ECLI:NL:RBMAA:2012:BY2243

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
174351 / OT RK 12-1366 en 174354 / OT RK 12-1367
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van opvoeding en verzorging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan over het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. Het verzoek werd ingediend door Bureau Jeugdzorg Limburg, dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] wilde verlengen en een machtiging tot uithuisplaatsing vroeg. De kinderrechter heeft het verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen, omdat Bureau Jeugdzorg onvoldoende heeft aangetoond dat deze maatregel noodzakelijk was voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige].

[de minderjarige] is een tienjarig meisje dat haar eerste levensjaren in Congo heeft doorgebracht en op jonge leeftijd naar Nederland is gevlucht, waarbij ze gescheiden werd van haar ouders. De ouders van [de minderjarige] hebben overtuigend betoogd dat een uithuisplaatsing traumatisch zou zijn voor hun dochter, die al eerder een scheiding van haar familie heeft meegemaakt. De ouders hebben gekozen voor een school in België waar zowel Nederlandstalig als Franstalig onderwijs wordt gegeven, wat aansluit bij de opvoeding van [de minderjarige]. De kinderrechter heeft in overweging genomen dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat zij actief betrokken zijn bij de opvoeding van hun dochter.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toegewezen. De ouders zijn het eens met deze verlenging, maar verzetten zich tegen de uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders voldoende zorg en aandacht aan [de minderjarige] besteden en dat er geen dringende redenen zijn voor een uithuisplaatsing. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om goed samen te werken met Bureau Jeugdzorg en de gemaakte afspraken na te komen, in het belang van [de minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 5 oktober 2012
Zaaknummers: 174351 / OT RK 12-1366
174354 / OT RK 12-1367
BESCHIKKING OP VERZOEK VERLENGING ONDERTOEZICHTSTELLING EN MACHTIGING UITHUISPLAATSING
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige], geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [2002],
verder te noemen [de minderjarige],
kind van:
[naam moeder], wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: de moeder
advocaat mr. O.T.J.A. Kicken
en
[naam vader], wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: de vader, belanghebbende.
1. Verloop van de procedure
Op 31 augustus 2012 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te Roermond, verder te noemen bureau jeugdzorg, een verzoekschrift tot verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging uithuisplaatsing ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 27 september 2012. Door de advocaat van de moeder zijn ter zitting nog stukken overgelegd.
2. Vaststaande feiten
[de minderjarige] is geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] verblijft bij de moeder.
Bij beschikking van 17 november 2011 van de kinderrechter is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 17 november 2011 verleend tot 17 november 2012.
De ondertoezichtstelling loopt vanaf 17 november 2011.
3. Verzoek, grondslag en verweer
3.1
Bureau jeugdzorg heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor een periode van een jaar en een machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder voor LVG-zorg te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot en met 16 november 2012.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft bureau jeugdzorg verwezen naar de bij het verzoek gevoegde motivering en rapportage en het navolgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
[de minderjarige] komt niet toe aan haar ontwikkelingstaken die zij nodig heeft. Er is geen overeenstemming tussen de moeder en bureau jeugdzorg. De ouders hebben [de minderjarige] op een school in België geplaatst zonder toestemming van bureau jeugdzorg. In Nederland volgde [de minderjarige] passend onderwijs. Er is contact geweest met de school in België. Nu al wordt aangegeven, dat [de minderjarige] het vijfde leerjaar waarschijnlijk zal moeten overdoen. Het doel van bureau jeugdzorg is om de ouders van [de minderjarige] te laten groeien, maar bureau jeugdzorg komt niet vooruit, omdat moeder afhaakt. Het is moeilijk afspraken te maken. Het cultuurverschil is doorslaggevend voor de weerstand die de ouders hebben. De communicatie is moeilijk. Bureau jeugdzorg heeft een gezinsvervangend tehuis voor [de minderjarige] op het oog. Vandaar uit kan ze dan naar het passend onderwijs. Bureau jeugdzorg zal werken aan een terugplaatsing van [de minderjarige] naar huis. Bureau jeugdzorg persisteert bij haar verzoeken. De gezinsvoogd weet niet waarom in het huidige verzoek vermeld staat dat de moeder alleen het gezag heeft, dit in tegenstelling tot een eerdere beschikking, waarin staat vermeld dat de ouders gezamenlijk gezag hebben. De medewerkster van bureau jeugdzorg bevestigt dat de ouders nog steeds gehuwd zijn.
