ECLI:NL:RBMAA:2012:BX8762

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700089-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging

Op 28 september 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval op 3 november 2011. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft onder bedreiging van een vuurwapen een woning binnengevallen en daarbij een armband en ring van de aangeefster weggenomen. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven, omdat deze niet in overeenstemming was met de verklaringen van de aangeefster en andere getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft rekening gehouden met een eerdere veroordeling van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar, waarbij de rechtbank benadrukte dat de gevolgen van de overval voor de aangeefster zeer ernstig waren. Daarnaast is de verdachte hoofdelijk veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die door het bewezenverklaarde feit schade had geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, en de verdachte is ook verplicht om aan de Staat te betalen bij niet-nakoming van de schadevergoedingsmaatregel. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster zwaar heeft meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 03/700089-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 september 2012
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte],
geboren [geboortedatum en geboorteplaats],
wonende [adres en woonplaats],
gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 september 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: samen met anderen een woningoverval heeft gepleegd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde feit, met uitzondering van de woordelijke bedreiging met geweld tegen aangeefster.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 3 november 2011 werd [naam benadeelde partij] overvallen in haar woning gelegen aan [adres]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 3 november 2011 samen met [naam persoon 1] , [naam persoon 2] en [naam persoon 3] naar de woning aan adres is gereden. [naam persoon 1] had hem verteld dat in voornoemde woning veel geld zou liggen. Het zou gaan om een bedrag van € 80.000,00. In de auto, op weg naar voornoemde woning, werd afgesproken dat ieder zijn deel van de buit zou krijgen. [naam persoon 3] zou tijdens de overval in de auto blijven zitten, [naam persoon 1] zou buiten de woning blijven staan en [naam persoon 2] en verdachte zouden de woning binnengaan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zag dat [naam benadeelde partij]de deur opende. Zij werd vervolgens door [naam persoon 2] met kracht naar binnen geduwd, waarop verdachte eveneens de woning binnendrong. [naam benadeelde partij]werd vervolgens verder de woonkamer in geduwd. Zij verklaarde dat één van de daders, die zij herkende als verdachte, een vuurwapen op haar richtte en tegen haar zei: “Waar is je vriend?” en “Waar is het geld?”. Zij zag dat verdachte een armband en een ring wegnam. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij een vuurwapen bij zich had. [naam benadeelde partij]heeft verder verklaard dat zij de andere dader die daadwerkelijk de woning was binnengedrongen herkende als [naam persoon 2] . Getuige [naam getuige] heeft nog verklaard dat [naam persoon 1] tegen hem had gezegd dat hij samen met [naam persoon 2] en verdachte de overval had gepleegd en dat verdachte een pistool zou hebben getrokken.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij een armband en ring heeft weggenomen. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte op dit punt als ongeloofwaardig terzijde, nu zij geen reden heeft om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt tevens ondersteund door de overige verklaringen in het dossier.
Van de zijde van de verdediging is nog aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de (dreigende) woorden die tegen aangeefster zijn geuit, nu deze woorden afzonderlijk bezien geen geweldselement behelzen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verdachte heeft voorafgaand aan het uiten van de woorden “Waar is je vriend?” en “Waar is het geld?” een vuurwapen op aangeefster gericht. Onder deze omstandigheid kunnen de woorden van verdachte redelijkerwijs niet anders opgevat worden, dan dat zij gebezigd werden om aangeefster de vrees aan te jagen dat tegen haar geweld zou worden toegepast.
De rechtbank is van oordeel dat uit de vermelde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte samen met anderen [naam benadeelde partij]heeft overvallen in haar woning. Hierbij werd een vuurwapen gebruikt. Een ring en een armband zijn toen weggenomen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 3 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan [adres]heeft weggenomen een ring en een armband, toebehorende aan [naam benadeelde partij]en/of aan [naam persoon], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [Naam benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
- die [naam benadeelde partij]met kracht hebben geduwd toen zij, [Naam benadeelde partij], de voordeur van voornoemde woning opende
en
- die [naam benadeelde partij]met kracht de woonkamer in hebben geduwd
en
- een vuurwapen hebben getoond aan en gericht op die [naam benadeelde partij]
en
- dreigend aan die [naam benadeelde partij]hebben gevraagd (zakelijk weergegeven) waar haar vriend was en waar het geld was.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
4.2 De strafbaarheid van [naam verdachte]
Naar aanleiding van de door verdachte gepleegde strafbare feiten onder parketnummer 03/700626-11 is door de gedragskundige mevrouw drs. I. Neissen, GZ-psycholoog, een rapport, gedateerd 15 maart 2012, uitgebracht omtrent een door haar ingesteld onderzoek naar de persoon van [naam verdachte]. De gedragskundige komt tot de conclusie dat bij [naam verdachte] sprake is van een ziekelijke stoornis, in de zin van misbruik van alcohol en cannabis, en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, in de vorm van cognitief functioneren op licht zwakzinnig dan wel zwakbegaafd niveau, en een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Hiervan was sprake ten tijde van het plegen van de feiten onder parketnummer 03/700626-11 en dit beïnvloedde toen in hoge mate zijn gedragskeuzes en gedragingen. De gedragskundige heeft verder op basis van haar bevindingen geconcludeerd dat [naam verdachte] ter zake van de feiten onder parketnummer 03/700626-11 als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De rechtbank heeft geen aanleiding aan te nemen dat dit ten tijde van de bewezenverklaarde feiten onder onderhavig parketnummer niet ook het geval was nu het bewezenverklaarde feit in dezelfde periode heeft plaatsgevonden als de feiten onder parketnummer 03/700626-11.
De rechtbank verenigt zich met genoemde conclusie en is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, acht de rechtbank verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met een proeftijd van 2 jaren.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Als strafverminderende factoren heeft de raadsman gewezen op de conclusies van de gedragsdeskundige en het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten. Tevens is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in de onderhavige zaak van toepassing. Voorts heeft de raadsman betoogd dat verdachte op dit moment ontvankelijk is voor een gedragsbehandeling en dat hij binnen afzienbare tijd in een forensisch psychiatrische instelling geplaatst kan worden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval, een zeer ernstig misdrijf.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders aangeefster onder bedreiging van een vuurwapen overvallen in haar woning. Op het moment van de overval had aangeefster haar kind op de arm. Verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld bij deze woningoverval door zich van een vuurwapen te voorzien en door samen met één van zijn medeverdachten daadwerkelijk de woning binnen te gaan. De gevolgen van de woningoverval zijn voor aangeefster, zo blijkt uit het schade-onderbouwingsformulier behorende bij haar vordering benadeelde partij, buitengewoon ernstig geweest. De overval heeft plaatsgevonden in de eigen woning van aangeefster, terwijl dat bij uitstek de plek is waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Dat aangeefster zich blijkens haar verklaring niet langer veilig voelt in haar woning, rekent de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan. Slachtoffers van misdrijven als het onderhavige kunnen nog lang last houden van de psychische gevolgen daarvan. Bovendien heeft het handelen van verdachte en zijn mededaders bijgedragen aan de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte en zijn mededaders hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door eigen geldelijk gewin en er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de woning, de eigendommen en het psychisch welzijn van een ander. De rechtbank acht dit alles bijzonder ernstig.
Voor een woningoverval waarbij licht geweld wordt gebruikt, nemen de oriëntatiepunten die binnen de rechtspraak worden gehanteerd een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden als uitgangspunt. De medeverdachten in deze zaak zijn ook conform dit uitgangspunt veroordeeld.
De rechtbank ziet in de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, aanleiding om in de onderhavige zaak lager te straffen. Immers is verdachte bij vonnis van de rechtbank Maastricht, gedateerd 10 juli 2012 (parketnummer 03/700626-11), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, waarvan 2 jaren voorwaardelijk.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank tevens rekening met het feit dat verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat hij ontvankelijk is voor een gedragsbehandeling.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat - gezien de ernst van het gepleegde strafbare feit en de rol die verdachte daarbij heeft vervuld - niet volstaan kan worden met oplegging van een voorwaardelijke straf. Het argument dat verdachte binnen afzienbare tijd in een forensisch psychiatrische instelling geplaatst kan worden, legt in dit kader onvoldoende gewicht in de schaal. Alles overziende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar passend en geboden.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij]vordert een schadevergoeding van € 1.603,74 terzake van feit 1, bestaande uit € 1.500,00 immateriële schade en € 103,74 terzake van materiële schade.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]door het bewezenverklaarde feit onder 1 rechtstreeks materiële en immateriële schade aan de bovengenoemde benadeelde partij is toegebracht. Deze vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en alleszins redelijk. De rechtbank zal deze vordering dan ook geheel toewijzen en verdachte hoofdelijk tot betaling veroordelen.
Nu de verdachte ter zake van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer [Naam benadeelde partij], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door dat strafbare feit is toegebracht, heeft de rechtbank tevens tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 jaar;
Benadeelde partijen
- wijst toe de civiele vordering van € 1.603,74, zoals hierna is vermeld;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [Naam benadeelde partij], [adresgegevens], van een bedrag van 1.603,74 euro (zegge: zestienhonderddrie euro en vierenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente van 3 november 2011 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij]voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 26 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalings¬verplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij]vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.J. van den Acker, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. R.M.M. Kleijkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Bouts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 september 2012.
Mr. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 november 2011 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres]heeft weggenomen een ring (merk: Versace) en/of een armband, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde partij]en/of aan [naam persoon], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Naam benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
- die [naam benadeelde partij](met kracht) heeft/hebben geduwd toen zij, [Naam benadeelde partij], de voordeur van voornoemde woning opende en/of
- (vervolgens) die [naam benadeelde partij](met kracht) de woonkamer in heeft/hebben geduwd
en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft/hebben getoond aan en/of (vervolgens) gericht (gehouden) op die [naam benadeelde partij]
en/of
- (dreigend) aan die [naam benadeelde partij]heeft/hebben gevraagd (zakelijk weergegeven) waar haar vriend was en/of waar het geld was.