parketnummer: 03/702767-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 oktober 2012
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. W.G.M.M. van Montfort, advocaat te Heerlen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 27 februari 2012 en 2 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De ter terechtzitting van 27 februari 2012 gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: meerdere personen heeft bedreigd met de dood;
Feit 2: heeft geprobeerd meerdere personen te doden, dan wel heeft geprobeerd hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat hij hen heeft bedreigd met de dood.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de bedreiging wettig en overtuigend bewezen, omdat verdachte meerdere politieagenten en medewerkers van de belastingdienst niet alleen woordelijk heeft bedreigd, maar deze woorden tevens kracht heeft bijgezet door daadwerkelijk in zijn auto te stappen en daarmee te gaan rijden. Ten aanzien van de poging doodslag heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Wel acht hij de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de aanwezige personen best daadwerkelijk door verdachte aangereden hadden kunnen worden. Zij hadden daarbij zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen, als zij bijvoorbeeld met een voet of been onder de auto terecht waren gekomen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat niet blijkt dat bij de genoemde personen de redelijke vrees was ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Ten aanzien van de poging doodslag, de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman tot vrijspraak geconcludeerd, gelet op de zeer lage snelheid van het voertuig waarin verdachte reed.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 24 februari 2011 vond in Brunssum een verkeerscontrole plaats. Het betrof een gezamenlijke controle van de politie en de belastingdienst. Voertuigen die aan een controle werden onderworpen, moesten een motorrijder volgen naar de controlelocatie. Die dag werd ook de auto van verdachte aan een controle onderworpen. Een medewerker van de belastingdienst constateerde dat verdachte een belastingschuld van € 7.796,- had openstaan. Verdachte was in de veronderstelling hiervoor een betalingsregeling te hebben getroffen, maar dit bleek bij navraag bij de Belastingdienst niet het geval te zijn. Daarop werd verdachte medegedeeld dat zijn auto in beslag werd genomen als hij niet meteen betaalde .
Verdachte wilde hier niet aan meewerken. Hij riep verwensingen tegen de bij de controle aanwezige ambtenaren, is in zijn auto gestapt en weg gereden.
Is het roepen van verwensingen en het wegrijden met zijn auto onder de omstandigheden waaronder dit gebeurde te kwalificeren als één of meerdere strafbare feiten en zo ja, welke?
Feit 1
Ten aanzien van de verwensingen die verdachte zou hebben geroepen is door een aantal medewerkers van de belastingdienst aangifte gedaan van bedreiging.
[naam benadeelde partij 1] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte zei: “Als dat zo is, dan maak ik jullie kapot” .
[naam benadeelde partij 2] heeft verklaard dat hij door een aanwezige politieagent werd gewaarschuwd niet voor de auto van verdachte te gaan staan, omdat verdachte enkele keren gezegd had “ik ga hier mensen dood maken”.
[naam benadeelde partij 3] heeft verklaard dat verdachte luidkeels riep: “Ik rijd jullie kapot” .
[naam benadeelde partij 4] heeft verklaard dat verdachte zei: “Jullie regelen het maar hoe jullie willen en ga nu naar mijn auto en ik rij jullie allemaal dood” .
Ook een aantal ter plaatse aanwezigen politieambtenaren hebben verklaard over door verdachte geuite bewoordingen.
Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft gerelateerd dat verdachte zei: “Ik rij ze dadelijk allemaal dood” en “ik rij ze allemaal dood” .
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft gerelateerd dat verdachte zei: “Ik ga ze doodrijden” .
[naam benadeelde partij 5] heeft gerelateerd dat verdachte tegen hem zei: “Als ik hier moet betalen dan rij ik iemand hartstikke plat, ik rij iemand hartstikke dood dat zul je wel eens zien, nu ga je het meemaken” .
De zoon van verdachte, [naam zoon verdachte], die als bijrijder in de betreffende auto zat, heeft verklaard dat zijn vader tijdens de controle boos werd en zei dat hij iemand dood zou rijden .
Verdachte zelf zegt niet meer te weten wat hij heeft gezegd en gedaan.
