ECLI:NL:RBMAA:2012:BY1396

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/853030-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit in Sittard-Geleen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 26 oktober 2012 uitspraak gedaan tegen een verdachte die werd beschuldigd van het in vereniging telen van 185 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de aanwezigheid van een hennepplantage in de woning van de verdachte en zijn medeverdachte, op basis van verklaringen van de verdachte, de medeverdachte en de politie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte verantwoordelijk waren voor de illegale afname van elektriciteit, waarbij het noodzakelijkheidsbewustzijn van de verdachte werd erkend. De rechtbank heeft de verdachte als medepleger aangemerkt en heeft geoordeeld dat de hennepplantage aan hen toebehoorde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken en een werkstraf van 100 uren, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Enexis B.V. ter hoogte van € 3.176,22, plus kosten van rechtsbijstand.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 03/853030-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. J.J.M. Goltstein, advocaat te Kerkrade.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: al dan niet samen met een ander of anderen 185 hennepplanten heeft geteeld/bereid/bewerkt/verwerkt, dan wel hieraan medeplichtig is geweest;
Feit 2: al dan niet samen met een ander of anderen stroom heeft gestolen, dan wel hieraan medeplichtig is geweest.
3 De voorvragen
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de machtiging tot binnentreden onrechtmatig is afgegeven, nu de anonieme melding en de netmeting onvoldoende verdenking van een strafbaar feit opleverden. Het betreden van de woning was om die reden dan ook onrechtmatig.
De officier van justitie heeft betoogd dat er op basis van de anonieme melding en de ondersteunende netmeting voldoende verdenking was.
De rechtbank stelt met betrekking tot de aanleiding van het onderzoek het volgende vast.
Op 25 juni 2010 kwam bij de politie - door middel van een anonieme melding - informatie binnen over de aanwezigheid van een hennepplantage in een verhuurde woning aan de [adres] te Born. In de woning zouden zeker 1000 planten staan. Naar aanleiding van deze melding werd in de periode van 30 augustus 2010 tot en met 2 september 2010 een netmeting verricht op de hoofdkabel aan de [adres] te Born. Op deze netmeting waren duidelijke in- en uitschakelmomenten te zien. Naar aanleiding van deze informatie werd op 22 september 2010 een machtiging tot binnentreden in de woning aan de [adres] te Born afgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de anonieme melding voldoende specifiek en gedetailleerd was, nu hierin niet alleen de woning werd genoemd waarin de hennepplantage zich bevond, maar ook het aantal planten werd aangegeven. De daaropvolgende netmeting ondersteunde deze anonieme melding. Op grond hiervan was sprake van een redelijk vermoeden van schuld. Het afgeven van een machtiging tot binnentreden was dan ook rechtmatig, evenals het daarop volgende binnentreden van de woning. Het desbetreffende verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. De verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte], inhoudende dat hun rol bij de feiten beperkt is omdat zij slechts enkele vertrekken in hun woning ter beschikking hebben gesteld aan (een) derde(n), zijn volgens de officier van justitie ongeloofwaardig. Verdachte en [naam medeverdachte] verklaren namelijk verschillend over de datum waarop en de plaats waar zij deze derde(n) voor het eerst hebben getroffen. Daarnaast zijn hun verklaringen over de taal die de betreffende personen spraken niet gelijkluidend.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de tenlastegelegde feiten betoogd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de machtiging tot binnentreden onrechtmatig is afgegeven. Dit verweer zal door de rechtbank, gelet op de overwegingen onder 3, niet opnieuw besproken worden.
De raadsman heeft subsidiair betoogd dat feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 onduidelijk is vanaf welk moment de eigenaren van de hennepplantage stroom hebben gestolen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 22 september 2010 werd in de kelder van de woning aan de [adres] te Born, gemeente Sittard-Geleen, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de kelder stonden 185 hennepplanten. Deze werden in beslag genomen. Van deze planten werd een monster genomen dat bij een kleur-/reactietest positief reageerde op de aanwezigheid van hennep.
Voorts werd geconstateerd dat de stroomvoorziening was gemanipuleerd, waarvan Enexis B.V. aangifte deed. De zegels van de hoofdaansluiting waren verbroken. Er was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt, die de hennepplantage voorzag van stroom. Daarnaast was de hoofdbeveiliging verzwaard. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Zowel verdachte als medeverdachte [naam medeverdachte] hebben verklaard dat er een hennepplantage in hun woning aanwezig was. [naam medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij uit angst veranderingen aan de elektriciteitsmeter heeft aangebracht/laten aanbrengen. [naam medeverdachte] heeft ten tijde van haar verhoor op 24 september 2010 verder nog verklaard dat de hennepplantage ongeveer vijf maanden in de woning stond.
