ECLI:NL:RBMAA:2012:BX7303

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/993002-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer van de Rechtbank Maastricht oordeelt over belastingfraude met omzetbelasting

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 10 september 2012 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die gedurende een periode van vier jaar samen met een ander opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan. Dit leidde tot onterecht ontvangen belastingteruggaven van meer dan € 280.000,00 van de Belastingdienst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn bekennende verklaring, niet volledig verantwoordelijk kon worden gehouden voor de fraude, omdat hij in vertrouwen was gegaan met een frauduleuze boekhouder. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een maximale werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een valse aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2006, omdat deze aangifte 0 bedroeg. De rechtbank hield rekening met de lange tijd die verstreken was sinds het plegen van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die zijn leven weer op de rails leek te hebben na een turbulente periode met verslavingsproblematiek. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/993002-12
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 september 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. J.J.M. Goltstein, advocaat te Kerkrade.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 augustus 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
al dan niet samen met een ander/anderen meerdere keren een onjuiste aangifte omzetbelasting heeft gedaan, met als gevolg dat hij belastingteruggaven heeft ontvangen, terwijl hij daar geen recht op had;
subsidiair:
al dan niet samen met een ander/anderen meerdere keren de Belastingdienst heeft opgelicht.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is. Daartoe heeft zij verwezen naar het dossier, met hierin de bevindingen van de FIOD en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ook de raadsman is van mening dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het onder primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 27 augustus 2012;
- de aangiften omzetbelasting ten name van verdachte;
- de verklaring van de getuige [D.], ambtenaar van de Belastingdienst;
- de berekening betreffende het door de Belastingdienst geleden nadeel.
De rechtbank zal verdachte wel (partieel) vrijspreken van het doen van een valse aangifte Omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2006, nu deze aangifte 0 bedroeg.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 27 maart 2006 tot en met 3 april 2010 in de gemeenten Kerkrade en/of Heerlen, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten kwartaalaangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam verdachte] over de
aangiftetijdvakken:
2e kwartaal 2006 (D-36/2) en
3e kwartaal 2006 (D-36/3) en
4e kwartaal 2006 (D-36/4) en
1e kwartaal 2007 (D-37/1) en
2e kwartaal 2007 (D-37/2) en
3e kwartaal 2007 (D-37/3) en
4e kwartaal 2007 (D-37/4) en
1e kwartaal 2008 (D-38/1) en
2e kwartaal 2008 (D-38/2) en
3e kwartaal 2008 (D-38/3) en
4e kwartaal 2008 (D-38/4) en
1e kwartaal 2009 (D-39/1) en
2e kwartaal 2009 (D-39/2) en
3e kwartaal 2009 (D-39/3) en
4e kwartaal 2009 (D-39/4) en
1e kwartaal 2010 (D-40/1)
onjuist heeft gedaan, althans laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en zijn medeverdachte toen aldaar telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Heerlen ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde aangiftetijdvakken -zakelijk weergegeven- ten onrechte telkens een bedrag aan omzet, belast met het nultarief en/of een te hoog bedrag aan omzet, belast met het nultarief en/of een bedrag aan voorbelasting en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging bepleit van een voorwaardelijke gevangenisstraf, al dan niet met Reclasseringstoezicht, en een werkstraf van 240 uren.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Gedurende een periode van vier jaren heeft verdachte meerdere keren samen met een ander opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting gedaan om op die manier aanspraak te maken op teruggaven van de Belastingdienst. Hierdoor hebben verdachte en zijn mededader meer dan € 280.000,00 aan belastinggeld ontvangen, terwijl zij daar geen enkel recht op hadden.
Het gedurende enkele jaren op een dusdanige schaal profiteren van het belastingstelsel en het benadelen van de Staat der Nederlanden rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij snapt dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn belastingaangiften, maar dat hij in feite uit naïviteit bij dit feit betrokken is geraakt. Dit omdat hij in blind vertrouwen in zee is gegaan met een (zo bleek achteraf) frauduleuze boekhouder, die inmiddels met de noorderzon vertrokken lijkt te zijn. Ondanks dat de “boekhouder” waar verdachte over spreekt niet meer te traceren is, gelooft de rechtbank wel dat er een derde in het spel is geweest, aangezien er namens verdachte ook nog aangifte is gedaan gedurende de tijd dat hij (uit anderen hoofde) gedetineerd zat. Daar staat tegenover dat de rechtbank het moeilijk te geloven vindt dat verdachte gedurende al die jaren niet in de gaten had dat hij wel heel erg veel geld van de belastingdienst terug kreeg.
