ECLI:NL:RBMAA:2012:BY1517

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700241-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot opheffing schorsing voorlopige hechtenis

Op 26 oktober 2012 heeft de rechtbank Maastricht een vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte behandeld. De officier van justitie had deze vordering ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet onverwijld was ingediend, zoals vereist volgens artikel 84, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De schorsing van de voorlopige hechtenis was eerder op 26 juli 2012 verleend onder voorwaarden, en de verdachte had op 4 oktober 2012 melding gekregen van mogelijke schendingen van deze voorwaarden door Bureau Jeugdzorg Limburg. De verdachte werd op 24 oktober 2012 aangehouden op last van de officier van justitie wegens het overtreden van de schorsingsvoorwaarden.

De rechtbank overwoog dat de vordering tot opheffing van de schorsing pas op 26 oktober 2012 was ingediend, terwijl deze ook eerder, op 24 oktober 2012, had kunnen worden ingediend. De rechtbank stelde vast dat de wet niet expliciet definieert wat 'onverwijld' betekent, maar vulde dit in als 'zeer snel', wat in dit geval betekende dat de vordering op dezelfde of de volgende dag had moeten worden ingediend. Aangezien de officier van justitie de vordering niet tijdig had ingediend, wees de rechtbank de vordering af. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van griffier E.H.M. Bisscheroux-Heijnens en de officier van justitie werd geïnformeerd over de beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
AFWIJZING OPHEFFING SCHORSING VOORLOPIGE HECHTENIS
parketnummer: 03/700241-12
De rechtbank te Maastricht;
Gezien de vordering van de officier van justitie ingediend op 26 oktober 2012
strekkende tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige
hechtenis van
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Bij beschikking van 26 juli 2012 is de voorlopige hechtenis van verdachte
geschorst onder een aantal voorwaarden. De schorsing is ingegaan op 6 augustus
2012.
Op 4 oktober 2012 heeft Bureau Jeugdzorg Limburg bericht dat verdachte
diverse van deze voorwaarden geschonden zou hebben.
Op 24 oktober 2012 is verdachte vervolgens om 07.30 uur op last van de
officier van justitie aangehouden vanwege het overtreden hebben van de
schorsingsvoorwaarden.
De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft
de officier van justitie vervolgens heden, 26 oktober 2012, rond het middaguur
bij de rechtbank ingediend.
De officier van justitie heeft betoogd dat de vordering daarmee niet geheel
onverwijld is ingediend, maar dat, nu de vordering een aantal uren na het
indienen, behandeld kon worden daarmee niet wezenlijk aan de belangen van
verdachte tekort is gedaan. De vordering had immers, zo stelt de officier van
justitie, ook op woensdag 24 oktober 2012 kunnen worden ingediend waarna dan,
indachtig het termijnvoorschrift van art. 84 Sv, door de rechtbank uiterlijk
eerst heden op beslist zou hebben kunnen worden.
De raadkamer volgt de officier van justitie in deze gedachtengang niet.
Art. 84 tweede lid Sv schrijft voor dat indien de gedane aanhouding door het
OM noodzakelijk blijft geacht, het OM onverwijld zijn vordering tot herroeping
van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de rechter indient.
Hoewel de wet niet zegt wat "onverwijld" is, is, gegeven de belangen van
verdachte, voor de rechtbank duidelijk dat daarmee "zeer snel" wordt bedoeld.
De rechtbank vult het criterium in als op dezelfde dag of de volgende dag.
Zulks was in het onderhavige geval ook zeer wel mogelijk geweest.
Dit maakt het dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie af
zal wijzen, nu deze niet onverwijld is ingediend.
Gezien de artt. 82, 84 en 86 van het Wetboek van Strafvordering;
BESCHIKKENDE:
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige
hechtenis.
Aldus gedaan op 26 oktober 2012
door mrs. M.B. Bax, voorzitter, tevens plv. kinderrechter,
J.H. Klifman, rechter,
G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, rechter,
in tegenwoordigheid van E.H.M. Bisscheroux-Heijnens, griffier.
De officier van justitie brengt vorenstaande beschikking ter kennis van
verdachte.
Maastricht, 26 oktober 2012
De officier van justitie,