3.3
De advocaat heeft namens de moeder aangevoerd dat de moeder het eens is met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De vader is recent weer in het gezin aanwezig en levert een positieve bijdrage in het gezinssysteem. De moeder en de vader hebben grote bezwaren tegen de verzochte uithuisplaatsing van [de minderjarige]. [de minderjarige] is zes jaar geleden naar Nederland gekomen uit Kongo. Zij heeft daardoor al een scheiding van familie meegemaakt. Een uithuisplaatsing zal voor haar traumatisch werken. [de minderjarige] is op 3 september 2012 gestart op een school in Visé in België, alwaar zowel Nederlandstalig- als Franstalig onderwijs wordt gegeven. Dat is een weloverwogen keuze van de ouders geweest. [de minderjarige] is Franstalig opgevoed. De moeder brengt [de minderjarige] iedere dag met de trein naar Visé en haalt haar ook weer op. [de minderjarige] en de moeder hebben hiervoor een treinabonnement. Het huiswerk gebeurt in het Nederlands. Het feit dat [de minderjarige] het vijfde leerjaar mogelijk moet overdoen is onvoldoende zwaarwegend voor een uithuisplaatsing. De moeder volgt sinds kort een inburgeringcursus. Als [de minderjarige] hier in Nederland naar school gaat, dient zij met de fiets een te grote afstand te overbruggen tussen huis en school (nl. van [A] naar [B]) en dat vinden de ouders niet verantwoord voor een tienjarig meisje. Bovendien vinden de ouders onderwijs in het Frans naast Nederlands belangrijk.
3.4
De moeder heeft in aanvulling op het betoog van haar advocaat aangevoerd dat de afstand die [de minderjarige] van huis naar de school De Opstap zou moeten overbruggen veel te ver is. Bovendien moet [de minderjarige] dan een stuk over een onbewoonde weg, hetgeen de ouders veel te gevaarlijk vinden voor [de minderjarige]. Ook na schooltijd neemt [de minderjarige] deel aan activiteiten.
De moeder volgt van dinsdag tot en met vrijdag in de ochtenduren zelf onderwijs, hetgeen veel tijd vergt. Daarnaast neemt zij de tijd voor de kinderen. Soms is het moeilijk voor haar om dan ook nog alle afspraken na te komen.
3.5
De vader heeft aangegeven het eens te zijn met de ondersteuning van bureau jeugdzorg in de vorm van de ondertoezichtstelling. Hij is het niet eens met een uithuisplaatsing van [de minderjarige]. [de minderjarige] heeft al veel meegemaakt. Zij mag niet weer gescheiden worden van haar familie.
Een uithuisplaatsing zal een traumatische uitwerking hebben op [de minderjarige].
De vader en de moeder hebben welbewust een keuze gemaakt voor de school in Visé met Nederlands- en Franstalig onderwijs, omdat zij al twee jaar zagen dat er problemen waren op de Nederlandse school. Bovendien hebben ze niet gekozen voor een School in Visé vlakbij het treinstation, omdat die school alleen Franstalig onderwijs geeft. De vader geeft aan altijd in huis aanwezig te zijn, maar officieel elders geregistreerd te staan. Hij helpt de kinderen in het gezin met hun huiswerk en dat gaat goed. Ook na schooltijd wordt gezorgd voor activiteiten voor [de minderjarige]. [de minderjarige] beschikt over een fiets en thuis is er een trampoline en een synthesizer. [de minderjarige] is opgegeven voor de muziekschool, die in de nabijheid van het huis gelegen is. De ouders gaan met de kinderen naar het park. De vader is van mening dat men respect moet hebben voor hen als gezin en verzoekt om het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen.
4. Beoordeling
4.1
Uit de stukken en uit de verklaringen ter zitting blijkt dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. Beide ouders zijn het eens met een verlenging van de ondertoezichtstelling. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen.
