parketnummer: 03/700560-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 november 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
thans gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. J.P.H. Timmermans, advocaat te Beek.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met verdovende middelen op weg was naar het buitenland, dan wel dat hij deze heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of aanwezig had.
3 De beoordeling van het bewijs
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heroïne, cocaïne, amfetamine en MDMA naar het buitenland heeft vervoerd, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte;
- het aantreffen van de verdovende middelen;
- de aanvragen en rapporten van het NFI.
3.1 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 juli 2012 te Heerlen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1751,6 gram van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 402,1 gram van een materiaal bevattende cocaïne en ongeveer 903,2 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde heroïne, cocaïne, amfetamine en MDMA middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk genoemde materialen vervoerd per motorfiets met bestemming Duitsland.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat verdachte onder de categorie “pakezel” valt, zoals deze in de voorheen van toepassing zijnde oriëntatiepunten werd gehanteerd en is van oordeel dat de hierbij passende gevangenisstraf van 12 maanden dient te worden opgelegd. Tevens heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft ongeveer drie kg harddrugs uitgevoerd naar Duitsland.
In het bijzonder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat harddrugs grote gevaren opleveren voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien gaan de handel en het gebruik van verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. Het is algemeen bekend dat de inwoners van Zuid-Limburg, in het bijzonder die van de gemeenten Maastricht en Heerlen, veel overlast ondervinden van de handel in verdovende middelen. Verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd en dat rekent de rechtbank verdachte aan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank daarom passend.
Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf neemt de rechtbank de strafnormen voor de in- en uitvoer van harddrugs uit de ‘oriëntatiepunten straftoemeting en LOVS-afspraken’ van september 2012 als uitgangspunt. De rechtbank gaat uit van de ‘standaard’-categorie. Bij een hoeveelheid van ongeveer drie kg wordt een gevangenisstraf van 30 maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn blanco strafblad en het feit dat hij onmiddellijk medewerking heeft verleend aan het door de politie ingestelde onderzoek.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, een passende straf.
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank als uitgangspunt voor de op te leggen straf de ‘pakezel’-categorie, zoals deze in de voorheen van toepassing zijnde oriëntatiepunten was opgenomen, zou moeten nemen. De rechtbank overweegt dat straftoemetingsoriëntatiepunten niet als recht in de zin van art. 79 RO kunnen worden beschouwd (HR 3 december 2002, NJ 2003, 570). Evenmin is het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank acht zich in zoverre dan ook niet gebonden aan het gebruik van de eerder geldende oriëntatiepunten en gaat uit van de huidige oriëntatiepunten.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 november 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 juli 2012 te Heerlen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 1751,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 402,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 903,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of tenamfetamine en/of MDMA, zijnde heroïne, cocaïne, amfetamine, tenamfetamine en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk genoemde materialen/materiaal vervoerd per motorfiets met bestemming Duitsland, in elk geval met bestemming het buitenland;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2012 te Heerlen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1751,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 402,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 903,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of tenamfetamine en/of MDMA, zijnde heroïne, cocaïne, amfetamine, tenamfetamine en MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.