ECLI:NL:RBMAA:2012:BX6252
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de 'ik-opa-clausule' in testamentaire last
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 augustus 2012 uitspraak gedaan over de opheffing van een testamentaire last, bekend als de 'ik-opa-clausule', die was opgelegd door de erflaatster aan haar kinderen. De erflaatster, die op 24 februari 2012 overleed, had in haar testament bepaald dat haar dochters een gedeelte van hun erfdeel aan hun kinderen moesten toekennen, met als doel successiebelasting te besparen. Echter, door een wijziging in de Successiewet 1956 per 1 januari 2010, is de fiscale situatie rondom deze clausule ingrijpend veranderd. De rechtbank oordeelde dat de ongewijzigde instandhouding van de last niet langer gerechtvaardigd was, gezien de gewijzigde omstandigheden en de bedoeling van de erflaatster.
De rechtbank overwoog dat de erflaatster met de 'ik-opa-clausule' niet zozeer beoogde om bij haar overlijden daadwerkelijk een deel van haar vermogen naar haar kleinkinderen over te hevelen, maar vooral om binnen de familie successiebelasting te besparen. De rechtbank concludeerde dat de uitvoering van de last in de huidige fiscale context niet meer overeenstemde met de bedoelingen van de erflaatster. De rechtbank heeft daarom de last opgeheven, waarbij de laatste wil van de erflaatster voor het overige intact blijft.
Verzoekster, die de procedure voerde voor zichzelf en haar minderjarige kinderen, werd niet-ontvankelijk verklaard voor zover het verzoek namens de kinderen was gedaan, omdat alleen de lastplichtige zich op grond van artikel 4:134 van het Burgerlijk Wetboek tot de rechter kan wenden. De rechtbank heeft het verzoek tot opheffing van de last toegewezen en het meer of anders verzochte afgewezen.