Door de raadsman is aangevoerd dat genoemde woorden niet onder zodanige omstandigheden zijn geuit dat hierdoor bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij voor hun leven moesten vrezen. De rechtbank deelt dat standpunt niet. Immers, na het uiten van de woorden stapte verdachte in zijn auto en reed hij tussen de bedreigden door. Ook tijdens het rijden uitte verdachte bedoelde bewoordingen. Deze combinatie, dreigende woorden en met een auto tussen deze personen doorrijden, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat er wel degelijk sprake was van een situatie waarbij bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hen daadwerkelijk zou gaan doodrijden.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hiervoor genoemde personen, werkzaam bij de belastingdienst en de politie, heeft bedreigd met de dood.
De rechtbank acht echter niet bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde persoon [naam benadeelde partij 6] heeft bedreigd, nu er in het dossier geen bewijs zit waaruit blijkt dat [naam benadeelde partij 6] de bedreigingen heeft gehoord dan wel daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging(en). De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
Met betrekking tot het wegrijden van verdachte hebben de hierboven genoemde medewerkers van de belastingdienst en politieambtenaren eveneens een verklaring afgelegd.
Kort samengevat komen deze verklaringen erop neer dat verdachte bedreigingen uitte, zijn auto wegdraaide, dat hij vervolgens weer dreigde dat hij mensen dood zou rijden en daarna stapvoets wegreed waardoor mensen weg moesten stappen en springen. Uitgaande van dit rijgedrag overweegt de rechtbank als volgt.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag te komen. Zij spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair tenlastegelegde.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en met de verdediging, van oordeel dat evenmin bewezen kan worden dat verdachte opzet heeft gehad, eventueel in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Enerzijds omdat de rechtbank van oordeel is dat het stapvoets door een groep mensen heen rijden, gelet op de aard van de gedraging, niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept. Uiteraard kan nooit geheel uitgesloten worden dat als een auto stapvoets door een groep mensen rijdt iemand struikelt en onder de auto komt waardoor hij/zij zwaar lichamelijk letsel oploopt, maar de kans dat dat [gebeurt, is] naar het oordeel van de rechtbank niet aanmerkelijk. Reeds daarom is er ook van opzet in voorwaardelijke zin geen sprake.
Anderzijds heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, ook niet aanvaard dat hij mensen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Verdachte zelf heeft aangegeven dat hij de aanwezige mensen zeker niet wilde verwonden. Hij wilde enkel weg met zijn auto.
Uit de verklaringen van de getuigen volgt dat verdachte stapvoets reed hetgeen naar uiterlijke verschijningsvorm niet is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daar komt bij dat de zoon van verdachte, die naast verdachte in de auto zat, in zijn verklaring heeft aangegeven dat hij de stellige overtuiging had dat zijn vader de auto tijdig tot stilstand had kunnen brengen als dat nodig zou zijn geweest.
Nu opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel niet bewezen kan worden spreekt de rechtbank verdachte tevens vrij van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde.
Rest de onder 2 meer subsidiair aan verdachte tenlastegelegde bedreiging met de dood van bovengenoemde personen, door opzettelijk op hen in te rijden, dan wel dicht langs hen te rijden. Feitelijk betreft het hetzelfde moment in de keten van gebeurtenissen waarover de rechtbank onder feit 1 al een oordeel heeft gegeven. Zij het dat de betreffende bedreiging onder 1) verfeitelijkt is met de door verdachte geuite bewoordingen, terwijl onder 2) dezelfde bedreiging in de tenlastelegging verfeitelijkt is met de gedraging. De rechtbank is (spiegelbeeldig) van oordeel dat het met een auto door een groep mensen heen rijden, en tevoren en tijdens dit rijden uitten van de reeds onder feit 1) genoemde doodsbedreigingen, van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee gedreigd werd ook gepleegd zou worden.