Nu het dossier echter geen aanknopingspunten biedt waaruit de juiste gang van zaken kan worden opgemaakt, zal de rechtbank deze onzekerheid in het voordeel van verdachte uitleggen. Ten voordele van verdachte zal de rechtbank tevens rekening houden met de omstandigheid dat er relatief veel tijd is verstreken na het plegen van het onderhavige feit en dat verdachte zijn leven weer op de rails lijkt te hebben na een (kennelijk) zeer turbulente levensfase met een ernstige verslavingsproblematiek.
Al met al acht de rechtbank het passend aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Om voldoende recht te doen aan de ernst van het gepleegde feit zal zij daarnaast de maximale werkstraf opleggen van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, naar rato van 2 uren per dag. De rechtbank zal verdachte géén verplicht reclasseringstoezicht opleggen, zoals door de raadsman bepleit, nu de rechtbank dit niet nodig acht en verdachte zelf heeft aangegeven blij te zijn dat hij hier net van af was.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. J.S. Holthuis en
mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 september 2012.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart
2006 tot en met 3 april 2010 in de gemeente(n) Kerkrade en/of Heerlen en/of
elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
(een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (kwartaal)aangifte(n) voor de
omzetbelasting ten name van [naam verdachte] over het/de
aangiftetijdvak(ken):
1e kwartaal 2006 (D-36/1) en/of
2e kwartaal 2006 (D-36/2) en/of
3e kwartaal 2006 (D-36/3) en/of
4e kwartaal 2006 (D-36/4) en/of
1e kwartaal 2007 (D-37/1) en/of
2e kwartaal 2007 (D-37/2) en/of
3e kwartaal 2007 (D-37/3) en/of
4e kwartaal 2007 (D-37/4) en/of
1e kwartaal 2008 (D-38/1) en/of
2e kwartaal 2008 (D-38/2) en/of
3e kwartaal 2008 (D-38/3) en/of
4e kwartaal 2008 (D-38/4) en/of
1e kwartaal 2009 (D-39/1) en/of
2e kwartaal 2009 (D-39/2) en/of
3e kwartaal 2009 (D-39/3) en/of
4e kwartaal 2009 (D-39/4) en/of
1e kwartaal 2010 (D-40/1)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en (één of meer van) zijn medeverdachte(n)
toen aldaar (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienst te Kerkrade en/of Heerlen en/of elders in Nederland,
ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e)
aangiftetijdvak(ken), in elk geval één of meer tijdvak(ken), -zakelijk
weergegeven-
ten onrechte geen omzet en/of (telkens) een bedrag aan omzet, belast met het
nultarief en/of (telkens) een te hoog bedrag aan omzet, belast met het
nultarief en/of (telkens) een bedrag aan voorbelasting en/of (telkens) een te
hoog bedrag aan voorbelasting, in elk geval geen bedrag aan verschuldigde
omzetbelasting en/of (telkens) een te laag bedrag aan verschuldigde
omzetbelasting en/of (telkens) een te hoog bedrag aan terug te ontvangen
omzetbelasting opgegeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n)
dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor
zover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Art. 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen jo art. 47 Wetboek van
Strafrecht
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 maart
2006 tot en met 3 april 2010, in elk geval in of omstreeks de periode van 31
maart 2007 tot en met 3 april 2010, in de gemeente(n) Kerkrade en/of Heerlen
en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk
om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de
Belastingdienst in Nederland heeft bewogen tot de afgifte(n) van een of meer
(gira(a)l(e)) bedrag(en) aan geld (in de vorm van teruggave(n) omzetbelasting)
tot een totaalbedrag van 282.863 euro of daaromtrent, in elk geval een of meer
gira(a)l(e) bedrag(en) aan geld, in elk geval enig goed,
hebbende hij, verdachte, en (één of meer van) zijn medeverdachte(n) toen
aldaar met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- (telkens) valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst voornoemd (telkens)
(een) (kwartaal)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [NAAM VERDACHTE] gedaan, waarop (telkens) een bedrag aan omzet, belast met het
nultarief en/of (telkens) een te hoog bedrag aan omzet, belast met het
nultarief en/of (telkens) een bedrag aan voorbelasting en/of (telkens) een te
hoog bedrag aan voorbelasting, in elk geval (telkens) een te laag bedrag aan
verschuldigde omzetbelasting en/of (telkens) een te hoog bedrag aan terug te
ontvangen omzetbelasting was opgegeven,
waardoor voornoemde Belastingdienst (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte(n);