] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 30 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
22 december 2011 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam medewerkster cafetaria] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1], [adres benadeelde partij 1], in zijn vordering niet-ontvankelijk, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde partij 1] in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, plaatsvervangend kinderrechter, mr. J.S. Holthuis en mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 november 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 december 2011 in de gemeente Meerssen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam medewerkster cafetaria] (eigenaresse van [naam cafetaria]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam medewerkster cafetaria] en/of aan [naam cafetaria], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- gemaskerd met een bivakmuts voornoemd cafetaria is/zijn binnengegaan en/of
- (vervolgens) een tas op de toonbank heeft/hebben gezet en/of
- (vervolgens) heeft/hebben geroepen: "Overval, overval, wij willen geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan en/of gericht op die [naam medewerkster cafetaria] en/of
- (vervolgens) om meer geld heeft/hebben gevraagd;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2011 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type Blackberry Curve), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 1], althans in de richting van (het hoofd van) die [naam slachtoffer 1], heeft gehouden en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 1] heeft gefouilleerd, althans aan de kleding heeft onderzocht, en/of
- (vervolgens) voornoemde telefoon uit de kleding van die [naam slachtoffer 1] heeft weggenomen, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
3.
hij op of omstreeks 27 december 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Blackberry), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan en/of gericht op die [naam slachtoffer 2] en/of
- (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat ze haar telefoon moest afgeven, althans woorden van gelijke strekking, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
4.
hij op of omstreeks 27 december 2011 in de gemeente Maastricht op de openbare weg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een mobiele telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen,
- rijdende op een scooter die [naam slachtoffer 3] - welke op een fiets reed - van de weg heeft geduwd en/of ten val heeft gebracht en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond aan en/of gericht op die [naam slachtoffer 3] en/of
- (vervolgens) (meermalen) tegen die [naam slachtoffer 3] heeft gezegd "geef je mobiel hier" en/of "geef je telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 3] met een vuurwapen, althans met een hard voorwerp, (tegen het hoofd) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 27 december 2011 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk/type Blackberry Curve) en/of een hoeveelheid geld (15 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 4] en/of tegen [naam slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [naam slachtoffer 4], althans in de richting van (het hoofd van) die [naam slachtoffer 4], heeft gehouden en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 4] om geld en/of zijn telefoon heeft gevraagd en/of
- (vervolgens) die [naam slachtoffer 4] heeft gefouilleerd, althans aan de kleding heeft onderzocht, en/of
- (vervolgens) voornoemde telefoon uit de kleding van die [naam slachtoffer 4] heeft gehaald en/of geld uit de beurs van die [naam slachtoffer 4] heeft gehaald en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft gericht op die [naam slachtoffer 5] en/of
- (vervolgens) de fiets van die [naam slachtoffer 5] omver heeft getrapt en/of
- (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer 5] heeft gezegd (zakelijk weergegeven) dat hij zich er niet mee moest bemoeien en/of dat hij moest doorfietsen, zulks terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg;
6.
hij op of omstreeks 18 december 2011 te Bunde, in de gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een hoeveelheid parfums, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700202-12
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 12 november 2012 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Maastricht.