Ook voor dit feit geldt dat de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde persoon [naam benadeelde partij 6] heeft bedreigd, nu uit het dossier enkel blijkt dat [naam benadeelde partij 6] aan het begin van de ingerichte controleplaats heeft gestaan, niet heeft mee gekregen wat verdachte heeft geroepen en enkel heeft gezien dat verdachte op haar afgereden kwam waarbij zij het gevoel kreeg dat verdachte niet zou stoppen, waarna ze aan de kant gesprongen is. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hiervoor genoemde personen, werkzaam bij de belastingdienst en de politie, heeft bedreigd met de dood.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 februari 2011 in de gemeente Brunssum [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] en [naam benadeelde partij 5] en [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 3] en [naam benadeelde partij 4] (allen belast met een gezamenlijke controle van de politie en Belastingdienst) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik rij jullie allemaal dood" en/of "Ik ga ze doodrijden" en/of "Als ik hier moet betalen, dan rij ik iemand hartstikke plat. Ik rij iemand hartstikke dood, dat zul je wel eens zien, nu ga je het meemaken" en/of "Als dat zo is, maak ik jullie kapot" en/of "Jullie regelen het maar hoe jullie willen, ik ga nu naar mijn auto en rij jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
op 24 februari 2011 in de gemeente Brunssum [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] en [naam benadeelde partij 5] en [naam benadeelde partij 1] en [naam benadeelde partij 2] en [naam benadeelde partij 3] en [naam benadeelde partij 4] (allen belast met een gezamenlijke controle van de politie en Belastingdienst) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend met zijn personenauto op vernoemde personen ingereden en dicht langs genoemde personen gereden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
feit 1 en 2 meer subsidiair:
de voortgezette handeling van
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5 De strafbaarheid van verdachte
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte niet strafbaar is, aangezien sprake is van psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat bij verdachte ten tijde van het incident sprake was van een emotionele ontlading, hetgeen zijn handelen zodanig heeft beïnvloed dat hem een geslaagd beroep op psychische overmacht toekomt. Daarom dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In het rapport d.d. 17 juli 2012 betreffende het verrichte psychologisch onderzoek door
drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, wordt geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het door hem gepleegde strafbare feit zogezegd de “stoppen zijn doorgeslagen” en dat sprake was van verlies van zelfbeheersing, maar dat verdachte op dat moment wel volledig toerekeningsvatbaar was. De rechtbank kan zich vinden in de conclusie dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en maakt deze tot de hare. Dit brengt de rechtbank bij de vraag of de specifieke omstandigheden rondom het incident van dien aard waren dat dit toch niet aan verdachte kan worden verweten vanwege psychische overmacht.
Van psychische overmacht is sprake indien het handelen van verdachte het gevolg is geweest van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Aan die vereisten is volgens de rechtbank niet voldaan.
Uit het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard leidt de rechtbank af dat verdachte zijn zelfbeheersing heeft verloren door een samenloop van omstandigheden. Enerzijds was er de – naar de mening van verdachte – onjuiste constatering van de belastingdienst dat hij geen regeling zou hebben getroffen voor zijn belastingschuld. Anderzijds was er de druk van moeilijke privéomstandigheden, te weten zijn vrouw die hij moest verzorgen en waarvoor hij tijdig thuis moest zijn en zijn eigen zaak die kampte met financiële problemen.
Hoewel door deze samenloop van omstandigheden de druk waaronder verdachte kennelijk stond invoelbaar is, is het moeten ondergaan van een verkeers- en belastingcontrole geen dusdanige omstandigheid dat verdachtes gedrag hierdoor schuldloos wordt. Ook het feit dat hij – wellicht ten onrechte – zijn auto moest inleveren maakt dat niet anders. Genoemde controle vormt geheel legitiem overheidsoptreden waaraan men gewoon moet meewerken. Van verdachte mag ook onder de geschetste omstandigheden verwacht worden dat hij dat doet en dat hij het gedrag dat door hem ten toon gespreid werd achterwege laat.
De rechtbank komt tot het oordeel dat verdachte niet een gerechtvaardigd beroep op psychische overmacht toekomt en verwerpt dan ook het verweer.
Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de leeftijd van verdachte, zijn overige persoonlijke omstandigheden en zijn blanco strafblad. Tevens heeft hij verzocht het reclasseringsadvies te volgen en een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft tijdens een gezamenlijke controle van de politie en de belastingdienst meerdere aanwezige ambtenaren bedreigd met de dood.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank enerzijds in aanmerking genomen dat verdachte ambtenaren die belast waren met een publieke taak heeft bedreigd, hetgeen zij hem zwaar aanrekent. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met de leeftijd van verdachte, de overige persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij nog nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsrapport.