Gelet op de bevindingen van de politie, het onderzoek aan de aangetroffen hennepplanten en de verklaringen van verdachte en [naam medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat zich in de woning van verdachte en [naam medeverdachte] een hennepplantage bevond. Gelet op de aangifte van Enexis B.V. en de verklaring van [naam medeverdachte] staat ook vast dat de hennepplantage werd voorzien van illegaal afgenomen stroom. Gelet op de verklaring van [naam medeverdachte] over de aanvang van de hennepplantage, te weten vijf maanden voorafgaand aan haar verhoor op 24 september 2010, stelt de rechtbank ook vast dat vanaf dat moment de elektriciteit werd gestolen. Ter terechtzitting heeft de getuige [naam getuige] verklaard dat hij tijdens een controle in het pand tussen 15 juli 2010 en 6 augustus 2010 niets heeft gezien van een hennepplantage en (zo begrijpt de rechtbank) dus ook niets van illegaal afgenomen stroom. Deze verklaring komt echter niet overeen met de verklaring van [naam medeverdachte] over de aanvang van de hennepkwekerij. De verklaring van getuige [naam getuige] kan om die reden niet kloppen en wordt daarom door de rechtbank niet gevolgd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen dan wel medeplichtigheid aan de tenlastegelegde feiten.
Verdachte en [naam medeverdachte] hebben verklaard sedert acht jaren samen te wonen. Zij hebben samen de woning gehuurd tegen een huurprijs ter hoogte van € 925,- per maand. Het betreft een vrijstaande woning. Beiden wonen in deze woning. In verband met financiële problemen hebben verdachte en [naam medeverdachte] in deze woning door derden een hennepplantage laten inrichten. Deze plantage bevond zich in drie ruimten, te weten in de kelder en in twee kamers op de eerste verdieping. Verdachte heeft ter zake verklaard dat hij Joegoslaven heeft ontmoet na tussenkomst van een vriend. Deze Joegoslaven hebben het materiaal voor de inrichting gebracht, waarna twee andere personen gedurende drie dagen tijdens een week, elk van die dagen van 10.00 uur tot 22.00 uur, de inrichting hebben opgebouwd. De Joegoslaven hebben de aanleg van de elektrische installatie geregeld. Verder heeft verdachte verklaard dat de planten werden verzorgd door de Joegoslaven en dat er meerdere oogsten zijn geweest. Verdachte verklaart verder in detail over de kwaliteit van de diverse teelten. Hij verklaart dat hij en [naam medeverdachte] iedere maand € 1.250,- kregen om de huur en de energiekosten te kunnen betalen. [naam medeverdachte] zou deze kosten betaald hebben uit deze € 1.250,- door storting op de bank.
Verdachte zegt niet te weten of er iets aan de elektriciteitsmeter is gedaan. [naam medeverdachte] heeft hierover verklaard dat zij uit angst voor de degenen van wie de hennepplantage was veranderingen aan de elektriciteitsmeter heeft laten aanbrengen.
De verdediging heeft zich op basis van bovenstaande verklaringen op het standpunt gesteld dat er sprake is van medeplichtigheid. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Zij acht de verklaringen van verdachte en [naam medeverdachte] omtrent de Joegoslaven, aan wie de hennepplantage zou toebehoren, niet geloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat hun eigen verklaringen en de verklaringen in onderling samenhang bezien tegenstrijdigheden bevatten. Zo wordt wisselend verklaard over de eerste contacten die werden gelegd met de Joegoslaven, de wijze waarop de contacten verliepen, het aantal bezoeken van de Joegoslaven aan de woning van verdachte en [naam medeverdachte], de personen die de planten verzorgden, alsmede het aantal oogsten. Het is niet aannemelijk geworden dat de hennepteelt georganiseerd werd door Joegoslaven en dat verdachte en [naam medeverdachte] “slechts” behulpzaam waren door hun woning voor de teelt ter beschikking te stellen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hennepplantage aan verdachte en [naam medeverdachte] zelf toebehoorde en dat zij samen verantwoordelijk waren voor de verzorging van de planten. Verdachte dient dan ook als medepleger te worden aangemerkt ten aanzien van feit 1.
Gelet op deze conclusie ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of kan worden bewezen dat verdachte zich - samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte] - heeft schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit (feit 2). De rechtbank dient in dat verband te bewijzen dat in dit geval sprake is van het wegnemen van elektriciteit met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Ter beoordeling van de vraag of al dan niet sprake is van dit oogmerk dient de rechtbank acht te slaan op het ter zake in de jurisprudentie ontwikkelde criterium van het zogenoemde noodzakelijkheidsbewustzijn (HR 5 januari 1982, LJN-nummer AB8977). Vertaald naar de bewijsvraag in deze zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte, naar hij besefte, het als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg met zich bracht, dat hij zich de elektriciteit wederrechtelijk toe-eigende. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, binnen de context van de feiten en omstandigheden zoals deze uit bewijsmiddelen blijken en zoals deze hiervoor zijn weergegeven, gerelateerd aan de specifieke betrokkenheid van verdachte bij de hennepplantage, voldoende feitelijke aanknopingspunten biedt om deze vraag bevestigend te beantwoorden. De enkele stelling van verdachte dat hij geen wetenschap had van de illegale afname van elektriciteit acht de rechtbank niet geloofwaardig. Daaruit volgt dat verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte] verantwoordelijk zijn voor de afname van de niet-geregistreerde elektriciteit.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander 185 hennepplanten heeft geteeld (feit 1 primair) en samen met een ander elektriciteit van Enexis B.V. heeft gestolen (feit 2 primair).
