Parketnummer: 03/830218-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 oktober 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 september 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander of anderen 450 hennepplanten heeft geteeld.
Feit 2: samen met een ander of anderen (door middel van braak) elektriciteit heeft gestolen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide aan verdachte tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert haar standpunt op het aantreffen van de hennepkwekerij in de woning van verdachte, het onderzoek verdovende middelen, de aangifte van Enexis B.V. en de verklaring van de zoon van verdachte. De officier van justitie vindt dat het binnentreden in de woning van verdachte rechtmatig heeft plaatsgevonden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het bewijs tegen verdachte op onrechtmatige wijze is verkregen, nu er ten tijde van het binnentreden in de woning van verdachte geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit ten aanzien van verdachte bestond. Er is weliswaar CIE-informatie, maar deze was volgens de raadsman onvoldoende concreet om een redelijk vermoeden als hiervoor bedoeld aan te nemen. Daarom dient alles wat na het binnentreden in de woning is aangetroffen te worden uitgesloten van het bewijs. Nu het dossier voor het overige onvoldoende wettig bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient verdachte te worden vrijgesproken van beide aan haar tenlastegelegde feiten.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Het binnentreden in de woning van verdachte
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Zij overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat bij de Criminele Inlichtingen Eenheid van de regiopolitie Limburg-Zuid (verder: CIE) in de maand januari 2011 van een informant de volgende informatie werd ontvangen:
“In de woning van [naam verdachte] aan de [adres verdachte] in Heerlen staat op dit moment een hennepplantage.”
Na raadplegen van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA), bleek dat de informatie betrekking had op:
[naam verdachte], geboren te [geboortegegevens verdachte], wonende te Heerlen, [adres verdachte].
De verstrekte informatie is als betrouwbaar aangemerkt. Vervolgens is op basis van deze informatie een machtiging tot binnentreden afgegeven voor het adres [adres verdachte], zijnde de woning van verdachte. Op 8 februari 2011 werd met behulp van deze machtiging, zonder toestemming van verdachte, binnengetreden in de woning.
Vooropgesteld moet worden dat verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen enkel op basis van CIE-informatie, mits deze informatie voldoende concreet is. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de - als betrouwbaar aangemerkte - informatie, zoals hiervoor weergegeven, dusdanig concreet is dat deze voldoende aanwijzingen oplevert voor een redelijk vermoeden van schuld voor overtreding van de Opiumwet. Op grond van dit redelijk vermoeden kon een machtiging worden afgegeven tot binnentreden in de woning van verdachte. Nu de politie met behulp van deze machtiging is binnengetreden in de woning en het binnentreden aldus rechtmatig is geschied, kunnen de resultaten uit het daaropvolgend onderzoek in de woning voor het bewijs worden gebezigd.
Feit 1 en 2
Op 8 februari 2011 werden in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres verdachte] te Heerlen, twee in werking zijnde hennepkwekerijen aangetroffen. Een kwekerij was gevestigd in de kelder en bestond uit 180 hennepplanten. De andere kwekerij was gevestigd op zolder en bestond uit 270 hennepplanten. Na onderzoek bleek het inderdaad om hennepplanten te gaan.
Tijdens het onderzoek in de woning van verdachte werd door een fraude-inspecteur van Enexis vastgesteld dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en dat aan de bovenzijde van de zekeringhouders twee illegale elektriciteitsaansluitingen waren gemaakt. Deze aansluitingen liepen buiten de meter om naar de hennepplantages in de kelder en op zolder. Door de twee illegale aftakkingen werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de twee hennepkwekerijen niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Door Enexis is aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit. Uit deze aangifte blijkt dat de overeenkomst betreffende de aansluiting en transport van elektriciteit naar het perceel [adres verdachte] op naam stond van verdachte.
De zoon van verdachte genaamd [W.] (hierna te noemen: [W.]) heeft bij de politie verklaard dat hij sinds 2009 samen met zijn moeder en zijn vriendin woonachtig was op het adres [adres verdachte]. Hij wist naar eigen zeggen niet dat op de zolder en in de kelder twee in werking zijnde hennepkwekerijen aanwezig waren. Hij mocht van zijn moeder nooit in deze ruimtes komen. [W.] had wel eens gevraagd waarom dat niet mocht. Hij kreeg toen van zijn moeder te horen dat dit haar zaken waren.
Uit voormelde bewijsmiddelen volgt dat de woning aan de [adres verdachte] te Heerlen op
8 februari 2011 in gebruik was bij verdachte en dat zich op de zolder en in de kelder van die woning twee hennepkwekerijen bevonden met in totaal 450 hennepplanten. Verdachte heeft zich zowel bij de politie als ter terechtzitting op haar zwijgrecht beroepen. Naar het oordeel van de rechtbank mag er, mede gelet op de verklaring van [W.], van uit worden gegaan dat verdachte wist wat er in haar eigen woning twee hennepkwekerijen aanwezig waren. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat zij het onder 1 tenlastegelegd feit heeft begaan op de wijze als hierna onder de bewezenverklaring vermeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende bewijs dat verdachte wist dat de stroom ten behoeve van de twee kwekerijen illegaal werd afgetapt. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 8 februari 2011 in de gemeente Heerlen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres verdachte]) een hoeveelheid van 450 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uren, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van 450 hennepplanten. Het kweken van een softdrug als hennep, zeker in een omvang als hier sprake van is, is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. In hennep zitten immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Daarbij komt dat de hennepteelt ook direct en indirect bijdraagt aan vele (andere) vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich om dit alles niet bekommerd en heeft zich kennelijk laten leiden door haar eigen financieel gewin, hetgeen de rechtbank haar aanrekent.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tevens acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf een passende straf en zal daarom aan verdachte opleggen een werkstraf van 100 uren, bij niet verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. A.M.A. Eijck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Romme, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 oktober 2012.
Buiten staat
Mr. Eijck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij, verdachte, op of omstreeks 8 februari 2011 in de gemeente Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres verdachte]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 450 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 8 februari 2011 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval toebehorende aan een ander of aan anderen dan aan haar, verdachte en/of aan haar, verdachtes, mededader(s), waarbij zij, verdachte en/of haar, verdachtes, mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.