ECLI:NL:RBMAA:2012:BX8773

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
484169 EJ VERZ 12-134
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgang van arbeidsovereenkomst bij splitsing van stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Gehandicaptenzorg Limburg (SGL) en een voormalig werknemer, aangeduid als [verweerder]. De zaak betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst van [verweerder] is overgegaan naar de stichting SGL Revalidatieartsenpraktijk (RAP) na een interne splitsing van SGL. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een arbeidsovereenkomst bestond tussen SGL en [verweerder] sinds 1 mei 1983, waarbij [verweerder] laatstelijk als directeur/bestuurder van SGL RAP functioneerde. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, met name artikel 7:662 e.v. BW, in overweging genomen, die bepaalt dat bij de overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst van rechtswege overgaan op de verkrijger.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de splitsing van SGL in verschillende stichtingen, waaronder SGL RAP, heeft plaatsgevonden en dat [verweerder] na deze splitsing als bestuurder van SGL RAP is gaan functioneren. De rechtbank oordeelde dat de arbeidsovereenkomst van [verweerder] per december 2010 is overgegaan op SGL RAP, en dat SGL niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft SGL veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment op € 400,-- zijn begroot.

De uitspraak benadrukt de bescherming die werknemers genieten bij de overgang van een onderneming en de eisen die aan werkgevers worden gesteld bij dergelijke overgangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat SGL niet heeft aangetoond dat aan de vereisten voor een afstand van het recht op overgang van de arbeidsovereenkomst is voldaan, en dat de statuten van de nieuwe stichting SGL Groep niet in lijn zijn met de stellingen van SGL.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Sittard-Geleen
zaaknr: 484169 EJ VERZ 12-134
typ: ap/mh
beschikking van 30 augustus 2012
in de zaak van
de stichting STICHTING GEHANDICAPTENZORG LIMBURG, thans geheten STICHTING GEHANDICAPTENZORG,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
verzoekende partij,
hierna te noemen: SGL,
gemachtigde: mr. C.A.H. Lemmens, advocaat te Heerlen
tegen
[VERWEERDER],
wonend te [woonplaats verweerder],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. J.A.M.G. Vogels, advocaat te Maastricht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 10 juli 2012 is ter griffie binnengekomen een verzoekschrift van SGL strekkend tot ontbinding van de tussen haar als werkgeefster en [verweerder] als werknemer bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen.
Op 16 augustus 2012 heeft [verweerder] producties ingediend.
Op 17 augustus 2012 heeft [verweerder] een verweerschrift ingediend ten behoeve van verweer.
Op 20 augustus 2012 heeft [verweerder] aanvullende producties ingediend.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2012. Namens SGL is verschenen [naam lid Raad van Toezicht] (lid Raad van Toezicht), bijgestaan door mr. Lemmens voornoemd. [verweerder] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Vogels voornoemd. Partijen hebben de respectieve standpunten nader toegelicht. De griffier heeft daarvan schriftelijk aantekening gehouden.
Vervolgens is de uitspraak van de beschikking bepaald op heden.
1. HET VERZOEK EN HET VERWEER
SGL verzoekt op de in het verzoekschrift gestelde gronden de arbeidsovereenkomst met verweerster te ontbinden met ingang van 1 september 2012 wegens gewichtige omstandigheden, bestaande uit de in het verzoekschrift beschreven gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 7:685 BW zonder toekenning van een vergoeding.
[verweerder] voert gemotiveerd verweer tegen toewijzing van het verzoek van SGL om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
Voor de ingenomen stellingen en onderbouwingen verwijst de kantonrechter naar de stukken.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 Tussen SGL en [verweerder] bestaat sinds 1 mei 1983 een arbeidsovereenkomst. Laatstelijk was [verweerder] werkzaam als directeur/bestuurder van het onderdeel SGL RAP (SGL revalidatieartsenpraktijk), tegen een basisloon van € 16.048,00 bruto per maand exclusief emolumenten. [verweerder] is geboren op 25 oktober 1952.
2.2 Tot juli 2010 was [verweerder] voorzitter van de eenhoofdige Raad van Bestuur van SGL. In juli 2010 heeft de Raad van Toezicht van SGL besloten de structuur van SGL te wijzigen en op te splitsen in drie stichtingen: SGL Zorg, SGL RAP en SGL Diensten.
Daarboven is op 1 december 2010 opgericht de stichting SGL Groep, met een meerhoofdige Raad van Bestuur die als taak heeft het intern toezicht en het werkgeverschap van de Raden van Bestuur van de gelieerde stichtingen. Die gelieerde stichtingen hebben een eenhoofdige Raad van Bestuur, waarbij [verweerder] vanaf de splitsing als bestuurder van SGL Diensten en SGL RAP functioneerde en de heer [naam bestuurder] als bestuurder van SGL Zorg.
