ECLI:NL:RBMAA:2012:BY0049

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700556-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor het zonder consent binnenbrengen en voorhanden hebben van wapens van categorie II en III van de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het zonder consent binnenbrengen en voorhanden hebben van een groot aantal machinegeweren en machinepistolen van categorie II van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als professioneel wapenhandelaar, in het bezit was van certificaten die aantoonden dat de wapens onbruikbaar waren gemaakt volgens de Hongaarse normen. De rechtbank heeft de richtlijnen 91/477/EEG en 2008/51/EG in overweging genomen en geconcludeerd dat de wapens niet als vuurwapens konden worden aangemerkt, omdat zij definitief onbruikbaar waren gemaakt. Hierdoor was er geen sprake van een strafbare handeling volgens de Wet wapens en munitie.

De rechtbank heeft ook de tenlastelegging met betrekking tot de patroonhouders van categorie III beoordeeld. De Koninklijke Marechaussee had geconcludeerd dat deze patroonhouders essentiële onderdelen waren van vuurwapens, maar de rechtbank kon zich niet verenigen met deze conclusie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze handelingen had verricht, en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de wet en de Europese richtlijnen met betrekking tot wapens. De rechtbank heeft de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen gelast, aangezien deze niet meer als vuurwapens konden worden aangemerkt. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700556-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 oktober 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 september 2012. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: 92 machinegeweren, 10 machinepistolen en 10 patroonhouders zonder consent heeft doen binnenkomen vanuit Duitsland;
Feit 2: 92 machinegeweren, 10 machinepistolen, 10 patroonhouders voorhanden heeft gehad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de wapens - ook al waren zij volgens Hongaarse richtlijnen onklaar gemaakt - nog steeds onder de Wet wapens en munitie vallen. Ingevolge deze wet had verdachte een consent behoren aan te vragen om de wapens Nederland in te brengen en mocht hij deze niet voorhanden hebben, tenzij de wapens volgens Nederlandse richtlijnen onklaar waren gemaakt.
De regeling omtrent het consent is in overeenstemming met de Europese douanewetgeving. Nederland mag - op grond van het subsidiariteitsbeginsel - regels stellen aan de doorvoer van wapens, aangezien het hier om bijzondere goederen gaat. Door de verplichting een consent aan te vragen heeft Nederland controle op de doorvoer van wapens binnen het grondgebied. Elke lidstaat van de Europese Unie mag zelf bepalen welke wapens verboden zijn en welke niet. De officier van justitie heeft hierbij verwezen naar de richtlijn 91/477/EEG van 18 juni 1991.
De regeling omtrent het aanvragen van consent is proportioneel, omdat een consent vrij eenvoudig aangevraagd kan worden.
De officier van justitie heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat verdachte, als professioneel handelaar in wapens, had moeten nagaan welke regels in Nederland gelden. Nu verdachte dat niet heeft gedaan, is er op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op overtreding van de Wet wapens en munitie.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Zij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het bewijs, te weten het aantreffen van de wapens, onrechtmatig is verkregen en dient te worden uitgesloten van het bewijs.
De raadsvrouw heeft subsidiair aangevoerd dat de aangetroffen wapens geen vuurwapens zijn in de zin van de richtlijnen 91/477/EEG en 2008/51/EG (wijziging van richtlijn 91/477/EEG), zodat zij als normale handelsgoederen aangemerkt dienen te worden. Het beginsel van vrij verkeer van goederen is dan onverkort van toepassing. Dit brengt met zich dat de consenteisen die de Wet wapens en munitie stelt in strijd zijn met artikel 28 van het EG-verdrag, nu deze een ongerechtvaardigde grensbelemmering opleveren voor een product, in casu wapens. Gelet op de rechtstreekse werking van de richtlijnen 91/477/EEG en 2008/51/EG (wijziging van richtlijn 91/477/EEG) zijn de uitzonderingen van artikel 30 van het EG-verdrag en de “rule of reasons” niet van toepassing. De nationale bepalingen omtrent vergunningseisen (consent) voor invoer of het voorhanden hebben van wapens dienen daarom onverbindend te worden verklaard. Onder deze omstandigheden is het feit niet strafbaar en dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding:
Op 24 oktober 2011 controleerden verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee een bestelbus voorzien van een Hongaars kenteken. De laadruimte van deze bestelbus was volledig geblindeerd. In de voorzijde van het voertuig lag een man, naar later bleek verdachte, te slapen. Verdachte werd op verdenking van het vervoeren van illegale personen staande gehouden. Nadat verdachte zich had gelegitimeerd, werd aan hem gevraagd of de verbalisanten in de laadruimte van de bestelbus mochten kijken. Verdachte heeft hiervoor toestemming gegeven en overhandigde een aantal papieren die betrekking hadden op de lading. In de laadruimte werden de in de tenlastelegging genoemde wapens en patroonhouders aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij, als professioneel wapenhandelaar, de wapens heeft ingekocht, nadat deze door het Hongaarse Ministerie van Defensie conform de Hongaarse standaard gedeactiveerd waren. Hij wilde de wapens vervoeren naar een geregistreerd wapenhandelaar in Engeland.