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Primair
op 22 september 2010, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres], 185 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. Primair
in de periode van 1 april 2010 tot 22 september 2010, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft samen met zijn mededader 185 hennepplanten in zijn woning geteeld. Daarnaast heeft hij samen met zijn mededader elektriciteit van Enexis B.V. gestolen. Cannabis is bij regelmatig gebruik schadelijk voor het welzijn en de (geestelijke) gezondheid van de (veelal jeugdige) gebruikers. De hennepteelt en de daaromheen gegroepeerde vormen van strafbaar handelen zijn vaak, al dan niet gepleegd in georganiseerd verband, oorzaak van vele vormen van overlast, gevaar door het illegaal afnemen van stroom (brandgevaar), alsmede van criminaliteit. Het telen van en handelen in hennep is dan ook onverkort verboden. Daarmee is ook het handelen van verdachte maatschappelijk onaanvaardbaar te noemen, nu hij deel heeft uitgemaakt van dit illegale circuit. Verdachte is hieraan geheel voorbijgegaan en heeft zich kennelijk enkel laten leiden door eigen financieel gewin.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Voor het met een zekere bedrijfsmatigheid en/of professionaliteit telen van 100 à 500 planten, door een first offender, die niet in het kader van een georganiseerd verband handelt, wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken opgelegd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij op 12 december 2011 in de zaak met parketnummer 03-177725-11 door de politierechter werd veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 315,- ter zake overtreding van de Opiumwet. De rechtbank ziet in de veroordeling van 12 december 2011 geen reden om in de onderhavige zaak tot oplegging van een lagere straf over te gaan dan zij zou hebben opgelegd indien verdachte op 12 december 2011 niet zou zijn veroordeeld. De rechtbank ziet in deze veroordeling juist een crimineel gedragspatroon waaruit blijkt dat verdachte overgaat tot het plegen van strafbare feiten - in het bijzonder overtreding van de Opiumwet - indien er sprake is van financiële problemen. Ter terechtzitting heeft verdachte immers verklaard dat financiële problemen steeds de aanleiding waren om tot overtreding van de Opiumwet over te gaan. De rechtbank ziet hierin een recidiverisico en acht een stok achter de deur, in de vorm van een voorwaardelijke straf, noodzakelijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij thans werk heeft. Het lijkt dan ook weer de goede kant op te gaan met verdachte. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou betekenen dat verdachte zijn werk zou verliezen en hij weer terug bij af is. Dit acht de rechtbank niet wenselijk. De rechtbank houdt hierbij ook rekening met de omstandigheid dat de strafbare feiten zich meer dan twee jaar geleden hebben afgespeeld. De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van twee jaren, mede gelet op het eerder genoemde recidiverisico. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een werkstraf opleggen. Verdachte dient namelijk direct de gevolgen van zijn strafbaar handelen te voelen. De rechtbank acht een werkstraf voor de duur van 100 uren passend, te vervangen door 50 dagen hechtenis, indien de werkstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij Enexis B.V. heeft een schadevergoeding van € 3.944,22 ter zake van feit 2 gevorderd, waaronder € 768,- aan kosten van rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen. De raadsman heeft de vordering niet bestreden en zich ter zake gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij Enexis B.V. als gevolg van feit 2 (primair) direct schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.176,22. Enexis B.V. heeft de vordering volledig onderbouwd. Daarnaast heeft de benadeelde partij nog kosten gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van € 768,-. Deze kosten zijn overeenkomstig het geldende liquidatietarief. De vordering is dan ook in zijn geheel toewijsbaar. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen, nu de schade is veroorzaakt door verdachte en zijn mededader. Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van een proeftijd van twee jaren de algemene voorwaarde heeft overtreden;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij Enexis B.V., Postbus 689, 5201 AR 's-Hertogenbosch, van een bedrag van € 3.176,22 (zegge: drieduizendeenhonderdzesenzeventig euro en tweeëntwintig eurocent);
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij Enexis B.V. tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op € 768,- (zegge zevenhonderd achtenzestig euro);
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Enexis B.V., voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 41 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij Enexis B.V. vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. W.F.J. Aalderink en mr. R.M.M. Kleijkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 oktober 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 september 2010, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer ongeveer 185, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 22 september 2010, in de gemeente Sittard-Geleen, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben
gehad in een pand aan de [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 185, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 22 september 2010 te Born, gemeente Sittard-Geleen,, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot 22 september 2010, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 februari 2010 tot 22 september 2010, in de gemeente Sittard-Geleen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die een of meer
onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die een of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door het pand
aan de [adres] ter beschikking te stellen.