Gezien de opmerking van de medewerkster van bureau jeugdzorg ter zitting zal de kinderrechter, nu de ouders nog steeds gehuwd zijn en er geen enkele reden is om uit te gaan van eenhoofdig gezag, uitgaan van gezamenlijk gezag. De kinderrechter zal de vader die als gezaghebbende ouder [de minderjarige] mede verzorgt en opvoedt (hetgeen niet is betwist) beschouwen als belanghebbende in plaats van informant.
4.2
Met betrekking tot het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing is de kinderrechter van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen.
Naar het oordeel van de kinderrechter is door bureau jeugdzorg onvoldoende aangetoond, dat een zo ver strekkende maatregel als uithuisplaatsing in de voorliggende zaak noodzakelijk is in het belang van de opvoeding en verzorging van [de minderjarige].
De kinderrechter heeft daarbij in overweging genomen dat het hier een tienjarig Congolees meisje betreft dat haar eerste levensjaren heeft doorgebracht in Congo en als jong kind, gescheiden van haar ouders gevlucht is naar Nederland. Deze scheiding heeft de nodige indruk gemaakt op [de minderjarige]. In het dossier wordt verder beschreven dat [de minderjarige] het fijn vindt om bij haar familie te zijn waarbij zij taken in het huishouden en zorgtaken voor de jongste kinderen naar zich toe trekt. Zij wordt hier niet toe gedwongen. Het -opnieuw- gescheiden worden van haar familie zal voor dit meisje dan ook zeker traumatisch zijn.
Daar komt bij dat de ouders ter zitting op overtuigende wijze hebben aangegeven waarom zij hebben gekozen voor een school in Visé in België waar zowel Nederlandstalig als Franstalig onderwijs wordt gegeven. Deze keuze is te begrijpen gezien het feit dat [de minderjarige] thuis Franstalig wordt opgevoed en voor het overige met Nederlands in aanraking komt omdat zij in Nederland opgroeit. Dat de school inmiddels heeft aangegeven dat [de minderjarige] het schooljaar waarschijnlijk moet overdoen maakt nog niet dat ouders willens en wetens een slechte keuze hebben gemaakt voor [de minderjarige]. Dat de ouders deze keuze hebben gemaakt zonder overleg met de gezinsvoogd is uiteraard onverstandig en ouders dienen in het vervolg dit soort keuzes tijdig eerst met de gezinsvoogd te bespreken hetgeen ouders hebben toegezegd. De schoolkeuze op zich maakt echter niet dat thans een uithuisplaatsing aan de orde dient te zijn. Als ouders onvoldoende zouden meewerken aan afspraken dan kan de gezinsvoogd middels een aanwijzing ouders erop wijzen dat zij dienen mee te werken aan de afspraken met de gezinsvoogd.
De overige argumenten van de gezinsvoogd om te komen tot een uithuisplaatsing zijn evenmin voldoende overtuigend. Vooralsnog is onvoldoende onderbouwd door de gezinsvoogd op grond waarvan zij stelt dat [de minderjarige] niet toekomt aan haar ontwikkelingstaken. De vader heeft onbetwist gesteld dat [de minderjarige] is aangemeld bij de muziekschool, dat er een instrument is aangeschaft, dat er een trampoline en fietsen zijn gekocht en dat [de minderjarige] kan fietsen. Dat [de minderjarige] wellicht niet op dezelfde wijze aan haar ontwikkelingstaken toekomt als een Nederlands kind is vanzelfsprekend een gevolg van het cultuurverschil maar ook dit maakt nog niet dat er sprake is van een bedreigde ontwikkeling die enkel kan worden afgewend door een uithuisplaatsing.
De kinderrechter merkt nog op van de ouders te verwachten dat zij op een goede manier zullen samenwerken met bureau jeugdzorg, nu de ondertoezichtstelling zal worden verlengd, en dat zij er alles aan zullen doen om de te maken afspraken met bureau jeugdzorg correct na te komen. Dit is in het belang van [de minderjarige].
4.3
De rechtbank zal op grond van het vorenstaande beslissen zoals hierna bepaald.
5. Beslissing:
Verlengt de termijn waarvoor voornoemde minderjarige onder toezicht is gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg met ingang van 17 november 2012 voor één jaar.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een zorgaanbieder voor LVG-zorg.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. van Blaricum, kinderrechter, en in het openbaar op 5 oktober 2012 uitgesproken in tegenwoordigheid van M.J.G. Dorren-Eggen, griffier.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.