Verdachte heeft voorafgaand aan de doorzoeking van de laadruimte Hongaarse documenten overhandigd welke betrekking hadden op de lading. Verdachte heeft verklaard dat het hierbij om certificaten ging, waaruit blijkt dat met de wapens geen munitie (meer) verschoten kan worden. Uit de vertaling van deze certificaten, bleek dat de betreffende wapens geneutraliseerd (onbruikbaar gemaakt) waren. Ter zitting heeft de raadsvrouw voor ieder aangetroffen wapen een kopie van het betreffende certificaat overgelegd.
Het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de rechtmatigheid van het bewijs:
Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat de doorzoeking van de laadruimte en de daarbij aangetroffen wapens en patroonhouders, niet op onrechtmatige wijze heeft plaatsgevonden. Het stond de verbalisanten - ongeacht de vraag of zij wel/geen vorderingsbevoegdheid hadden - vrij om verdachte te vragen of zij in de laadruimte mochten kijken. Verdachte heeft vervolgens toestemming gegeven voor de doorzoeking van de laadruimte. Dit verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
Aan verdachte is onder feit 1 en 2 enerzijds ten laste gelegd dat hij een groot aantal machinegeweren en machinepistolen van categorie II van de Wet wapens en munitie zonder consent Nederland heeft binnengebracht en voorhanden heeft gehad en anderzijds dat hij deze zelfde handelingen heeft verricht ten aanzien van patroonhouders van categorie III van de Wet wapens en munitie.
Categorie II wapens
Categorie II van de Wet wapens en munitie heeft betrekking op vuurwapens. De eerste vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet is derhalve of de aangetroffen wapens inderdaad onder het begrip “vuurwapens’ vallen.
Voor beantwoording van deze vraag heeft de rechtbank zowel acht geslagen op de begripsbepaling uit de Wet wapens en munitie, als op de bepalingen in de Europese richtlijnen 91/477/EEG en 2008/51/EG (tot wijziging van richtlijn 91/477/EEG).
Blijkens de begripsbepaling van artikel 1 uit de Wet wapens en munitie wordt onder een vuurwapen verstaan een voorwerp bestemd of geschikt om projectielen of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundig reactie.
Verdachte had voor alle wapens certificaten bij zich waaruit blijkt dat de wapens (niet meer) bestemd of geschikt waren om munitie mee af te vuren. Anders dan de officier van justitie betekent dit naar het oordeel van de rechtbank dat hier geen sprake meer is van vuurwapens, zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van een richtlijnconforme interpretatie van (de definitiebepaling van artikel 1 van) de Wet wapens en munitie. .
Ingevolge artikel 1, onder a, van de richtlijn 2008/51/EG van 21 mei 2008 wordt onder een 'vuurwapen' immers verstaan:
een draagbaar, van een loop voorzien wapen waarmee door explosieve voortstuwing een lading, een kogel of een projectiel wordt uitgestoten, en dat daartoe is ontworpen of daartoe kan worden omgebouwd, tenzij het is uitgesloten om een van de in punt III van bijlage I genoemde redenen.
Uit bijlage I van voornoemde richtlijn blijkt dat voorwerpen niet als vuurwapens kunnen worden aangemerkt, indien deze:
a) voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt door een neutralisatie die inhoudt dat alle essentiële onderdelen van het vuurwapen voorgoed onbruikbaar worden gemaakt en onmogelijk zodanig verwijderd, vervangen of aangepast kunnen worden dat het wapen op enigerlei wijze opnieuw gebruiksklaar zou kunnen worden gemaakt;
(…).
