ECLI:NL:RBMAA:2012:BY1934

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700706-10
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Causaal verband tussen slaan op romp en dubbelzijdige klaplong; toerekening van letsel

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 december 2010 in Heerlen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan het slachtoffer, heeft de rechtbank Maastricht op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan. De verdachte heeft de aangever meermalen met kracht geslagen, wat resulteerde in een dubbelzijdige klaplong en een gebroken rib. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de slagen die de verdachte heeft toegebracht en het letsel van de aangever. De verdediging voerde aan dat het letsel mogelijk spontaan was ontstaan, maar de rechtbank oordeelde dat de kans op een spontane klaplong zeer klein is en dat de gedragingen van de verdachte geschikt waren om het letsel te veroorzaken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en deze kans heeft aanvaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het aan deze vordering ten grondslag liggend strafbaar feit is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 03/700706-10
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 oktober 2012
In de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. C.W.J. Faber, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 8 april 2011, 1 juli 2011 en 9 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om [naam slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel samen met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (dubbelzijdige klaplong) heeft toegebracht, dan wel samen met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd om die [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2: een televisie en/of een spiegel en/of een isolatieruit van een caravan heeft vernield.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan. Verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair tenlastegelegd feit wel wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [naam slachtoffer], het bij [naam slachtoffer] geconstateerde letsel, de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte] en de verklaring van verdachte bij de politie. De officier van justitie gaat ervan uit dat de bij [naam slachtoffer] geconstateerde dubbelzijdige klaplong het gevolg is geweest van het door verdachte toegepaste geweld.
Zij acht niet bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade en evenmin dat er sprake was van medeplegen. Verdachte dient daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de onder
1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde bestanddelen ‘voorbedachten rade’ en ‘medeplegen’. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er causaal verband is tussen het opgelopen letsel (de dubbelzijdige klaplong) en de gedragingen van verdachte en evenmin dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood, dan wel de zware mishandeling van [naam slachtoffer].
De raadsman komt op grond van vorenstaande tot de conclusie dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Mocht de rechtbank toch een causaal verband aanwezig achten, dan heeft de raadsman verzocht op zitting een deskundige hierover te horen. Verdachte dient daarnaast partieel te worden vrijgesproken voor de onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde bestanddelen ‘voorbedachten rade’ en ‘medeplegen’, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de stukken in het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij de gepleegde vernielingen. Hij moet daarom ook worden vrijgesproken van feit 2.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De gedragingen van verdachte
Aangever [naam slachtoffer] lag in de nacht van 26 op 27 december 2010 in zijn bed in zijn chalet op de camping “ [naam]” te Heerlen te slapen. Plotseling werd hij wakker van geluid. Het licht in de kamer ging aan. Aangever zag medeverdachte [naam medeverdachte] staan en hoorde verdachte praten. Vervolgens voelde aangever dat hij klappen kreeg. Hij weet niet van wie. Aangever kon zich niet verweren en heeft geprobeerd zich in bed klein te maken. Wat er verder is gebeurd weet aangever niet meer.
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte aangever meerdere malen met twee vuisten tegelijk en met een elleboog op de zijkant van zijn lichaam heeft geslagen. Ook medeverdachte [naam medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte aangever heeft geslagen. Verdachte zelf heeft bekend dat hij aangever die nacht heeft geslagen. Hij weet echter niet meer precies waarmee of hoe hard of hoe vaak.
Uit deze verklaringen van aangever, getuige [naam getuige], medeverdachte [naam medeverdachte] en verdachte zelf is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever meermalen tegen het lichaam heeft geslagen.
Causaal verband
Uit de medische informatie in het dossier blijkt dat aangever een ribfractuur van de 8ste rib rechts en een dubbelzijdige klaplong heeft opgelopen. Het letsel heeft kunnen ontstaan door forse geweldsinwerking op de borstkast.
De rechtbank stelt voorop dat de beantwoording van de vraag of er causaal verband bestaat tussen de door verdachte toegebrachte slagen en aangevers dubbelzijdige klaplong, dient te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dubbelzijdige klaplong redelijkerwijs als gevolg van het toebrengen van de slagen aan verdachte kan worden toegerekend.
De raadsman heeft onder verwijzing naar het (aanvullende) deskundigenrapport aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden uitgesloten dat aangever die nacht spontaan een dubbelzijdige klaplong heeft opgelopen, De rechtbank begrijpt dit verweer aldus dat de raadsman hiermee bedoeld te betogen dat het daarom niet redelijk is de ontstane dubbelzijdige klaplong aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank stelt vast dat in het (aanvullende) deskundigenrapport staat dat een spontane klaplong zich tussen de 5 en 10 keer per jaar per 100.000 inwoners voordoet. Ook een dubbelzijdige klaplong kan spontaan ontstaan. De kans hierop is klein. Van de spontane klaplongen zijn 4 tot 10% van de gevallen dubbelzijdig.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte, het meermalen slaan tegen het lichaam van aangever, naar hun aard geschikt zijn om het resultaat, een dubbelzijdige klaplong, teweeg te brengen. De rechtbank baseert dit oordeel op de medische informatie in het dossier waaruit blijkt dat het letsel heeft kunnen ontstaan door forse geweldsinwerking op de borstkast. De rechtbank is verder van oordeel dat het enkele feit dat er een hele kleine kans bestaat dat een dubbelzijdige klaplong spontaan ontstaat niet aan de bewezenverklaring van causaal verband tussen de gedragingen van verdachte en het ontstaan van de dubbele klaplong in de weg staat (HR 13 juni 2006, NJ 2007, 48).