Alles overwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest een passende straf. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van vijf dagen, met aftrek van het voorarrest en de tijd die verdachte in Duitsland in overleveringsdetentie heeft doorgebracht.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] vordert een schadevergoeding van € 750,- ter zake van feit 1.
De officier van justitie heeft gevorderd deze vordering in redelijkheid toe te wijzen tot een bedrag van € 300,- en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering dient te worden afgewezen, nu deze niet eenvoudig van aard is.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de door de benadeelde partij gevorderde schade immateriële schade betreft.
Artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin immateriële schadevergoeding kan worden toegekend:
a. er is het oogmerk om immateriële schade toe te brengen;
b. er is een aantasting in de persoon door: lichamelijk letsel, schade aan eer en goede naam of op andere wijze;
c. er is aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
In het onderhavige geval is de schade gevorderd ter zake van een bedreiging. Van de categorieën a en c is hier derhalve geen sprake. Ook is geen sprake van lichamelijk letsel of schade aan eer en goede naam, zoals bedoeld in categorie b. Rest de vraag of er sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Onder deze categorie vallen ernstige inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en - onder bepaalde omstandigheden - ook geestelijk letsel. Hiervan is echter evenmin sprake. Bedreiging is geen inbreuk op de privacy en voor een beroep op geestelijk letsel is niet voldoende dat sprake is van meer of minder sterk psychisch onbehagen of zich angstig of gekwetst voelen. Gevoelens van boosheid, angst, spanning en depressiviteit vallen niet onder het bereik van voormelde wetsbepaling. Schadevergoeding op deze basis kan slechts aan de orde zijn indien het geestelijk letsel een voldoende ernstig karakter heeft, waarbij de eis wordt gesteld dat van een geestesziekte moet zijn gebleken. Dat is hier niet het geval.
Nu voor toewijzing van de vordering geen enkele wettelijke basis bestaat, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 56, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vijf dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest en in overleveringsdetentie in Duitsland heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij 2] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en
mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 oktober 2012.
Buiten staat
Mr. S.V. Pelsser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 februari 2011 in de gemeente Brunssum meerdere personen, waaronder in elk geval [naam verbalisant 1] en/of [naam verbalisant 2] en/of [naam benadeelde partij 6] en/of [naam benadeelde partij 5] en/of [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] (allen belast met een gezamenlijke controle van de politie en Belastingdienst) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen en/of anderen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik rij jullie allemaal dood" en/of "Ik ga ze doodrijden" en/of "Als ik hier moet betalen, dan rij ik iemand hartstikke plat. Ik rij iemand hartstikke dood, dat zul je wel eens zien, nu ga je het meemaken" en/of "Als dat zo is, maak ik jullie kapot" en/of "Jullie regelen het maar hoe jullie willen, ik ga nu naar mijn auto en rij jullie allemaal dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 24 februari 2011 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam verbalisant 1] en/of [naam verbalisant 2] en/of [naam benadeelde partij 6] en/of [naam benadeelde partij 5] en/of [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] en/of anderen (allen belast met een gezamenlijke controle van de politie en Belastingdienst) van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder met zijn, verdachtes, auto op voornoemde personen en/of anderen is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2011 in de gemeente Brunssum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam verbalisant 1] en/of [naam verbalisant 2] en/of [naam benadeelde partij 6] en/of [naam benadeelde partij 5] en/of [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] (allen belast met een gezamenlijke controle van de politie en Belastingdienst), (allen) ambtena(a)r(en) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, en/of anderen, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder met zijn, verdachtes, auto op voornoemde personen en/of anderen, is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2011 in de gemeente Brunssum [naam verbalisant 1] en/of [naam verbalisant 2] en/of [naam benadeelde partij 6] en/of [naam benadeelde partij 5] en/of [naam benadeelde partij 1] en/of [naam benadeelde partij 2] en/of [naam benadeelde partij 3] en/of [naam benadeelde partij 4] (allen belast met een gezamenlijke controle van de politie en Belastingdienst) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend met zijn (personen)auto op vernoemde personen en/of anderen ingereden en/of dicht langs genoemde personen gereden.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/702767-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 16 oktober 2012 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. W.G.M.M. van Montfort, advocaat te Heerlen.