Per 1 januari 2012 is ervoor gekozen de stichtingen SGL Groep, SGL Diensten en de besloten vennootschap SGL Diensten Holding BV te ontbinden en liquideren, hetgeen vervolgens ook is gebeurd. Er resteren twee stichtingen, te weten SGL en de stichting RAP. Per die datum is [naam bestuurder] bestuurder van SGL en [verweerder] bestuurder van RAP.
3. DE MOTIVERING VAN DE BESLISSING
3.1 Tussen partijen is allereerst in geschil of SGL aangemerkt moet worden als werkgever van [verweerder].
3.2 Tussen partijen staat vast dat [verweerder] op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst is geweest bij SGL. [verweerder] stelt zich echter op het standpunt dat die arbeidsovereenkomst van rechtswege is overgegaan op de stichting SGL Revalidatieartsenpraktijk (RAP). De kantonrechter zal dit allereerst beoordelen.
3.3 De artikelen 7:662 e.v. BW bepalen dat bij overgang van een onderneming de rechten en verplichtingen die op het tijdstip van overgang voor de werkgever in die onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst tussen hem een daar werkzame werknemer van rechtswege overgaan op de verkrijger.
3.4 Voor zover hier relevant staat tussen partijen vast dat [verweerder] werknemer is geweest van SGL en dat bij een opsplitsing een onderdeel van SGL verzelfstandigd is als SGL RAP. Voorts staat vast dat [verweerder] vervolgens als bestuurder van (onder meer) SGL RAP is gaan functioneren en vervolgens niet langer (mede) functioneerde als bestuurder van SGL. Niet gesteld of gebleken is dat [verweerder] nog langer werkzaamheden voor SGL –op dat moment genaamd SGL Zorg- verrichtte.
In beginsel wordt daarmee voldaan aan de eisen van de overgang van de arbeidsovereenkomst van SGL op SGL RAP.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit verband irrelevant dat er een bepaalde periode zit tussen de overgang van de onderneming (begin 2010 stelt SGL) en (volledig) aantreden van [verweerder] als bestuurder van die stichting. Dit tijdsverloop is door [verweerder] betwist. Het tijdsverloop wordt bovendien door SGL niet onderbouwd en is voorts in strijd met de eigen stellingen in het verzoekschrift. Daarenboven volgt uit de stellingen dat de splitsing van SGL in (onder meer) SGL Zorg en SGL RAP en de daarmee samenhangende noodzaak voor beide stichtingen een bestuurder aan te stellen, hun grond vinden in hetzelfde wilsbesluit. Als er al een tijdsverloop heeft gezeten in de uitvoering van beide elementen van dat besluit is dit met name ingegeven door de praktische noodzaak een tweede bestuurder aan te stellen. Dit brengt echter niet met zich dat daarmee geen sprake is van één overgang van onderneming. Een dergelijke, kennelijk door SGL voorgestane lezing van de betrokken wetsbepalingen, past niet in de rechtspraak.
Naar het oordeel van de kantonrechter doet hieraan evenmin af dat beoogd was in de nieuwe structuur niet SGL RAP het formeel werkgeverschap te laten dragen maar de eveneens opgerichte overkoepelende stichting SGL Groep. Tussen partijen staat immers –als ter zitting uitgesproken- vast dat daaraan geen uitvoering is gegeven, zodat de kantonrechter daarvan uit dient te gaan. Overigens zou in het geval wel hieraan uitvoering was gegeven dit niet leiden tot de conclusie dat SGL werkgever zou zijn gebleven.
SGL stelt zich op het standpunt dat de bedoeling van partijen uitdrukkelijk erin gelegen was dat [verweerder] in dienst zou blijven van SGL. De kantonrechter wijst erop dat de werknemer geen afstand kan doen van de bescherming die de wet hem toekent bij overgang van de onderneming. Wel is denkbaar dat een werkgever de mogelijkheid biedt om in dienst te blijven bij de vervreemder. De rechtspraak stelt daarbij aan de informatievoorziening door een werkgever hoge eisen terwijl daarnaast uitdrukkelijk afstand van een recht –op mee overgaan- gedaan zou moeten worden indien de werknemer inderdaad verblijft bij de oorspronkelijk werkgever. Niet gesteld of gebleken is dat aan deze zware eisen voldaan is. Daarentegen spreken de statuten van SGL Groep, bij de totstandkoming waarvan [verweerder] betrokken is geweest, juist tegen dat uitdrukkelijk ervoor gekozen is om bij SGL in dienst te blijven.
Uit het vorenstaande volgt dat de arbeidsovereenkomst van [verweerder] per december 2010 over is gegaan op SGL RAP. Daarmee is SGL niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Als de in het ongelijk gestelde partij dient SGL de kosten van deze procedure te dragen.
4. BESLISSING
De kantonrechter:
Verklaart SGL niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Veroordeelt SGL in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerder] gevallen en tot op heden begroot op € 400,--.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.