Het antwoord op de vraag in hoeverre de kans op een dubbelzijdige klaplong door een forse geweldsinwerking op de borstkast aanmerkelijk is, is in het onderhavige geval niet van belang. De rechtbank acht het dan ook niet nodig de deskundige ter zitting hierover te bevragen, zoals door de raadsman (voorwaardelijk) is verzocht. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman hiertoe derhalve af.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat de dubbelzijdige klaplong van aangever redelijkerwijs als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen aan verdachte kan worden toegerekend.
Opzet
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachtes opzet niet was gericht op de dood van aangever. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich door het meermalen te slaan tegen het lichaam van aangever echter wel blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangever hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en heeft verdachte deze kans ook aanvaard. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte kennelijk zo hard op de weerloos in bed liggende aangever heeft geslagen dat deze hierdoor een gebroken rib heeft opgelopen en een dubbelzijdige klaplong. Dat verdachte niet meer weet op welke wijze, hoe vaak en hoe hard hij heeft geslagen, doet hier niet aan af.
Voor zover de raadsman van verdachte heeft willen betogen dat voor een bewezenverklaring van het voorwaardelijke opzet op zwaar lichamelijk letsel dient vast te staan dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in de specifieke vorm waarin het zich in casu heeft voorgedaan (namelijk een dubbelzijdige klaplong) heeft aanvaard, is de rechtbank van oordeel dat dit een onjuiste opvatting is (HR 6 maart 2012, NJ 2012, 179).
Zwaar lichamelijk letsel
Uit de medische informatie in het dossier blijkt dat aangever onder meer een dubbelzijdige klaplong heeft opgelopen. Een dubbelzijdige klaplong betreft ernstig letsel dat tijdig en adequaat ingrijpen door het personeel van de ambulance vergde, aldus de medische informatie, alsmede een opname op de intensive care afdeling van het ziekenhuis. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat een dubbelzijdige klaplong als zwaar lichamelijk letsel kan worden beschouwd.
Medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op of omstreeks 27 december 2010 in de gemeente Heerlen, aan [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: dubbelzijdige klaplong), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, meermalen, te slaan tegen het lichaam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen en richtlijnen die hem worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte dient deel te nemen aan een ambulante behandeling. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 200 uren, bij niet verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op hetgeen volgens hem bewezen kan worden verklaard, op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest een passende straf vormt. Hij heeft ter onderbouwing van zijn standpunt gewezen op het blanco strafblad van verdachte, het tijdsverloop van de zaak en de rapportage van de Reclassering, waaruit blijkt dat sprake is van een gering recidiverisico. Verdachte heeft bovendien oprecht spijt van zijn handelen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij is rond middernacht de chalet van aangever [naam slachtoffer] binnen gegaan en heeft hem vervolgens, terwijl hij in bed lag, meermalen en met kracht tegen het lichaam geslagen. Aangever werd overrompeld door verdachte en kon zich daardoor niet verweren. Ten gevolge van de zware mishandeling heeft aangever onder andere een dubbelzijdige klaplong en een gebroken rib opgelopen.
Uit de slachtofferverklaring blijkt dat aangever nog steeds last heeft van het letsel dat door verdachte werd veroorzaakt. Hij voelt zich sinds het gebeuren niet meer veilig in zijn eigen chalet op de camping en is om die reden verhuisd. Naar eigen zeggen is hij in een isolement geraakt, ten gevolge waarvan hij zijn vrienden en kennissen van de camping niet meer vaak ziet. Ook ligt hij regelmatig in bed te piekeren over hetgeen die bewuste avond is gebeurd. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan. Wat betreft de ernst van het feit neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat verdachte het slachtoffer in zijn eigen chalet en gedurende de nachtrust meermalen en met kracht tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl daar geen enkele aanleiding voor was en het slachtoffer weerloos in bed lag.
De rechtbank heeft bij de strafmaat tevens acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 september 2012, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank acht, alles afwegende, de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf. Zij zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij niet verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te koppelen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1064,09 ter zake van feit 2. De vordering bestaat in zijn geheel uit materiële schade.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het aan deze vordering ten grondslag liggend strafbaar feit.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaar de algemene voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] , niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten, door verdachte tegen de verdediging van deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 oktober 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 december 2010 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, ellebo(o)g(en) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestompt of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met een knie tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 december 2010 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [naam slachtoffer], opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten: dubbelzijdige klaplong), heeft toegebracht,
door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, meermalen, althans eenmaal, te slaan tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, ellebo(o)g(en) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] te stompen of te slaan en/of meermalen, althans eenmaal, met een knie tegen het hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer] te stoten;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 december 2010 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer],
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, ellebo(o)g(en) tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestompt of geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, met een knie tegen het hoofd en/of het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 27 december 2010 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie en/of een spiegel en/of een isolatieruit van een caravan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.