Verder blijkt uit bijlage I van de richtlijn nog het volgende:
De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de onder a) bedoelde neutralisaties gecontroleerd worden door een bevoegde autoriteit, om te garanderen dat de betreffende vuurwapens door deze bewerkingen inderdaad voorgoed onbruikbaar worden. De lidstaten zorgen ervoor dat in het kader van deze controle een certificaat of document wordt
afgegeven waaruit blijkt dat het vuurwapen onbruikbaar is gemaakt, dan wel dat op het vuurwapen een duidelijk zichtbare markering wordt aangebracht waaruit dat blijkt. De Commissie stelt gemeenschappelijke richtsnoeren op volgens de procedure met toetsing van artikel 13 bis, lid 2, van deze richtlijn, betreffende normen en technieken om te waarborgen
dat onbruikbaar gemaakte vuurwapens voorgoed onbruikbaar zijn.
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bepalingen vast dat er van een vuurwapen wordt gesproken als voldaan is aan artikel 1, onder a, van de richtlijn 2008/51/EG, tenzij het wapen definitief onbruikbaar is gemaakt en over een certificaat beschikt waaruit dit blijkt.
Gelet op eerdergenoemde verklaring van verdachte en de door hem overgelegde documenten, stelt de rechtbank vast dat verdachte in het bezit was van Hongaarse certificaten, waaruit blijkt dat de door hem vervoerde wapens onbruikbaar waren gemaakt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de wapens welke bij verdachte werden aangetroffen - in tegenstelling tot de bevindingen van de Koninklijke Marechaussee - zowel naar nationaal recht als gemeenschapsrecht niet als vuurwapens kunnen worden aangemerkt, zodat de tenlastelegging op deze punten niet tot een veroordeling kan leiden.
Categorie III wapens
Rest de vraag of er sprake is van het zonder consent binnen Nederland brengen van en het aanwezig hebben van 10 patroonhouders van categorie III. De Koninklijke Marechaussee heeft geconcludeerd dat de patroonhouders onder categorie III van de Wet wapens en munitie vallen. De patroonhouders zouden essentiële onderdelen zijn van de (zoals de Koninklijke Marechaussee deze benoemd) vuurwapens. De rechtbank kan zich niet verenigen met deze conclusie, aangezien niet duidelijk is waarom de patroonhouders onder categorie III zouden vallen, indien zij essentiële onderdelen zijn van wapens onder categorie II. Gelet hierop heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte dit deel van de tenlastelegging heeft begaan.
Alles overwegende acht de rechtbank de feiten niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
4 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. De rechtbank realiseert zich echter dat de inbeslaggenomen voorwerpen grotendeels zijn vernietigd.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
goednummer 2011079973: 6 stuks kleding, militaire uitrusting, restlichtversterkers;
goednummer 2011079973: 24 stuks kleding, militaire uitrusting,restlichtversterkers;
goednummer 2011079973: 55 stuks kleding, militaire uitrusting, restlichtversterkers;
goednummer 2011079973: 20 stuks kleding, militaire uitrusting,restlichtversterkers;
goednummer 2011079973: 9 stuks kleding, militaire uitrusting, restlichtversterkers;
goednummer 2011079973: 91 wapens, M-series, onklaar gemaakte wapens;
goednummer 2011079973: 9 wapens, CZ 025, onklaar gemaakte vuurwapens
gelijkend op Uzi's;
aan verdachte voornoemd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. S.J.O. de Vries en mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 oktober 2012.
Buiten staat
Mr. S.J.O. de Vries is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2011 in de gemeente Heerlen zonder consent een of meer wapens van categorie II, te weten:
- 92 machinegeweren, merk RPD, kaliber 7.62x39 mm en/of
- 10 machinepistolen, merk CZ, model M26, kaliber 7.62x25 mm en/of een of meer essentiële onderdelen van vuurwapens van categorie III te weten:
- 10 patroonhouders, behorende bij bovengenoemde machinepistolen,
heeft doen binnenkomen vanuit Duitsland;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2011 in de gemeente Heerlen een of meer wapens van categorie II, te weten:
- 92 machinegeweren, merk RPD, kaliber 7.62x39 mm en/of
- 10 machinepistolen, merk CZ, model M26, kaliber 7.62x25 mm en/of een of meer essentiële onderdelen van vuurwapens van categorie III te weten:
- 10 patroonhouders, behorende bij bovengenoemde machinepistolen, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700556-11
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 12 oktober 2012 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte],
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
Omdat verdachte blijk heeft gegeven niet de Nederlandse, doch wel de Hongaarse taal te verstaan, heeft de uitspraak plaats met bijstand van een persoon, opgevende te zijn , wonende te ,
tolk voor de Hongaarse taal. Alvorens met zijn/haar werkzaamheden aan te vangen heeft hij/zij in handen van de rechter op de bij de wet voorgeschreven wijze de eed/belofte afgelegd zijn/haar taak als tolk naar geweten te zullen vervullen. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertolkt.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouw mr. C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht.