ECLI:NL:RBMAA:2012:BX8192

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/866054-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan redelijk vermoeden van schuld en bewijsuitsluiting in hennepteelt en diefstal elektriciteit

Op 25 september 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voort uit een MMA-melding en een daaropvolgende netmeting, die leidde tot een machtiging tot binnentreden in de woning van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond, omdat de informatie die leidde tot de machtiging onvoldoende was geverifieerd. De MMA-melding was gebaseerd op horen zeggen en de netmeting toonde geen karakteristieke schakelmomenten aan die duiden op een hennepplantage. Bij het binnentreden werd geen hennep aangetroffen, en de rechtbank vond de discrepanties in de processen-verbaal zorgwekkend voor de betrouwbaarheid van het bewijs.

De rechtbank concludeerde dat de machtiging tot binnentreden onrechtmatig was, omdat deze was afgegeven zonder voldoende grond voor verdenking. Dit leidde tot een onherstelbaar vormverzuim, waardoor al het bewijs dat door de politie was verzameld, niet kon worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig was geschaad in zijn recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Gezien het gebrek aan bewijs na uitsluiting van het onrechtmatig verkregen bewijs, sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van de tenlastegelegde feiten.

De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke onderbouwing van een machtiging tot binnentreden en de noodzaak van een redelijk vermoeden van schuld voordat ingrijpende dwangmiddelen worden toegepast. De rechtbank wees erop dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte voorop staat en dat bewijs dat op onrechtmatige wijze is verkregen, niet kan worden gebruikt in de rechtszaal.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/866054-11
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr.drs. G.A.C. Beckers, advocaat te Sittard.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 september 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met (een) ander(en) 297 hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt of verwerkt;
Feit 2: samen met (een) ander(en) elektriciteit heeft gestolen.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft aangevoerd dat de machtiging tot binnentreden rechtmatig is afgegeven. De MMA-melding is gedetailleerd en uit de netmeting komt naar voren dat er een constant hoog stroomverbruik is. Verbalisanten mochten zonder toestemming van de bewoner binnentreden. Dat er tevens een hennepgeur geroken wordt, maakt het standpunt dat de machtiging terecht is afgegeven alleen maar sterker. Dat het stamproces-verbaal enige discrepanties vertoont met de inhoud van het dossier is slordig, maar niet van belang. De inhoud van het dossier dient leidend te zijn voor een bewezenverklaring. Al het bewijs is rechtmatig aangetroffen. Verdachte bekent dat hij hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. Gelet op de lange periode waarin geteeld is, vindt de officier van justitie een werkstraf van 120 uren op zijn plaats.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de machtiging tot binnentreden in de woning van verdachte niet afgegeven had mogen worden. De MMA-melding wordt niet ondersteund door enig bewijsmiddel. De verrichte netmeting wijst immers uit dat er sprake is van een constante stroomafname, wat niet strookt met de karakteristieke schakelmomenten van een hennepplantage. Dat verbalisanten een hennepgeur ruiken komt de raadsman vreemd voor, nu er bij onderzoek geen hennep in de woning aanwezig blijkt te zijn. Daarnaast is niet binnengetreden op basis van vrijwillige toestemming van de verdachte. Hierdoor is sprake van een onherstelbaar vormverzuim dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Dat brengt met zich mee dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 25 mei 2010 wordt door verbalisanten binnengetreden in de woning van verdachte. Aanleiding hiertoe is een MMA-melding, gevolgd door een netmeting. Op basis van deze informatie wordt een machtiging tot binnentreden afgegeven. Bij het naderen van de woning ruiken verbalisanten een hennepgeur. In de woning van verdachte wordt een inrichting aangetroffen voor hennepteelt. Er waren geen hennepplanten aanwezig. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat hij samen met een ander eigenaar van de aangetroffen hennepplantage was en dat de elektriciteit werd afgetapt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Allereerst overweegt de rechtbank dat wezenlijke informatie die gerelateerd wordt in het stamproces-verbaal op punten niet overeenstemt met de onderliggende stukken in het dossier. Deze discrepanties zijn storend en baren de rechtbank zorgen wat betreft de zorgvuldigheid en betrouwbaarheid van de stukken die haar worden aangereikt.
De rechtbank gaat bij de beoordeling van deze strafzaak vanzelfsprekend uit van de onderliggende processen-verbaal.
Aanleiding tot het binnentreden in de woning van verdachte is een MMA-melding, gevolgd door een netmeting.
De MMA-melding bevat weliswaar gedetailleerde informatie over de hennepplantage die verdachte in zijn woning exploiteert, echter de melder heeft deze informatie volgens de MMA-melding van horen zeggen. Nu het hier dus niet gaat om een eigen waarneming dient deze melding deugdelijk geverifieerd en ondersteund te worden alvorens gesproken kan worden van een redelijk vermoeden van schuld.
Die ondersteuning zou kunnen komen uit de netmeting maar de netmeting wijst uit dat er constant veel stroom wordt afgenomen door de gemeten woningen. Nu het voor een hennepplantage karakteristieke schakelmoment ontbreekt zegt deze netmeting niets over het al dan niet aanwezig zijn van een hennepplantage in één van de gemeten woningen.
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat de machtiging tot binnentreden is afgegeven terwijl er sprake was van onvoldoende grond voor verdenking. De machtiging is vervolgens ook gebruikt als legitimatie voor de binnentreding zodat deze reeds daarom als onrechtmatig is te beschouwen.
In het stamproces-verbaal wordt gerelateerd dat verbalisanten bij nadering van de woning van verdachte een hennepgeur ruiken. Dit zou een aanvullende grond voor verdenking kunnen opleveren op grond waarvan alsnog voldoende grond voor verdenking zou kunnen bestaan om binnen te treden. Het gebrek aan de machtiging zou als geheeld kunnen worden beschouwt.
Echter, na binnentreden blijkt dat er geen hennepplanten in de woning aanwezig zijn, de lampen in de inrichting niet branden en deze niet in werking is. Hoe dan toch een zodanig sterke henneplucht uit de woning zou kunnen komen dat deze bij nadering daarvan buiten te ruiken is, is een raadsel. Mede in het licht van eerder gememoreerde onjuistheden in het stam-procesverbaal overtuigt deze mededeling in het stam-procesverbaal niet. Daarmee bestaat er ten tijde van de binnentreding met behulp van de machtiging nog steeds onvoldoende grond voor verdenking.
Volgens de machtiging mag bij afwezigheid van de bewoner worden binnengetreden voor zover dat dringend noodzakelijk is. Nu één van de verbalisanten telefonisch contact met verdachte heeft gehad, waarbij verdachte heeft aangegeven binnen 20 minuten ter plaatse te zijn, en ook overigens niet wordt gerept over omstandigheden die het binnentreden zonder toestemming dringend noodzakelijk maken, ziet de rechtbank deze dringende noodzaak niet.
Alles overziend, acht de rechtbank genoemde informatie niet toereikend om over te gaan tot een zo ingrijpend dwangmiddel als binnentreden zonder toestemming van de bewoner. Er is dan ook sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Voor de rechtbank is het een ernstig vormverzuim, omdat verdachte is geschaad in het recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer.
De rechtbank moet op basis van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering bepalen welk gevolg verbonden moet worden aan het verzuim. Daarbij stelt zij vast dat al het bewijs dat door de politie in deze zaak is verzameld, rechtstreeks is verkregen door het verzuim. Nu verdachte met de schending van zijn huisrecht en privacy ingrijpend nadeel heeft ondervonden, is bewijsuitsluiting op zijn plaats. Na uitsluiting van het bewijs, resteert er onvoldoende bewijs om tot een veroordeling voor (een van) de tenlastegelegde feit(en) te komen. De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken.
4 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 september 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 24 mei 2010 in de gemeente Kerkrade, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld, bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 297 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal, bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 24 mei 2010 in de gemeente Kerkrade, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder hun/zijn bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.